ECLI:NL:RBZWB:2024:7944

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
C/02/428031 / FA RK 24-4964
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Willemsen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 november 2024 een zorgmachtiging verleend op verzoek van de officier van justitie voor een betrokkene, geboren in 1950. De rechtbank heeft de procedure gestart na ontvangst van een verzoekschrift op 25 oktober 2024. Tijdens de mondelinge behandeling, die achter gesloten deuren plaatsvond, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar echtgenoot en twee dochters. De officier van justitie was niet aanwezig.

Het verzoek omvatte het toedienen van vocht en voeding, medicatie, medische controles, en het beperken van de bewegingsvrijheid van de betrokkene. De betrokkene heeft aangegeven dat zij geen verplichte zorg nodig heeft en heeft zorgen geuit over haar echtgenoot en financiële zaken. De sociaal-psychiatrisch verpleegkundige heeft echter een duidelijke omslag in het functioneren van de betrokkene waargenomen, met symptomen van boosheid en wantrouwen, en er zijn zorgen over een mogelijke neurocognitieve stoornis.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er ernstig nadeel kan ontstaan door de huidige toestand van de betrokkene, waaronder lichamelijk letsel en psychische schade. Daarom is verplichte zorg noodzakelijk, en de rechtbank heeft de gevraagde zorgmachtiging verleend voor een periode van drie maanden, tot 11 februari 2025. De rechtbank heeft de overige verzochte zorgvormen afgewezen, omdat deze niet noodzakelijk zijn gebleken. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter Willemsen, met griffier Baremans aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/428031 / FA RK 24-4964
Datum uitspraak: 11 november 2024
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1950 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonend [woonadres] ,
advocaat mr. V.C. Andeweg te Breda.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 25 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 november 2024. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
  • de heer [naam] , sociaal-psychiatrisch verpleegkundige Ggz;
  • de echtgenoot van betrokkene;
  • twee dochters.
1.3.
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Het verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging, als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), voor de duur van zes maanden te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- het toedienen van vocht en voeding;
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.De standpunten

3.1.
Betrokkene merkt op dat verplichte zorg zoals verzocht niet nodig is. Wel is zij er stellig van overtuigd dat er veel dingen ‘achter haar rug om’ gebeuren. Zij benoemt in dat verband dat zij heeft ontdekt dat haar echtgenoot al langere tijd een buitenechtelijke relatie heeft, dat er ten onrechte een nieuwe hypotheekakte is opgesteld, dat er om onduidelijke redenen bedragen zijn afgeschreven en dat haar muntencollectie is verdwenen. Zij herhaalt nogmaals dat er met haar niets aan de hand is. Indien daar anders over wordt gedacht eist zij dat er een onderzoek - bij wijze van second opinion - plaats vindt om dit aan te tonen.
3.2.
De sociaal-psychiatrisch verpleegkundige brengt naar voren dat betrokkene tot twee jaar geleden een blanco psychiatrische voorgeschiedenis kende. Sinds 2023 wordt bij haar een duidelijke omslag in haar functioneren waargenomen. Er is sprake van voort-durende boosheid/wantrouwen en daaruit volgende beschuldigingen gericht naar haar echtgenoot, dochters en overige bij haar betrokken personen. Noch haar echtgenoot en dochters noch de zorgverleners lukt het om daarover met betrokkene tot een rustig en constructief gesprek te komen. Het vermoeden bestaat dat sprake is van een neurocognitieve stoornis. Ook wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat ingrijpende levens-gebeurtenissen, te weten de verhuizing van betrokkene en haar echtgenoot en het overlijden van haar zus, tot ernstige psychische ontregeling bij betrokkene hebben geleid. Diagnostisch onderzoek daarnaar heeft in eerste instantie wegens niet beschikbaarheid van de onderzoeker en vervolgens wegens afzegging door betrokkene nog niet kunnen plaats vinden. Wel is in een eerder stadium de Ggz betrokken geweest wegens geheugenklachten bij betrokkene en is er een MRI scan gemaakt. Daaruit is toen in elk geval niet gebleken van aanwijzingen duidend op een dementieel ziektebeeld. De hiervóór beschreven situatie heeft intussen geleid tot verbale escalaties tussen betrokkene en haar echtgenoot. Gevreesd wordt dat de echtgenoot van betrokkene, die tegen de situatie niet langer bestand is gebleken, daaraan ten onder zal gaan. Ook is het risico aanwezig dat het gedrag en de opstelling van betrokkene buitenshuis reacties van anderen zal gaan oproepen, met alle vervelende gevolgen voor haar verdere sociale leven en haar veiligheid van dien.
3.3.
De echtgenoot en de dochters hebben, desgevraagd naar hun visie, eensluidend aangegeven dat zij zich grote zorgen maken om de toestand van betrokkene, hun echtgenote/moeder.
3.4.
De advocaat van betrokkene voert aan dat haar cliënt duidelijk is in haar standpunt: er is bij haar geen sprake van een psychische stoornis dan wel psychogeriatrische aandoening. Indien er daarover anders mocht worden gedacht wil zij dat er daarnaar een psychiatrisch onderzoek - bij wijze van second opinion - plaats vindt. Als haar advocaat betrekt zij daarbij het gegeven dat ten aanzien van haar cliënt tot dusver noch het bestaan van een stoornis in het kader van de Wvggz noch in het kader van de Wet zorg en Dwang (Wzd) uit diagnostisch onderzoek is komen vast te staan. Daarvan uitgaande stelt zij zich uit juridisch oogpunt bezien primair op het standpunt dat het verzoek dient te worden afgewezen, of althans dat de beslissing op het voorliggend verzoek wordt aangehouden, opdat er alsnog een diagnostisch onderzoek zal kunnen plaats vinden, er op basis daarvan een nieuwe medische verklaring wordt afgegeven en de rechtbank de inhoud daarvan betrekt bij de beoordeling van het voorliggend verzoek. Indien de rechtbank anders mocht oordelen verzoekt zij - bij wijze van subsidiair standpunt - de zorgmachtiging te beperken tot het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten en de verplichte zorgvormen, voor zover die zien op het beperken van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie, te beperken tot uitsluitend de duur die noodzakelijk is voor het doen van diagnostisch onderzoek, onder afwijzing van het meer of anders verzochte.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank verleent de gevraagde zorgmachtiging. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank strekken de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling tot de overtuiging dat door een vooralsnog niet specifiek te duiden stoornis bij betrokkene op dit moment ernstig nadeel wordt veroorzaakt, of althans voorzienbaar is dat deze tot ernstig nadeel zal (kunnen) gaan leiden, bestaande uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- maatschappelijke teloorgang;
- het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag.
4.3.
In de eerste plaats is diagnostisch onderzoek nodig om te kunnen vaststellen van welke (tijdelijke) stoornis er bij betrokkene sprake is en aan de hand daarvan welk juridisch kader van toepassing is. Daarnaast is van belang dat uit bedoeld onderzoek inzichtelijk wordt wat er nodig is om het door de stoornis veroorzaakt (dreigend) ernstig nadeel af te wenden en welke zorg betrokkene nodig heeft om haar geestelijke gezondheid te stabiliseren en te herstellen.
4.4.
Gezien de opstelling van betrokkene tijdens de mondelinge behandeling dient de rechtbank het ervoor te houden dat zij niet bereid is aan diagnostisch onderzoek, als hiervóór bedoeld mee te werken en daaruit mogelijk volgende (behandel)adviezen consequent op te volgen, indien er van een vrijwillig kader sprake is. Daarom is verplichte zorg nodig. De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, het advies van de geneesheer-directeur en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- opnemen in een accommodatie.
De rechtbank zal de overige verzochte zorgvormen afwijzen, nu niet is gebleken dat deze vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn.
4.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.6.
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.
4.7.
Met inachtneming van het vorenstaande zal de rechtbank een zorgmachtiging verlenen. Wel ziet de rechtbank in het feit dat de uitkomst van een diagnostisch onderzoek bepalend is, in de eerste plaats om te kunnen vaststellen welk juridisch kader in werkelijk-heid op de situatie van betrokkene van toepassing is, aanleiding om de zorgmachtiging in duur te beperken tot een periode van drie maanden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verleent een zorgmachtiging voor
[betrokkene] , geboren op [geboortedag] 1950 in [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in rechtsover-weging 4.4 kunnen worden getroffen;
5.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 11 februari 2025;
5.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2024 door mr Willemsen, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 19 november 2024
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.