ECLI:NL:RBZWB:2024:7946

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
C/02/428362 / FA RK 24-5143 – C/02/428415 / FA RK 24-5161
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Willemsen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van crisismaatregel en zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 november 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel en het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de verzoeken van de officier van justitie beoordeeld, waarbij betrokkene, geboren in 2006, momenteel verblijft in een GGZ-instelling onder een crisismaatregel die op 6 november 2024 door de burgemeester is opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizofreniespectrumstoornis, en dat er ernstig nadeel dreigt, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, zijn advocaat en zorgprofessionals. Betrokkene heeft aangegeven dat hij tegen medicatie is en dat hij liever niet in de GGZ-instelling verblijft. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat verplichte zorg noodzakelijk is om de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en om gevaar voor hemzelf en anderen te voorkomen. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, terwijl het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel is afgewezen. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar de risico's die betrokkene loopt en de noodzaak van zorg.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/428362 / FA RK 24-5143 – C/02/428415 / FA RK 24-5161
Datum uitspraak: 11 november 2024
Beschikking
op de verzoeken van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 2006 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende te [plaats 1] , [accommodatie] ,
advocaat mr. Z. Yeral te Roosendaal.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 5 november 2024;
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 7 november 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 november 2024. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mevrouw [naam 1] , verpleegkundig specialist in opleiding;
  • de heer [naam 2] , waarnemend psychiater.
Tevens waren aanwezig:
  • mevrouw [naam 3] , co-assistent;
  • [naam 4] , begeleider.
1.3.
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Wat vaststaat

Betrokkene verblijft met een crisismaatregel in GGZ WNB. De burgemeester van Bergen op Zoom heeft de crisismaatregel op 6 november 2024 genomen.

3.De verzoeken

Door de officier van justitie is afzonderlijk verzocht:
een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7
van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), voor de duur van drie weken te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- het toedienen van vocht en voeding;
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • insluiten;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke
gezondheidszorg (Wvggz), voor de duur van zes maanden te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- het toedienen van vocht en voeding;
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene merkt op dat het goed met hem gaat. Hij gebruikt de hem door zijn behandelaar voorgeschreven medicatie, hoewel hij daar op tegen is. Dit vanuit zijn opvatting dat zijn lichaam een tempel is van God, waaraan geen schade mag worden toegebracht. Hij wil liever niet langer in de Ggz instelling verblijven. Vervolgens herhaalt betrokkene enkele malen dat hij de opdrachten volgt die in de Bijbel staan.
4.2.
De verpleegkundig specialist in opleiding brengt naar voren dat ten aanzien van betrokkene is besloten tot een crisismaatregel, nadat hij op 7 oktober 2024 buiten werd aangetroffen in een greppel, terwijl er nauwelijks contact met hem mogelijk was. Nadien bleek dat betrokkene enkele weken daarvoor was gestopt met gebruik van de hem voorgeschreven medicatie en dat hij ook eerder al zwervend en alleen sokken dragend in [plaats 2] was aangetroffen. Bij de crisisopname werd bij betrokkene een beeld gezien duidend op waanideeën. Betrokkene gaf daarover zelf aan dat hij opdrachten krijgt van God die hij moet uitvoeren. Betrokkene is vervolgens ingesteld op antipsychotica. Om redenen van procedureel-technische aard diende er opnieuw tot een aanvraag voor een zorgmachtiging te worden over gegaan.
Gezien wordt sinds het afgelopen weekend dat de toestand van betrokkene voorzichtig vooruit gaat en dat hij ook beter is in het contact. De medicatie is intussen gewijzigd, betrokkene krijgt nu medicatie toegediend, die eerder al werd voorgeschreven en door hem gebruikt. Het effect daarvan dient nog verder te worden gemonitord. Inmiddels is diagnostisch vastgesteld dat bij betrokkene van een schizofreniespectrumstoornis sprake is. Uit zijn actuele toestandsbeeld blijkt dat betrokkene nog steeds kampt met godsdienstwanen, waaraan belangrijke risico’s kleven, indien betrokkene de opdrachten die hij naar zijn zeggen van God krijgt besluit daadwerkelijk tot uitvoering te brengen. Dit en zijn ambivalente houding ten aanzien van medicatie inname maakt het lastig om concreet iets over het behandelperspectief van betrokkene aan te geven. Daarbij speelt tevens een niet onbelangrijke rol dat betrokkene kenbaar heeft gemaakt in geval van een ontslag uit de Ggz instelling niet terug bij zijn ouders te willen gaan wonen, maar in het bos te willen gaan leven. Daarom zal gedurende het behandeltraject er ook onderzoek worden gedaan naar mogelijkheden om betrokkene in een voor hem geschikte andere woonvorm onder te brengen.
Met deze toelichting kan zij achter voortgezette verplichte zorg staan, waarbij zij aantekent dat daarvoor in haar visie een periode van ten minste drie weken, maar eigenlijk een langere periode, te weten bij voorkeur zes maanden nodig is. Als de op dit moment noodzakelijke verplichte zorgvormen benoemt zij het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles, het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, het beperken van de bewegingsvrijheid en het opnemen in een accommodatie.
4.3.
De psychiater sluit zich aan bij hetgeen door de verpleegkundig specialist in opleiding naar voren is gebracht. Aanvullend merkt hij op dat betrokkene in een eerder stadium behandeling heeft gehad in verband met aan autisme verwante kenmerken. Verplichte zorg, waar die ziet op klinische opname, zal naar nu valt in te schatten niet voor een totale periode van zes maanden toegepast hoeven te worden. Wel zal voor het klinisch instellen van betrokkene op depotmedicatie de tijd moeten worden genomen die daarvoor nodig is. Verder wenst hij te benadrukken dat, zodra betrokkene stopt met medicatiegebruik de eerdere psychotische toestand zal herleven. Er is dan sprake van een toenemende kans op incidenten, waarbij hij vanuit opdrachten die hij naar zijn zeggen van God krijgt agressie gericht op zichzelf en naar anderen gaat vertonen. Ook verwacht hij ernstige problemen in het geval dat betrokkene in geval van een ontslag besluit buiten in het bos te gaan leven. Met deze toelichting kan hij achter het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging staan voor de aldus verzochte periode.
4.4.
De advocaat van betrokkene voert aan dat zijn cliënt zich niet herkent in de medische verklaring. Zijn cliënt heeft hem daarover in het voorgesprek aangegeven dat hij hetgeen hem uit Bijbel wordt opgedragen opvolgt en dit niet per definitie betekent dat er bij hem van een psychische stoornis sprake is. Hij heeft zijn cliënt voorgehouden dat het opvolgen van opdrachten uit de Bijbel ook tot het uitvoeren van levensgevaarlijke acties zou kunnen leiden. Betrokkene heeft daarop geantwoord dat dit niet of in elk geval niet langer het geval is. Ook heeft zijn cliënt duidelijk gemaakt dat hij niet voornemens is in het bos te gaan leven, maar terug te keren naar huis, werk te gaan zoeken en wanneer hij over voldoende financiën beschikt een woning te gaan huren. Uit dit alles concludeert hij als zijn raadsman dat van het bestaan of van het risico op (onmiddellijk dreigend) ernstig nadeel niet (langer) kan worden gesproken. Namens betrokkene stelt hij zich daarom primair op het standpunt dat beide verzoeken dienen te worden afgewezen. In het geval dat de rechtbank anders mocht oordelen verzoekt hij namens betrokkene - bij wijze van subsidiair standpunt - een machtiging tot voortzetting crisismaatregel te verlenen. Daarbij houdt hij nadrukkelijk rekening met de beperktere daarvoor geldende maximale duur en het feit dat de klinische opname een behoorlijke inbreuk vormt op de persoonlijke levenssfeer van zijn cliënt. Na verloop van de periode van de voortzetting crisismaatregel kan, indien dit noodzakelijk wordt gevonden, de situatie op dat moment opnieuw worden getoetst.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde zorgmachtiging. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
De rechtbank is op grond van de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling van oordeel dat vast staat dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De enkele ontkenning van betrokkene dat bij hem van een psychische stoornis sprake is geeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de medische verklaring.
5.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is eveneens gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- levensgevaar;
- ernstige psychische schade;
  • ernstige materiële schade;
  • ernstige verwaarlozing;
  • maatschappelijke teloorgang
- het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag;
- gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat betrokkene op 7 oktober 2024 buiten is aangetroffen, terwijl er op dat moment met hem nauwelijks contact kon worden gemaakt. Bij opname gaf betrokkene er blijk van te kampen met waanideeën, waarover hij zelf heeft aangegeven dat hij opdrachten volgt die in de Bijbel staan. Zijn behandelaar heeft daarover aangegeven dat, zodra betrokkene daadwerkelijk over zou gaan tot het uitvoeren van deze opdrachten, er aanzienlijke risico’s op gevaar voor hemzelf en voor anderen kunnen ontstaan. Tevens heeft de behandelaar gewezen op de risico’s op gevaar indien betrokkene in zijn huidige toestand aan het door hem geuite voornemen om in het bos te gaan wonen en zwerven uitvoering mocht geven.
5.4.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene zorg nodig.
5.5.
Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij tegen medicatie toediening is. Verder blijkt uit de stukken dat bij hem enig ziektebesef ontbreekt en dat hij de medicatie, die zijn behandelaar nodig acht om verder te stabiliseren, uitsluitend gebruikt omdat er van een verplicht kader sprake is. Gelet daarop dient de rechtbank het ervoor te houden dat bij betrokkene geen of althans onvoldoende motivatie aanwezig is om aan de zorg die nodig is te (blijven) meewerken indien die in een vrijwillig kader wordt geboden. Daarom is verplichte zorg nodig.
5.6.
De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, het advies van de geneesheer-directeur en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
Voor de duur van de zorgmachtiging:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
Voor de duur van maximaal twee maanden:
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- opnemen in een accommodatie.
De rechtbank zal de overige verzochte zorgvormen afwijzen, nu niet is gebleken dat deze vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn.
5.7
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.8
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.
5.9
Met inachtneming van het vorenstaande zal de rechtbank een zorgmachtiging verlenen voor de duur van zes maanden, als verzocht. Het verzoek tot machtiging tot voortzetting crisismaatregel zal worden afgewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
in de zaak met het kenmerk C/02/428362 / FA RK 24-5143
6.1.
verleent een zorgmachtiging voor
[betrokkene] , geboren op [geboortedag] 2006 in [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in rechtsoverweging 5.6 kunnen worden getroffen;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 11 mei 2025;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte;
in de zaak met het kenmerk C/02/428415 / FA RK 24-5161
6.4.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2024 door mr Willemsen, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 19 november 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.