ECLI:NL:RBZWB:2024:7926

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
C/02/428748 JE RK 24-2080 en C/02/428747 JE RK 24-2079
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Triest
  • A. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Spoedmachtiging uithuisplaatsing van een minderjarige in netwerkpleeggezin na incidenten in crisisgroep

Op 14 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een spoedmachtiging verleend voor de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], in een netwerkpleeggezin. Deze beslissing volgde op ernstige incidenten die plaatsvonden in de crisisgroep waar [minderjarige] verbleef. De kinderrechter oordeelde dat de veiligheid van de andere jongeren in de groep niet langer kon worden gewaarborgd door het ongrijpbare en grensoverschrijdende gedrag van [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] sinds vijf maanden in de crisisgroep verbleef en dat er meerdere incidenten waren, waaronder het aantreffen van een machete en harddrugs op zijn kamer. Dit leidde tot de conclusie dat [minderjarige] in een negatieve spiraal terecht was gekomen, met een gebrek aan toekomstperspectief en een afname van schoolbezoek.

De gecertificeerde instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming Brabant, verzocht om een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin voor de duur van vier weken, zonder voorafgaand horen van de belanghebbenden. De kinderrechter oordeelde dat het dringend noodzakelijk was om deze machtiging te verlenen, gezien de omstandigheden en het gedrag van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

De kinderrechter heeft de ouders en de GI in de gelegenheid gesteld om hun mening te geven tijdens een mondelinge behandeling. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Van Triest, kinderrechter, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld door mr. Toekoen, eveneens kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers: C/02/428748 / JE RK 24-2080 (spoed)
C/02/428747 / JE RK 24-2079 (regulier)
Datum uitspraak: 14 november 2024
beschikking van de kinderrechter over een (spoed)uithuisplaatsing
in de zaken van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
locatie Etten-Leur,
betreffende
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: vader,
wonende te [woonplaats 2] .

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 14 november 2024, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2
Bij beschikking van 19 januari 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI, met ingang van 19 december 2023 tot 19 december 2024.
2.3
Laatstelijk, bij beschikking van 8 mei 2024 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met ingang van 8 mei 2024 tot 19 december 2024.
2.4
Op grond van bovengenoemde machtiging verblijft [minderjarige] bij [de crisisgroep] bij [organisatie].

3.De verzoeken

3.1
De GI verzoekt een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin voor de duur van vier weken en om deze beschikking onverwijld af te geven, zonder daaraan voorafgaand horen van de belanghebbenden.
3.2
Daarnaast verzoekt de GI om [minderjarige] aansluitend uit huis te mogen plaatsen in een pleeggezin voor de duur van de ondertoezichtstelling.
3.3
De GI verzoekt verder om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beoordeling

Wat zegt de wet?
4.1
Op basis van artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
4.2
Op grond van artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking over het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing onverwijld worden afgegeven, indien de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de jeugdige.
Wat vindt de kinderrechter?
4.3
Op grond van de overgelegde stukken komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is om de verzochte spoedmachtiging te verlenen. Gebleken is dat er grote zorgen zijn over het gedrag van [minderjarige] .
4.4
[minderjarige] verblijft sinds vijf maanden bij [de crisisgroep], een crisisgroep bij [organisatie]. Als gevolg van een incident op 11 november 2024 heeft [organisatie] de GI te kennen gegeven dat [minderjarige] niet langer op de crisisgroep kan verblijven. Op de kamer van [minderjarige] zijn een machete en harddrugs aangetroffen. Voorafgaand aan dit incident hebben er ook andere incidenten plaatsgevonden. [organisatie] heeft aangegeven de veiligheid van de andere jongeren op de groep niet meer te kunnen waarborgen als [minderjarige] op de groep blijft. Op de groep wordt gezien dat [minderjarige] complex en ongrijpbaar gedrag vertoont, veelal online en buiten het zicht van de begeleiding. Ook is sprake zelfbepalend en grensoverschrijdend gedrag, wat zich uit in ruzie zoeken en risicovol handelen. [minderjarige] lijkt in een negatieve spiraal terecht te zijn gekomen. Hij gaat nauwelijks naar school en sluit zich steeds meer af voor de groepsleiding. Mogelijk is een gebrek aan toekomstperspectief daar debet aan.
4.5
Gelet op het voorgaande komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [minderjarige] in het belang van zijn verzorging en opvoeding met spoed uit huis wordt geplaatst in een netwerkpleeggezin en dat de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige] . [minderjarige] kent het pleeggezin, oom en tante vaderzijde, goed en heeft daarmee goede contacten. Binnen dat gezin zal hulpverlening worden ingezet. Een terugplaatsing bij een van de ouders is niet aan de orde.
4.6
De GI en de ouders worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven op het verzoek op de hierna vermelde mondelinge behandeling. [minderjarige] wordt in de gelegenheid gesteld zijn mening te geven, maar dit hoeft niet als hij dat niet wil. Hij mag de kinderrechter ook een brief schrijven.
4.7
In afwachting van deze mondelinge behandeling zal de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin voor de duur van twee weken worden verleend, onder aanhouding van het overige deel van het verzoek, als in het dictum vermeld.
4.8
De kinderrechter zal de toewijzende beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als hiertegen hoger beroep wordt ingesteld.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1
verleent een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin, te weten oom en tante vaderszijde, met ingang van 14 november 2024 tot 28 november 2024;
5.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3
houdt het resterende deel van het verzoek om een (aansluitende) machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen aan tot de mondelinge behandeling van
[datum] 2024 te [uur]bij de kinderrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant (mr. Combee), locatie Breda, Stationslaan 10, 4815 GW;
5.4
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de GI, de moeder en de vader;
5.5
bepaalt dat [minderjarige] door de griffier bij separate brief wordt opgeroepen om, als hij dat wil, zijn mening kenbaar te maken tijdens een kindgesprek, op een dag voorafgaande aan voormelde mondelinge behandeling;
5.6
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2024 door mr. Van Triest, kinderrechter.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is bij afwezigheid van mr. Van Triest op 15 november 2024 vastgesteld door mr. Toekoen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.