Op 14 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een spoedmachtiging verleend voor de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], in een netwerkpleeggezin. Deze beslissing volgde op ernstige incidenten die plaatsvonden in de crisisgroep waar [minderjarige] verbleef. De kinderrechter oordeelde dat de veiligheid van de andere jongeren in de groep niet langer kon worden gewaarborgd door het ongrijpbare en grensoverschrijdende gedrag van [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] sinds vijf maanden in de crisisgroep verbleef en dat er meerdere incidenten waren, waaronder het aantreffen van een machete en harddrugs op zijn kamer. Dit leidde tot de conclusie dat [minderjarige] in een negatieve spiraal terecht was gekomen, met een gebrek aan toekomstperspectief en een afname van schoolbezoek.
De gecertificeerde instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming Brabant, verzocht om een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin voor de duur van vier weken, zonder voorafgaand horen van de belanghebbenden. De kinderrechter oordeelde dat het dringend noodzakelijk was om deze machtiging te verlenen, gezien de omstandigheden en het gedrag van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
De kinderrechter heeft de ouders en de GI in de gelegenheid gesteld om hun mening te geven tijdens een mondelinge behandeling. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Van Triest, kinderrechter, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld door mr. Toekoen, eveneens kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.