ECLI:NL:RBZWB:2024:7947

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
C/02/427863 / FA RK 24-4887
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Willemsen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging in het kader van verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 november 2024 een zorgmachtiging verleend op verzoek van de officier van justitie voor een betrokkene, geboren in 2001. De rechtbank heeft de procedure gestart na ontvangst van het verzoekschrift op 22 oktober 2024. Tijdens de mondelinge behandeling, die achter gesloten deuren plaatsvond, zijn de betrokkene, haar advocaat, een psychiater en een verpleegkundige gehoord. De officier van justitie was niet aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, die ernstig nadeel veroorzaakt. Dit nadeel omvat ernstig lichamelijk letsel, materiële schade en gevaar voor de veiligheid van personen en goederen. De rechtbank oordeelt dat de betrokkene nog steeds zorg nodig heeft, ondanks een voorzichtige verbetering van haar toestand. De betrokkene heeft onvoldoende inzicht in haar ziekte en is niet bereid om vrijwillig mee te werken aan de noodzakelijke zorg.

De rechtbank heeft de gevraagde zorgmachtiging verleend voor een periode van zes maanden, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank heeft andere verzochte zorgvormen afgewezen, omdat deze niet noodzakelijk zijn gebleken. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/427863 / FA RK 24-4887
Datum uitspraak: 11 november 2024
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 2001 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonende in [plaats 1] ,
verblijvende te [plaats 2] , [accommodatie] , [afdeling] , [adres] ,
advocaat mr. A.W.A.P. Doesburg te Breda.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 22 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 november 2024. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
  • de heer [naam 1] , psychiater;
  • mevrouw [naam 2] , verpleegkundige.
1.3.
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Wat vaststaat

De rechtbank heeft een machtiging tot voortzetting crisismaatregel verleend tot en met 24 oktober 2024.

3.Het verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging, als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), voor de duur van zes maanden te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- het toedienen van vocht en voeding;
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene merkt op dat zij niet achter een machtiging verplichte zorg kan staan. Zij vindt dat zij inmiddels voldoende is gestabiliseerd om met ontslag te gaan, terug bij haar ouders te gaan wonen en liefst keukenwerkzaamheden in de zorg te gaan doen. Bovendien verveelt zij zich in de Ggz locatie. Voor zover zij nog zorg nodig heeft kan die, zodra zij weer thuis woont, ambulant worden geboden. Zij is bereid daaraan vrijwillig mee te werken.
4.2.
De psychiater brengt naar voren dat bij betrokkene sprake is van een psychotische stoornis deels als gevolg van middelengebruik en deels wegens in het verleden opgelopen trauma’s. Betrokkene liep daardoor vast in haar sociale leven, zij vertoonde fors ontregeld gedrag en raakte gefixeerd op een bekende rapartiest. Ook heeft zij gedurende de klinische opname zorgwekkend grensoverschrijdend seksueel wervend gedrag laten zien. Door het gebruik van de haar voorgeschreven medicatie wordt er voorzichtig verbetering van haar toestandsbeeld gezien. Het betreft hier echter een nog prille ontwikkeling. Hij licht toe dat het contact van betrokkene met haar behandelaars nog wisselend is en dat de opbouw van vrijheden moeizaam verloopt. Daarbij speelt in zijn visie een belangrijke rol dat de klinische opname door betrokkene als vreselijk wordt ervaren. Betrokkene gebruikt momenteel consequent de haar voorgeschreven medicatie en zij eet en drinkt voldoende, echter kan er in dit stadium nog niet van zodanig duurzame bereidheid worden gesproken, dat de noodzakelijk geachte zorg in een vrijwillig kader kan worden geboden. Hij ondersteunt daarom het voorliggend verzoek. Wel verwacht hij dat voor het vanuit de klinische opname stapsgewijs toewerken naar een terugkeer naar huis met ambulante (na)zorg de klinische opname niet voor de volledig verzochte duur noodzakelijk zal zijn.
4.3.
De verpleegkundige sluit zich aan bij hetgeen door de psychiater naar voren is gebracht.
4.4.
De advocaat van betrokkene voert aan dat zijn cliënt duidelijk laat blijken dat zij niet langer in de Ggz instelling opgenomen wil zijn. Ook is zij vastbesloten om, zodra zij uit de Ggz instelling is ontslagen, in de zorg te gaan werken. Zij is bovendien bereid in dat geval ambulante nazorg te blijven accepteren en daaraan mee te werken. Verder stelt hij als haar raadsman vast dat het toestandsbeeld van betrokkene sinds de crisisopname al aanmerkelijk in positieve zin is veranderd. Namens zijn cliënt stelt hij zich daarom primair op het standpunt dat het verzoek dient te worden afgewezen. Indien de rechtbank anders mocht oordelen verzoekt hij - bij wijze van subsidiair standpunt - de zorgmachtiging in duur te beperken tot een periode van in totaal drie maanden. Dit vanuit de verwachting dat zijn cliënt uiterlijk over één maand naar huis zal kunnen terugkeren en vervolgens in een verplicht kader het verloop van de nog te bieden ambulante nazorg gedurende de dan nog resterende periode gemonitord kan blijven worden.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde zorgmachtiging. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
De rechtbank is op grond van de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling van oordeel dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
5.3.
Deze stoornis veroorzaakt ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige materiële schade;
- gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
5.4.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene nog steeds zorg nodig. Er wordt een voor-zichtig positieve verbetering van haar toestandsbeeld gezien, die echter van prille aard en daardoor kwetsbaar is.
5.5.
Betrokkene laat, naast dat zij de Ggz opname saai en vervelend vindt, blijken dat bij haar voldoende inzicht in haar ziekte en het verloop daarvan ontbreekt. Er kan daarom niet van worden uitgegaan dat bij haar - althans op dit moment - sprake is van voldoende intrinsieke bereidheid om aan de nog noodzakelijke klinische zorg, bedoeld om toe te werken naar een terugkeer naar huis met ambulante nazorg, consequent mee te (blijven) werken, indien die in een vrijwillig kader wordt geboden. Daarom is verplichte zorg nodig.
5.6.
De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, het advies van de geneesheer-directeur en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
Voor de duur van de zorgmachtiging, te weten zes maanden:
- het toedienen van medicatie;
  • het verrichten van medische controles;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot
gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik
van communicatiemiddelen.
Voor de duur van maximaal vier maanden:
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- opnemen in een accommodatie.
De rechtbank zal de overige verzochte zorgvormen afwijzen, nu niet is gebleken dat deze vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn.
5.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.8.
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.
5.9.
Met inachtneming van het vorenstaande zal de rechtbank de zorgmachtiging verlenen voor een periode van zes maanden, als verzocht.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een zorgmachtiging voor
[betrokkene] , geboren op [geboortedag] 2001 in [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in rechtsoverweging 5.6 kunnen worden worden getroffen;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 11 mei 2025;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2024 door mr Willemsen, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 19 november 2024
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.