ECLI:NL:RBZWB:2024:7948

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
C/02/428124 / FA RK 24-5020
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Willemsen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 november 2024 een rechterlijke machtiging verleend op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een betrokkene, geboren in 1939. De rechtbank heeft de procedure gestart na ontvangst van het verzoekschrift op 28 oktober 2024. Tijdens de mondelinge behandeling, die plaatsvond op dezelfde datum, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de zoon van de betrokkene en zorgprofessionals. De betrokkene verblijft in een zorgaccommodatie, maar heeft aangegeven dat zij liever thuis wil zijn bij haar overleden echtgenoot. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, namelijk dementie, en dat zij zich verzet tegen opname. De rechtbank concludeert dat er ernstig nadeel kan ontstaan door haar aandoening, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing. Gezien de omstandigheden en het gebrek aan minder ingrijpende alternatieven, heeft de rechtbank besloten de gevraagde machtiging voor een periode van vierentwintig maanden te verlenen, tot en met 11 november 2026. Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter Willemsen, met griffier Baremans aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/428124 / FA RK 24-5020
Datum uitspraak: 11 november 2024
Beschikking rechterlijke machtiging
op het verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1939 in [geboorteplaats],
hierna te noemen betrokkene,
wonende in [woonplaats],
verblijvende te [locatie],
advocaat mr. C.J.M. Veth te Rijen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 28 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 november 2024. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
  • mevrouw [naam 1], waarnemend verpleegkundig specialist;
  • mevrouw [naam 2], regieverpleegkundige/aanvrager;
  • mevrouw [naam 3], contactverzorgende;
  • mevrouw [naam 4], psycholoog.
Tevens was aanwezig:
- de zoon van cliënt.

2.Wat vaststaat

De rechtbank heeft een machtiging verleend tot en met 4 december 2024.

3.Het verzoek

Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging ingevolge artikel 26 jo. 39 lid 5 Wet Zorg en Dwang (Wzd) tot opname en verblijf voor de duur van vierentwintig maanden te verlenen.

4.De standpunten

4.1.
Cliënt merkt op dat zij zich best amuseert in de zorgaccommodatie, maar dat dit niet is wat zij wil. De tijd die haar nog rest wil zij doorbrengen samen met haar echtgenoot in het huis dat hij helemaal zelf heeft gebouwd en ingericht. Zij kan ook nog prima voor zichzelf zorgen en regelen wat nodig is.
4.2.
De waarnemend verpleegkundig specialist brengt naar voren dat bij cliënt een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie is gediagnostiseerd. Daarnaast is sprake van een dwangmatige persoonlijkheidsstoornis. Cliënt kampt met oriëntatie problemen in tijd en plaats en met korte en lange termijngeheugenstoornissen. Er is sprake van geen of onvoldoende ziektebesef. Wanneer haar afleiding wordt geboden functioneert cliënt redelijk tot goed in de zorgaccommodatie. Echter wanneer dit niet het geval is dwalen haar gedachten af. Zij laat dan blijken naar huis te willen en wanneer zij daartoe de kans ziet begeeft zij zich naar buiten. Verder ontbreekt het cliënt aan voldoende realiteitsbesef, getuige haar opmerking dat zij thuis wil zijn samen met haar echtgenoot, die is overleden. De mate waarin cliënt zich verzet tegen opname is sinds de aanvang van de opname niet veranderd.
4.3.
De regieverpleegkundige/aanvrager, de contactverzorgende en de psycholoog sluiten zich aan bij hetgeen door de waarnemend verpleegkundig specialist naar voren is gebracht.
4.4.
De advocaat van cliënt merkt op dat zijn cliënt eerder in een zorgaccommodatie te [plaats] verbleef, toen haar echtgenoot daar was opgenomen. Na het overlijden van haar echtgenoot is voor zijn cliënt een rechterlijke machtiging aangevraagd, die vervolgens is verleend. Nadien bleek die situatie niet meer te kunnen worden teruggedraaid. Hij stelt vast dat cliënt, die houdt van kletsen, in de zorgaccommodatie waar zij nu is leuke momenten heeft. Zij kent echter ook momenten waarop het verdriet over het niet thuis kunnen zijn de overhand krijgt. Bij cliënt ontbreekt op die momenten ook voldoende realiteitsbesef. Met deze toelichting wenst hij zich ten aanzien van het voorliggend verzoek te refereren aan het oordeel van de rechtbank.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
De rechtbank is op grond van de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling van oordeel dat is komen vast te staan dat cliënt lijdt aan een psycho-geriatrische aandoening samen met een psychische stoornis, te weten dementie.
5.3.
Het gedrag dat voortvloeit uit deze aandoening en stoornis leidt tot ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige verwaarlozing.
5.4.
Naast dat cliënt fijne contacten onderhoudt met anderen in de zorgaccommodatie kent zij tevens momenten, waarop de drang om terug te keren naar huis en samen te zijn met haar - overleden - echtgenoot, de overhand krijgt. Op die momenten wordt ook elke mogelijkheid door haar aangegrepen om te proberen uit de zorgaccommodatie te vertrekken. Gelet daarop dient de rechtbank het ervoor te houden dat cliënt zich verzet tegen een voortzetting van de opname in de zorgaccommodatie.
5.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.6.
Met inachtneming van het vorenstaande zal de rechtbank een rechterlijke machtiging verlenen voor de duur van vierentwintig maanden, als verzocht.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1939 in [geboorteplaats];
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 11 november 2026.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2024 door mr Willemsen, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 19 november 2024
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.