ECLI:NL:RBZWB:2024:7962

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
10613117 / CV EXPL 23-2320 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Kool
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor vertraging in aflevering van goederen door tekortkoming in douaneformaliteiten bij internationaal vervoer

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gaat het om een geschil tussen twee besloten vennootschappen, [B.V. 1] en [B.V. 2], over de aansprakelijkheid voor schade als gevolg van vertraging in de aflevering van goederen. [B.V. 1] had [B.V. 2] ingeschakeld voor het transport van materialen naar een beurs in Birmingham, VK, waarbij een ATA-carnet vereist was. De overeenkomst tussen partijen hield in dat [B.V. 2] zorg zou dragen voor het afstempelen van het ATA-carnet, maar dit is niet gebeurd. Hierdoor kon de trailer met de beursstand niet tijdig worden afgeleverd, wat leidde tot schade voor [B.V. 1].

De rechtbank oordeelt dat [B.V. 1] onvoldoende heeft aangetoond dat [B.V. 2] de verplichting had om ervoor te zorgen dat het ATA-carnet door de Nederlandse douane werd afgestempeld. De kantonrechter concludeert dat de vertraging in de aflevering van de beursstand het gevolg was van de tekortkoming van [B.V. 1] in het aanleveren van een geldig ATA-carnet. Hierdoor is [B.V. 2] ontheven van aansprakelijkheid voor de vertraging. De vorderingen van [B.V. 1] worden afgewezen, terwijl de reconventionele vordering van [B.V. 2] tot betaling van kosten wordt toegewezen.

De rechtbank legt de proceskosten ten laste van [B.V. 1]. Dit vonnis is gewezen door mr. Kool en is openbaar uitgesproken op 20 november 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Kantonrechter
Breda
Zaaknummer: 10613117 / CV EXPL 23-2320
Vonnis van 20 november 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B.V. 1],
gevestigd te [plaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [B.V. 1] ,
gemachtigde: mr. D. Zwanikken te Zeist,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B.V. 2],
gevestigd te [plaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [B.V. 2] ,
gemachtigde: mr. R. Schreuders te Leusden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 november 2023;
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte aanvullende producties;
  • de mondelinge behandeling waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
  • de pleitaantekeningen van [B.V. 1] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

in conventie en in reconventie

2.1.
[B.V. 1] exploiteert een bedrijf dat beurs- en eventconcepten realiseert. [B.V. 1] heeft voor haar klant [B.V. 3] een beursstand ontworpen voor de IMHX Logistics Solutions Show die van 6 tot en met 9 september 2022 in Birmingham in het Verenigd Koninkrijk werd gehouden (hierna: de beurs). [B.V. 1] verzorgt ook de opbouw en de afbouw van de beursstand tijdens de beurs.
2.2.
[B.V. 2] is een transportbedrijf dat transport en expeditie aanbiedt naar alle landen in Europa. Volgens haar website is [B.V. 2] gespecialiseerd in het transport naar Engeland en Ierland.
2.3.
[B.V. 1] neemt op 12 juli 2022 contact op met [B.V. 2] voor het verzorgen van het transport van de materialen voor de beurs van [plaats 1] naar Birmingham, laden in [plaats 1] op 1 september 2022 13:00 uur en afleveren in Birmingham op 3 september 2022 om 08:00 uur. De materialen moeten op 9 september 2022 om 14:00 uur weer in Birmingham worden geladen om op 12 september 2022 tussen 08:00 uur en 12:00 uur in Nijnsel te worden afgeleverd. [B.V. 1] wijst erop dat er een ATA-carnet vereist is voor het transport:
(…)

Aanvraag ATA carnet doen we vanzelfsprekend via de kamer van koophandel en mochten jullie de rit verzorgen treden jullie op als vertegenwoordiger.
(…)
En
(…)

LET OP:
Gezien het een zending naar UK betreft dienen we een ATA Carnet aan te leveren. Willen jullie dit aub meenemen in de offerte?
Wij leveren de gegevens aan voor het ATA Carnet, vanzelfsprekend zijn jullie dan de vertegenwoordigende vervoerder.”.
2.4.
Op 13 juli 2022 stuurt [B.V. 2] een offerte aan [B.V. 1] . [B.V. 2] offreert de export en import van de Trailer inclusief het afstempelen van het ATA-carnet:

Bedankt voor jullie mail , wij zijn inderdaad gespecialiseerd in transport UK en Ierland.
Kan het volgende aanbieden ,
Export incl lossen zaterdag en afstempelen ATA € 3050,=
Import incl afstempelen ATA €1050,=”.
[B.V. 1] is op basis van deze offerte een vervoersovereenkomst met [B.V. 2] aangegaan (hierna: de overeenkomst).
2.5.
Een medewerker van [B.V. 1] verleent op 1 september 2022 aan [B.V. 2] met betrekking tot het carnet met ATA-nummer [nummer] de volgende machtiging:

genoemd carnet te gebruiken en alle daartoe benodigde formaliteiten te vervullen”.
2.6.
Bij e-mailbericht van woensdag 31 augustus 2022 stuurt [B.V. 1] de machtiging naar [B.V. 2] :

Hierbij de benodigde machtiging.
Ik neem aan dat ik het origineel bij het ATA carnet moet bijsluiten zodat de chauffeur dit mee kan nemen?
Alvast bedankt voor je reactie en ik hoop dat we nu compleet zijn”.
2.7.
[B.V. 2] laadt op donderdag 1 september 2022 de materialen. [B.V. 1] ontvangt op 2 september 2022 bericht dat er problemen zijn in Calais. De trailer is niet doorgelaten naar het Verenigd Koninkrijk omdat het ATA-carnet niet geldig is gemaakt. De trailer kon de goederen niet op de overeengekomen datum en op het overeengekomen tijdstip, 3 september om 08:00, uur lossen. [B.V. 2] lost de trailer op 5 september om 18:00 bij de beurs.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[B.V. 1] vordert samengevat - na wijziging van haar eis, veroordeling van [B.V. 2] tot betaling van € 16.674,95 exclusief btw en (voorwaardelijk) tot betaling van € 4.950,00 en tot betaling van € 1.014,55 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met rente met ingang van de dag van dagvaarding en met veroordeling van [B.V. 2] in de proceskosten.
3.2.
[B.V. 1] stelt dat zij met [B.V. 2] overeengekomen is dat [B.V. 2] het ATA-carnet zou afstempelen. [B.V. 2] heeft nagelaten om het ATA-carnet bij het kantoor van uitvoer te laten afstempelen. Het carnet is dus niet geldig gemaakt. Als gevolg daarvan werd de trailer met de beursstand niet tijdig naar het Verenigd Koninkrijk doorgelaten en is de lading niet op de overeengekomen dag en tijdstip afgeleverd. [B.V. 2] is ex artikel 6:74 BW tekortgeschoten is in het nakomen van de, naast de door partijen gesloten vervoersovereenkomst, gesloten machtigingsovereenkomst. [B.V. 1] heeft als gevolg daarvan vermogensschade schade geleden. [B.V. 1] heeft ook kosten moeten maken om haar schade te beperken. Deze kosten komen op grond van artikel 6:96 lid 2 sub a BW voor vergoeding in aanmerking.
3.3.
[B.V. 2] voert verweer. [B.V. 2] betwist gemotiveerd dat er sprake is van toerekenbaar tekortkomen in het nakomen van de overeenkomst.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[B.V. 2] vordert samengevat - veroordeling van [B.V. 1] tot betaling van € 4.950,00, met veroordeling van [B.V. 1] in de proceskosten de nakosten daaronder begrepen, vermeerderd met de wettelijke rente. [B.V. 2] vordert deze kosten op grond van de vervoersovereenkomst ter zake van vracht met wachtdagen en opmaak van de documenten. Volgens [B.V. 2] is op grond van artikel 8:29 BW de vracht verschuldigd bij aflevering ter bestemming. Volgens artikel 8:27 BW is de afzender verplicht de vervoerder de schade te vergoeden die deze lijdt doordat de documenten, die van de zijde van de afzender voor het vervoer vereist zijn, door welke oorzaak dan ook niet naar behoren aanwezig zijn.
3.6.
[B.V. 1] voert verweer. Volgens [B.V. 1] bestaan er tussen haar en [B.V. 2] twee overeenkomsten. Een overeenkomst met betrekking tot het feitelijke vervoer van de goederen, de vervoersovereenkomst. Daarnaast is er tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen op grond waarvan [B.V. 2] als nevenverplichtingen op zich heeft genomen om namens [B.V. 1] douaneformaliteiten te verrichten: de machtigingsovereenkomst van 1 september 2022. Overeengekomen is dat [B.V. 1] voor het uitvoeren van de beide overeenkomsten door [B.V. 2] € 4.100,00 zou betalen. [B.V. 1] heeft € 8.687,54 betaald. [B.V. 2] heeft niets meer van haar te vorderen. Indien en voor zover de vordering is gegrond op artikel 8:29 BW dient die dus te worden afgewezen. Dat geldt ook voor zover de vordering is gegrond op artikel 8:27 BW. [B.V. 1] heeft, zoals overeengekomen, het ATA-carnet en de machtiging aan [B.V. 2] vóór vertrek afgegeven. Omdat [B.V. 2] het ATA-carnet niet bij de Nederlandse douane heeft laten afstempelen is het misgegaan. Indien [B.V. 2] extra kosten heeft moeten maken zijn deze dus het gevolg van het feit dat zij tekortgeschoten is in het nakomen van de machtigingsovereenkomst. Die kosten moeten dus voor rekening van [B.V. 2] blijven.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie, zal de kantonrechter die hierna gezamenlijk behandelen en al hetgeen partijen in conventie en in reconventie hebben aangevoerd daarbij betrekken.
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat zij een vervoersovereenkomst hebben gesloten met betrekking tot het vervoer van de beurstand van [B.V. 1] van Nederland via België en Frankrijk naar het Verenigd Koninkrijk. De tussen [B.V. 1] en [B.V. 2] gesloten vervoersovereenkomst heeft betrekking op grensoverschrijdend wegvervoer. Op dit vervoer is het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer over de weg (CMR) van toepassing.
4.3.
Voor het overeengekomen vervoer van [plaats 1] naar Birmingham is Nederland het land van uitvoer, Frankrijk het land van uitgang (omdat de lading daar de Europese Unie verlaat) en het Verenigd Koninkrijk het land van invoer.
4.4.
Om het passeren van douanegrenzen zoveel mogelijk te vergemakkelijken kan gebruik worden gemaakt van een ATA-carnet. In Nederland verstrekt de Kamer van Koophandel op aanvraag het carnet. Met dat carnet kunnen een jaar lang de goederen waarop het document betrekking heeft worden in- en doorgevoerd in landen die het gebruik van het ATA-carnet accepteren.
4.5.
In dit geval moet de douane van Nederland (als land van uitvoer) vak H van het ATA-carnet invullen, ondertekenen en voorzien van een stempel. Zonder dat is het carnet ongeldig. Omdat Frankrijk het land van uitgang is, moest de Franse douane in Calais vak 7 afstempelen. De Britse douane heeft de invoer van de lading geweigerd omdat het ATA-carnet niet geldig was. Vak H van het carnet was niet ingevuld, ondertekend en afgestempeld door de Nederlandse douane.
4.6.
Partijen zijn het erover eens dat zij ook overeengekomen zijn dat [B.V. 2] zorg zou dragen voor het afstempelen van het ATA-carnet. Daarmee is een met de vervoersovereenkomst samenhangende, bijkomende, verplichting voor [B.V. 2] overeengekomen.
4.7.
Het standpunt van [B.V. 1] komt erop neer dat [B.V. 2] toerekenbaar is tekortgeschoten in de overeengekomen verplichting ervoor te zorgen dat de Nederlandse douane vak H van het ATA-carnet invulde, ondertekende en voorzag van een stempel. [B.V. 2] betwist dat zij daartoe verplicht was. De verplichting van [B.V. 2] om hiervoor te zorgen is niet al gegeven met het sluiten van de vervoersovereenkomst met [B.V. 1] . Volgens de vervoersovereenkomst is [B.V. 2] als vervoerder in beginsel alleen verplicht om de vervoerde zaken zonder vertraging op de overeengekomen bestemming af te leveren in de staat waarin hij deze heeft ontvangen (artikel 17 lid 1 CMR). Op grond van artikel 11 lid 1 CMR moet de afzender de nodige bescheiden bij de vrachtbrief voegen of ter beschikking van de vervoerder stellen en de vervoerder de gewenste inlichtingen verschaffen. Op grond van artikel 11 lid 2 CMR is de vervoerder niet gehouden de nauwkeurigheid en de volledigheid van deze bescheiden en inlichtingen te onderzoeken. Op de afzender rust dus de verplichting om alle stukken en informatie aan de vervoerder te geven die nodig zijn voor de voldoening van de douaneformaliteiten. De afzender staat in voor de juistheid en de volledigheid van deze stukken en informatie.
4.8.
Het komt er dan ook op aan of [B.V. 2] bij overeenkomst de nevenverplichting op zich heeft genomen ervoor te zorgen dat de Nederlandse douane vak H van het ATA-carnet invulde, ondertekende en voorzag van een stempel. De stelplicht rust op [B.V. 1] .
4.9.
[B.V. 1] beroept zich op de e-mailcorrespondentie tussen partijen die heeft geleid tot de vervoersovereenkomst en de machtiging van 31 augustus 2022. Bij de uitleg daarvan komt het aan op de zin die partijen daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen en wat zij daarover redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.10.
Op haar website staat dat [B.V. 2] onder meer is gespecialiseerd in transport naar Engeland (zie r.o. 2.2). In haar e-mail van 13 juli 2022 schrijft zij gespecialiseerd te zijn in transport naar het Verenigd Koninkrijk (zie r.o. 2.4.). Wellicht zou de omstandigheid dat [B.V. 2] gespecialiseerd is in transport naar het Verenigd Koninkrijk meebrengen dat zij [B.V. 1] in de gegeven omstandigheden erop had moeten wijzen dat het ATA-carnet geactiveerd moest zijn door de Nederlandse douane en dat, zolang dit niet was gebeurd, het carnet niet geldig was. De kantonrechter laat in het midden of [B.V. 2] daarop moest wijzen, omdat [B.V. 1] dat niet ten grondslag legt aan haar vordering. Die grondslag is anders, namelijk dat [B.V. 2] de nevenverplichting op zich heeft genomen ervoor te zorgen dat de Nederlandse douane vak H van het ATA-carnet invulde, ondertekende en voorzag van een stempel. Als die nevenverplichting niet al was begrepen in de overeenkomst, lag het voor de hand dat [B.V. 2] voor deze mogelijk extra overeen te komen prestatie een vergoeding zou bedingen. Los daarvan, komt het de kantonrechter voor dat een aanvullende verplichting om erop te wijzen dat het carnet ongeldig was zolang het niet was geactiveerd door de Nederlandse douane niet lichtvaardig kan worden aangenomen in het licht van de artikelen 11 en 17 CMR.
4.11.
In haar e-mail van 13 juli 2022 biedt [B.V. 2] aan:
  • de export inclusief lossen op zaterdag en het afstempelen van het ATA-carnet voor € 3.050,00,
  • de import inclusief het afstempelen van het ATA-carnet voor € 1.050,00 (zie r.o. 2.4.).
Zij doet dit aanbod in reactie op de e-mail van 12 juli 2022 van [B.V. 1] . Deze mail houdt in dat de materialen voor de beurs moeten worden geladen in [plaats 1] op 1 september 2022 en afgeleverd in Birmingham op 3 september 2022. Die laatste dag is een zaterdag. Dit maakt onaannemelijk dat het aanbod te zorgen voor de export inclusief lossen op zaterdag en het afstempelen van het ATA-carnet mede omvat ervoor te zorgen dat de Nederlandse douane vak H van het ATA-carnet invulde, ondertekende en voorzag van een stempel onmiddellijk na het laden van de materialen op donderdag 1 september 2022. Hierbij is van belang dat het afstempelen van het ATA-carnet in ieder geval ook in Calais moest gebeuren door de douane van Frankrijk als land van uitgang.
4.12.
Uit de e-mail van 13 juli 2024 volgt dat [B.V. 2] aanbiedt het ATA-carnet tweemaal te laten afstempelen, namelijk bij de export en bij de import. [B.V. 1] duidt het geldig maken van het ATA-carnet bij de Nederlandse douane ook aan als het afstempelen van het ATA-carnet. Volgens haar zijn dit synoniemen. Als het geldend maken van het carnet bij de Nederlandse douane zou behoren tot de aangeboden prestaties van [B.V. 2] , zou dat betekenen dat [B.V. 2] aanbood het carnet driemaal te laten “afstempelen”. De eerste keer zou zijn bij de Nederlandse douane om het carnet geldig te maken, de tweede keer bij de export en de derde keer bij de import. Een dergelijke uitleg kan in redelijkheid niet worden aanvaard, omdat [B.V. 1] aanbood het ATA-carnet tweemaal te laten afstempelen.
4.13.
Op 1 september 2022 verleent [B.V. 1] aan [B.V. 2] machtiging om het ATA-carnet te gebruiken en alle daartoe nodige formaliteiten te vervullen (zie r.o. 2.5). Daaruit kan wel volgen dat [B.V. 2] de nodige formaliteiten kon vervullen bij de Franse en de Britse douane. [B.V. 1] motiveert onvoldoende - ook in het licht van de e-mailcorrespondentie van 13 juli 2024 - dat [B.V. 2] hieruit redelijkerwijs heeft moeten afleiden dat zij het ATA-carnet heeft moeten laten activeren bij de Nederlandse douane door het daar te laten invullen, ondertekenen en afstempelen. Hierbij is van belang dat een ATA-carnet een jaar geldig kan zijn als het is geactiveerd. Of de machtiging als een afzonderlijke machtigingsovereenkomst kwalificeert dan wel of [B.V. 2] heeft gehandeld als douane-expediteur kan onbesproken blijven. Dit leidt niet tot een ander oordeel.
4.14.
De kantonrechter komt dan ook tot de slotsom dat [B.V. 1] onvoldoende heeft onderbouwd dat [B.V. 2] bij overeenkomst de nevenverplichting op zich heeft genomen ervoor te zorgen dat de Nederlandse douane vak H van het ATA-carnet invulde, ondertekende en voorzag van een stempel. [B.V. 1] had dus, op grond van artikel 11 lid 1 CMR, een geldig gemaakt ATA-carnet aan [B.V. 2] mee moeten geven. Nu [B.V. 1] dat niet heeft gedaan is de vertraging in de aflevering van de beursstand veroorzaakt door de schuld van [B.V. 1] als rechthebbende. [B.V. 2] is in dat geval, op grond van artikel 17 lid 2 CMR, ontheven van haar aansprakelijkheid voor de vertraging in de aflevering. De vordering van [B.V. 1] tot betaling van de door haar als gevolg van de vertraging geleden schade wordt dus afgewezen. Dat geldt ook voor de vordering ter zake van de buitengerechtelijke kosten.
4.15.
De reconventionele vordering van [B.V. 2] heeft volgens [B.V. 2] betrekking op de vracht met de wachtdagen en de opmaak van een document. Uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken met betrekking tot het door [B.V. 1] aan [B.V. 2] betaalde bedrag van € 8.687,54 is gebleken dat dat bedrag betrekking heeft op de door [B.V. 2] betaalde invoerrechten en btw. Partijen zijn het erover eens dat door [B.V. 2] aan invoerrechten € 3.283,50 is betaald en aan btw € 5.404,04. Dit door [B.V. 1] aan [B.V. 2] betaalde bedrag heeft dus geen betrekking op het door [B.V. 1] op grond van de vervoersovereenkomst voor de vracht (inclusief de kosten van afstempelen van het ATA-carnet) verschuldigde bedrag. [B.V. 1] zal dus worden veroordeeld tot betaling van het daarvoor aan [B.V. 2] verschuldigde bedrag van € 4.100,00. Het door [B.V. 2] gevorderde bedrag van € 850,00 betreft de kosten van het 2,5 dagen wachten in het Verenigd Koninkrijk als gevolg van de problemen met het niet geldig gemaakte ATA-carnet en het opmaken van een document. Op grond van artikel 11 lid 2 CMR is de afzender jegens de vervoerder aansprakelijk voor alle schaden die kunnen voortspruiten uit de afwezigheid, onvolledigheid of onregelmatigheid van de bescheiden nodig voor de voldoening aan douane- en andere formaliteiten en inlichtingen, behoudens in geval van schuld van de vervoerder. Aangezien, rechtsoverweging 4.14., [B.V. 1] voor het geldig maken van het ATA-carnet zorg had moeten dragen is zij aansprakelijk voor de schade die [B.V. 2] heeft geleden als gevolg van de opgelopen vertraging. [B.V. 1] zal dus worden veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 850,00 aan [B.V. 2] .
4.16.
[B.V. 1] is in conventie en in reconventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [B.V. 2] worden begroot op salaris gemachtigde in conventie € 814,50 (1,5 punten x € 543,00), salaris gemachtigde in reconventie € 203,25 (1,5 punt x € 135,50), nakosten in conventie en in reconventie € 132,00 plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [B.V. 1] in de proceskosten van € 814,50 voor salaris gemachtigde te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving door [B.V. 2] om aan dit vonnis te voldoen bij gebreke waarvan dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na datum aanschrijving tot de dag van volledige betaling,
in reconventie
5.3.
veroordeelt [B.V. 1] tot betaling aan [B.V. 2] van € 4.950,00,
5.4.
veroordeelt [B.V. 1] in de proceskosten van € 203,25 voor salaris van de gemachtigde te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving door [B.V. 2] om aan dit vonnis te voldoen bij gebreke waarvan dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na datum aanschrijving tot de dag van volledige betaling,
in conventie en in reconventie
5.5.
veroordeelt [B.V. 1] in de nakosten van € 132,00, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving door [B.V. 2] om aan dit vonnis te voldoen bij gebreke waarvan dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na datum aanschrijving tot de dag van volledige betaling en te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden met de kosten van betekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening,
5.6.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kool en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024.