ECLI:NL:RBZWB:2024:7940

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
02-235173-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere fietsendiefstallen met braak en in vereniging gepleegd

Op 20 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van vijf fietsendiefstallen, waarvan vier met braak en twee in vereniging gepleegd. De verdachte, geboren in 1976 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Middelburg, werd bijgestaan door raadsman mr. C. van Aken. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 6 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. D. Çolak, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte diefstallen gepleegd op verschillende data in 2024, waarbij de verdachte op camerabeelden werd herkend. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstallen, met uitzondering van feit 6, waarvoor vrijspraak volgde. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de diefstallen op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-235173-23
vonnis van de meervoudige kamer van 20 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1976, te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Middelburg,
raadsman mr. C. van Aken, advocaat te Geertruidenberg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. D. Çolak, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 30 januari 2024 in [plaats 1] een fiets van [aangever 1] heeft gestolen (feit 1),
op 1 februari 2024 in [plaats 2] een fiets van [aangever 2] heeft gestolen (feit 2),
op 10 februari 2024 in [plaats 3] een fiets van [aangever 3] heeft gestolen (feit 3),
op 19 juni 2024 in [plaats 1] samen met een ander een fiets van [aangever 4] heeft gestolen, subsidiair dat hij daarbij heeft geholpen (feit 4),
op 18 juli 2024 in [plaats 1] samen met een ander een fiets van [bedrijf] heeft gestolen (feit 5)
en op 18 juli 2024 in [plaats 1] twee fietsen van [aangever 5] en/of [aangever 6] heeft gestolen (feit 6).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstallen. Enkel voor de feiten 3 en 6 dient partiële vrijspraak te volgen voor braak.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het eerste feit. De camerabeelden waarop de herkenning van verdachte is gebaseerd, zijn van een niet al te goede kwaliteit. De beschrijvingen van de herkenning van verdachte zijn te algemeen en zijn met name gebaseerd op de kleding van verdachte in plaats van aan de hand van unieke fysieke kenmerken. Verdachte heeft een broer die op hem lijkt. Dit biedt ruimte voor een alternatief scenario. Er is dus onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat het verdachte is geweest die de diefstal heeft gepleegd.
Bij het tweede feit is de fiets aangetroffen in de schuur van verdachte, maar is er geen onderzoek gedaan naar de door verdachte overgelegde aankoopbewijzen in het kader van zijn eenmanszaak als fietsenhandelaar. Bovendien heeft verdachte deze fiets al drie tot vier jaar geleden gekocht en in bezit voor eigen gebruik. Ook is niet controleerbaar van welke kwaliteit de camerabeelden zijn waarop de diefstal te zien was. Er is daarom onvoldoende bewijs dat verdachte betrokken was bij de diefstal.
Bij feit drie stelt de politie dat de uitgelezen camerabeelden van slechte kwaliteit zijn. Ook hier wordt verdachte weer enkel herkend op basis van kleding en schoenen. De kenmerken waarop de politie verdachte heeft herkend zijn te algemeen. Daarom moet vrijspraak volgen voor feit drie.
Ook bij het vierde feit is de herkenning zeer algemeen. Daarom kan niet met voldoende zekerheid geconstateerd worden dat de ambtshalve herkenning van verdachte voldoende betrouwbaar is. Om die reden dient vrijspraak te volgen voor feit vier.
Voor feit vijf refereert de verdediging zich voor de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
Bij het zesde feit zijn de fietsen eveneens aangetroffen in de schuur van verdachte, maar is er evenmin onderzoek gedaan naar de door verdachte overgelegde aankoopbewijzen van de fietsen. Op die aankoopbewijzen is te zien dat verdachte fietsen heeft gekocht van ene [persoon] . Er is ook een redelijke prijs voor die fietsen betaald. Gelet hierop is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de diefstal. Ook voor dit feit dient vrijspraak te volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten 1, 2 en 3
Uit de aangifte van [aangever 1] blijkt dat op 30 januari 2024 zijn elektrische fiets is gestolen bij de stalling bij Albert Heijn in [plaats 1] . De politie heeft camerabeelden van Albert Heijn uitgelezen en heeft daarbij een signalement beschreven van de persoon die de fiets stal. Stills van deze camerabeelden zijn in het dossier gevoegd. Op 11 en 18 juli 2024 heeft de politie deze verdachte herkend als [verdachte] .
Uit de aangifte van [aangever 3] blijkt dat op 11 februari 2024 zijn elektrische fiets is gestolen bij Jumbo in [plaats 3] . De politie heeft camerabeelden van Jumbo uitgelezen en heeft daarbij een signalement van de betreffende verdachte beschreven. Stills van deze camerabeelden zijn in het dossier gevoegd. Op 11 februari, 11 maart en 11 juli 2024 heeft de politie deze verdachte herkend als [verdachte] .
Uit de aangifte van [aangever 2] blijkt dat op 1 februari 2024 de Batavus-fiets van haar zoon is gestolen bij [school] in [plaats 2] . De politie heeft camerabeelden van [school] uitgelezen en heeft daarbij een signalement beschreven van de persoon die de fiets stal. De politie heeft beschreven dat deze persoon overeenkwam met de persoon die te zien is op de camerabeelden van de diefstal van de fiets bij Albert Heijn in [plaats 1] en bij Jumbo in [plaats 3] . Op 20 juli 2024 heeft de politie de betreffende Batavus-fiets aangetroffen in de schuur van verdachte.
Het verweer van de verdediging dat de stills van de camerabeelden vaag zijn en dat daarop niet verdachte kan worden herkend, wordt verworpen. De politie beschrijft immers dat de camerabeelden bij Albert Heijn vloeiend zijn, in kleur en van goede kwaliteit. De beelden van Jumbo zijn volgens de beschrijving van de politie eveneens in kleur en van goede kwaliteit. Ook de beelden van [school] zijn volgens de beschrijving van de politie van goede kwaliteit.
Het verweer van de verdediging dat de herkenningen van verdachte door de politie te algemeen zijn en dat niet exact wordt aangegeven welke kenmerken aanleiding hebben gegeven tot de herkenning, wordt eveneens verworpen. De verbalisanten hebben immers beschreven dat ze verdachte herkennen aan zijn lichaamsbouw, houding en zeer kenmerkende gezichtsvorm. Daarbij wordt specifiek genoemd de opvallende jukbeenderen, de bredere kaaklijn, het vierkanter gevormd hoofd, de rimpels langs de neus, de relatief opvallende stand van de mond en de ietwat kleine mond, zonder volle lippen. Daarbij is van belang dat de verbalisanten beschrijven dat zij op 1 maart 2024 met verdachte variërend tussen 30 en 90 minuten in contact of gesprek zijn geweest en zij verdachte dus lang genoeg hebben gezien om de herkenning te kunnen doen. Het verweer van verdachte dat het mogelijk zijn broer is geweest die de diefstallen heeft gepleegd, wordt daarom eveneens verworpen.
Het verweer van verdachte dat hij de Batavus-fiets reeds 3 tot 4 jaar geleden heeft gekocht, wordt als kennelijk leugenachtig verworpen. De Batavus-fiets is immers pas op 1 februari 2024 als gestolen opgegeven.
Op grond van voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voornoemde fietsen heeft gestolen. Voor de fietsen van [aangever 1] en [aangever 2] acht de rechtbank bewezen dat verdachte deze diefstal met braak heeft gepleegd. De verbalisanten beschrijven immers dat verdachte bij deze fietsen respectievelijk het fietsslot probeert te forceren en aan het fietsslot wrikt. Voor de fiets van [aangever 3] acht de rechtbank geen braak bewezen, omdat zulks niet uit de beschrijving van de politie blijkt.
Feit 4
Op 19 juni 2024 waren verbalisanten van de politie in burgerkleding aanwezig nabij [hotel] in [plaats 1] , waarbij zij zich bezig hielden met een gerichte actie op fietsendieven. Zij zagen twee mannen staan op het trottoir, waarvan de verbalisanten één van deze twee direct herkende als [verdachte] . De verbalisanten zagen dat deze twee mannen naast twee elektrische fietsen stonden en opvallend om zich heen aan het kijken waren. Even later zagen zij dat de medeverdachte voorover gebogen stond bij een zwarte damesfiets en dat hij bezig was met het slot van deze fiets. Zij zagen dat verdachte ongeveer twee meter voor hem stond en dat hij opzichtig om zich heen keek. Zij zagen dat de medeverdachte op de damesfiets stapte en ging fietsen. Daarop zijn verdachten aangehouden. De verbalisanten zagen dat het slot van de fiets geopend was. Op het wegdek, ongeveer twee meter naast de fiets, zagen de verbalisanten gereedschap liggen dat hen ambtshalve bekend is als gereedschap dat wordt gebruikt voor het openen van fietssloten. Op 19 juni 2024 heeft de eigenaresse van de fiets, [aangever 4] , aangifte gedaan van diefstal van haar fiets. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander deze diefstal met braak heeft gepleegd.
Feit 5
Op 18 juli 2024 waren verbalisanten van de politie in burgerkleding aanwezig in het bosgebied tussen [plaats 3] en [plaats 1] , waarbij zij zich bezig hielden met een gerichte actie op fietsendieven. Op enig moment zagen de verbalisanten twee mannen in de bosschages, hen ambtshalve bekend als fietsendieven. Zij zijn de mannen gevolgd. Ze zagen dat ‘man 1’ een fiets vastpakte, dat ‘man 2’ zich bukte naast de fiets ter hoogte van het slot, dat ‘man 2’ handelingen verrichtte met zijn handen ter hoogte van het slot, waarna de fiets van het slot sprong, dat ‘man 2’ overeind kwam en dat ‘man 1’ op de fiets stapte en direct weg fietste. De verbalisanten hebben daarop beide mannen aangehouden. ‘Man 1’ bleek te zijn verdachte [verdachte] . Daar komt bij dat bij de fouillering van verdachte gereedschap en onderdelen zijn aangetroffen waarvan de verbalisanten ambtshalve bekend is dat deze worden gebruikt bij fietsendiefstallen. Op 18 juli 2024 heeft de eigenaar van de fiets, [bedrijf] , aangifte gedaan van diefstal van de fiets. De verklaring van verdachte dat de fiets niet op slot stond en dat hij de fiets juist terug wilde brengen naar de rechtmatige eigenaar, acht de rechtbank gelet op het voorgaande niet aannemelijk. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander deze diefstal met braak heeft gepleegd.
Feit 6
Uit de aangiftes van [aangever 5] en [aangever 6] blijkt dat op 18 juli 2024 hun elektrische Gazelle-fietsen zijn gestolen in [plaats 1] , bij de strandopgang van [locatie] . Op 20 juli 2024 heeft de politie de betreffende Gazelle-fietsen aangetroffen in de schuur van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij de fietsen heeft gekocht en heeft daartoe een tweetal verkoopfacturen overgelegd. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier blijkt dat verdachte op 18 juli 2024 in [plaats 1] is geweest. De rechtbank kan verder echter niet vaststellen dat het verdachte is geweest die de fietsen bij de strandopgang heeft gestolen, waarbij zij tevens de door verdachte overgelegde verkoopfacturen betrekt. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 30 januari 2024 te [plaats 1] , gemeente [plaats 4] ,
een (blauwe elektrische) fiets (Gazelle Ultimate C8+ Belt Connect, die aan [aangever 1] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2.
op 1 februari 2024 te [plaats 2] , een (zwarte) fiets (Batavus Mambo Spir-H N7), die aan [aangever 2] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
3.
op 10 februari 2024 te [plaats 3] , gemeente [plaats 4] , een (blauwe) fiets (Gazelle Grenoble c8 Hmb), die aan [aangever 3] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
op 19 juni 2024 te [plaats 1] , gemeente [plaats 4] ,
tezamen en in vereniging met een ander een (zwarte elektrische) fiets (Gazelle), die aan [aangever 4] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
5.
op 18 juli 2024 te [plaats 1] , gemeente [plaats 4] ,
tezamen en in vereniging met ander een (blauwe) fiets (Gazelle), die aan een winkel, te weten [bedrijf] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging is een korte gevangenisstraf eventueel in combinatie met een voorwaardelijk deel of een taakstraf passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf fietsendiefstallen, waarvan vier diefstallen met braak en waarvan hij tweemaal samen met een ander de diefstal pleegde. Dergelijke feiten zijn vervelend, zorgen voor onrust in de samenleving en bezorgen de eigenaren veel overlast.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met straffen die normaliter voor dit soort feiten worden opgelegd en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft een strafblad waarop enkele strafbare feiten staan. Er is geen recidive voor fietsendiefstallen. De rechtbank houdt verder rekening met toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank acht het daarnaast van belang dat er een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd als stok achter de deur voor verdachte om zich niet meer schuldig te maken aan strafbare feiten. Alles afwegend acht de rechtbank passend een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

7.Het beslag

7.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder feit 6 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2:Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 3:Diefstal;
feit 4 primair:Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 5:Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zes (6) maanden, waarvan drie (3) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 995 EUR, ibn 18-07-2024
(Omschrijving: PL2000-2024181161-G2749946);
* 1 STK Schroevendraaier
(Omschrijving: PL2000-2024181161-G2749938, Groen);
* 1 STK Mes
(Omschrijving: PL2000-2024181161-G2749936, Bruin, merk: Robert Herden Carbon);
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. Hartman, voorzitter, mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. A.B. Scheltema Beduin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 november 2024.
Mr. Hartman en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 30 januari 2024 te [plaats 1] , gemeente [plaats 4] , in elk geval in Nederland,
een (blauwe elektrische) fiets (Gazelle Ultimate C8+ Belt Connect), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [aangever 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
(Artikel art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 1 februari 2024 te [plaats 2] , in elk geval in Nederland, een (zwarte) fiets (Batavus Mambo Spir-H N7), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [aangever 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
(Artikel art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 10 februari 2024 te [plaats 3] , gemeente [plaats 4] , in elk geval in Nederland, een (blauwe) fiets (Gazelle Grenoble c8 Hmb), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [aangever 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
(Artikel art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 19 juni 2024 te [plaats 1] , gemeente [plaats 4] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (zwarte elektrische) fiets (Gazelle), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [aangever 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
(Artikel art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 19 juni 2024 te [plaats 1] , gemeente [plaats 4] , in elk geval in Nederland, een (blauwe elektrische) fiets (Gazelle), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [aangever 4] , in elk geval aan een ander dan aan [medeverdachte] en/of verdachte toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl [medeverdachte] en/of verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 19 juni 2024 te [plaats 1] , gemeente [plaats 4] , in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- op zoek te gaan naar fietsen die gestolen kunnen worden en/of
- (vervolgens) op de uitkijk te staan;
(Artikel art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij, op of omstreeks 18 juli 2024 te [plaats 1] , gemeente [plaats 4] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een (blauwe) fiets (Gazelle), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een winkel, te weten [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
(Artikel art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht)
6.
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 18 juli 2024 te [plaats 1] , gemeente [plaats 4] , in elk geval in Nederland, een (zwarte) fiets (Gazelle Greneoble C8 Hmb) en/of een (zwarte) fiets (Gazelle Grenoble), in elk geval enige goederen, die geheel of ten dele aan [aangever 5] en/of [aangever 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
(Artikel art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)