ECLI:NL:RBZWB:2024:7980

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
11161555 \ CV EXPL 24-2144 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake non-conforme warmtepompinstallatie en ontbinding van overeenkomst

In deze zaak gaat het om een verzetprocedure van [gedaagde] tegen een verstekvonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een warmtepompinstallatie die door Vado is geleverd aan [gedaagde]. [gedaagde] stelt dat de warmtepompinstallatie niet geschikt is voor zijn woning, wat door Vado wordt betwist. De procedure is gestart na een eerdere overeenkomst tussen partijen op 17 juni 2022, waarbij [gedaagde] een warmtepompboiler en andere apparatuur heeft aangeschaft voor een totaalbedrag van € 13.409,99. Na installatie door Vado heeft [gedaagde] gemeld dat de installatie niet naar behoren functioneert. Vado heeft de CV-ketel op verzoek van [gedaagde] verwijderd, zonder te vermelden dat dit de werking van de warmtepomp zou beïnvloeden. Na meerdere klachten en een deskundigenrapport, waarin werd vastgesteld dat de warmtepompinstallatie niet voldeed, heeft [gedaagde] Vado in gebreke gesteld. De kantonrechter oordeelt dat de warmtepompinstallatie non-conform is en dat [gedaagde] recht heeft op ontbinding van de overeenkomst. Vado wordt veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom en schadevergoeding voor de kosten van vervanging van de installatie. De kantonrechter vernietigt het eerdere verstekvonnis en wijst de vorderingen van [gedaagde] toe, inclusief proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11161555 \ CV EXPL 24-2144
Vonnis van 20 november 2024
in de zaak van
STICHTING ONTWIKKELING ALTERNATIEVE SYSTEMEN ENERGIE VOORZIENING,
te Uden, gemeente Maashorst ,
eisende partij in verzet,
hierna te noemen: Vado,
gemachtigde: mr. T.M. Maters, advocaat te Huissen, gemeente Lingewaard,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij in verzet,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. R. Hutjens, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand.

1.De zaak in het kort

1.1.
In deze zaak gaat het om een warmtepompinstallatie die [gedaagde] heeft gekocht van Vado. Volgens [gedaagde] is de warmtepompinstallatie niet geschikt voor zijn woning. Vado betwist dit.

2.Hoe de procedure is verlopen

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 juli 2024;
- de brief van [gedaagde] van 5 september 2024 met producties 15, 16 en 17;
- de mondelinge behandeling van 17 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Hierna is vonnis bepaald.

3.Van welke feiten de kantonrechter uitgaat

3.1.
Vado is actief in de ontwikkeling van alternatieve energiesystemen en exploiteert onder andere een technische groothandel in verwarming, pompen en leidingsystemen. Daarnaast installeert Vado bij particulieren diverse elektra- en watervoorzieningen, zoals warmtepompinstallaties.
3.2.
Partijen hebben op 17 juni 2022 bij [gedaagde] thuis een overeenkomst gesloten waarbij [gedaagde] van Vado heeft gekocht een warmtepompboiler van 150 liter, een warmtepomp met een capaciteit van 4,8 kW, een buffervat van 300 liter en warmteopslagmateriaal PCM. Later heeft [gedaagde] Vado laten weten dat hij afziet van de koop van het PCM materiaal. De kosten voor de warmtepompboiler, de warmtepomp en het buffervat, inclusief installatie, bedroegen € 13.409,99 inclusief btw.
3.3.
Vado heeft de goederen geleverd en heeft de warmtepompinstallatie eind september/begin oktober 2022 bij [gedaagde] geïnstalleerd. Op verzoek van [gedaagde] heeft Vado toen ook de aanwezige CV-ketel verwijderd.
3.4.
[gedaagde] heeft het bedrag van € 13.409,99 aan Vado betaald.
3.5.
Op 20 november 2022 heeft [gedaagde] bij Vado gemeld dat de warmtepompinstallatie onvoldoende warm water afgeeft om zijn woning te verwarmen. Vado is diezelfde dag bij [gedaagde] langsgegaan en heeft vervolgens op 2 december 2022 aan [gedaagde] een offerte verstrekt voor een bronwater warmtepomp.
3.6.
Op 14 december 2022 heeft Vado de aanvankelijk geplaatste warmtepompboiler van 200 liter vervangen voor een warmtepompboiler van 150 liter.
3.7.
Bij brief van 20 december 2022 heeft [gedaagde] Vado in gebreke gesteld. In die brief worden drie klachten genoemd, te weten 1. de warmtepompinstallatie krijgt de woning niet warm, 2. de warmtepompinstallatie geeft geluidsoverlast en 3. de warmtepompboiler geeft geluids- en trillingsoverlast. [gedaagde] heeft Vado een termijn van vier weken gegeven voor herstel of vervanging van de installatie. Door de vervanging van de warmtepompboiler op 14 december 2022 was het probleem met de boiler al opgelost.
3.8.
Op 2 maart 2023 heeft de heer [naam 1] , werkzaam bij IAC, onderzoek gedaan naar de warmtepompinstallatie bij [gedaagde] . [gedaagde] en Vado waren bij dat onderzoek aanwezig. Naast de gebreken zoals genoemd onder 2.7. zijn toen ook een aantal andere gebreken besproken, zoals het invriezen van de warmtepomp en het rammelen van de thermostaat (regelunit van de warmtepomp).
3.9.
In de periode van 2 tot en met 9 maart 2023 heeft Vado herstelwerkzaamheden verricht.
3.10.
Naar aanleiding van het onderzoek op 2 maart 2023 heeft de deskundige op 4 mei 2023 een rapport uitgebracht. Daarin staat, voor zover van belang:

(...) Niet duidelijk is of uitgegaan moest worden van de inzet van de elektrische radiatoren als aanvullende verwarming.
Echter is ondergetekende van mening dat in beide gevallen het vermogen van de warmtepomp volstrekt onvoldoende is. (...)
Zoals aangegeven in het rapport zou een hybridesysteem met een WP en een gasgestookte ketel een betere optie zijn geweest.
Een alternatief zou ook kunnen zijn dat er een groot buffervat geplaatst had kunnen worden dat in eerste instantie middels de WP en deels door een elektrisch element (via de zonnepanelen) verwarmd zou worden.
3.11.
Op 15 mei 2023 heeft [gedaagde] het deskundigenrapport aan Vado gemaild. Ook heeft [gedaagde] in die e-mail twee opties genoemd om tot een oplossing te komen.
3.12.
Partijen hebben hierna gecorrespondeerd over een oplossing maar hebben geen overeenstemming weten te bereiken.
3.13.
Op 25 en 26 oktober 2023 heeft [gedaagde] door een derde de warmtepompinstallatie laten verwijderen en vervangen door een CV-ketel. De kosten daarvan bedroegen € 2.168,- exclusief btw.

4.Waar de kantonrechter over moet oordelen

4.1.
Bij de op 2 januari 2024 uitgebrachte dagvaarding heeft [gedaagde] in de verstekzaak, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd:
primair:
de overeenkomst tussen partijen te ontbinden;
Vado te veroordelen tot betaling van € 15.577,99 aan hoofdsom;
subsidiair:
de overeenkomst tussen partijen te vernietigen;
te verklaren voor recht dat Vado een onrechtmatige daad heeft gepleegd door het schenden van de precontractuele mededelingsplicht;
Vado te veroordelen tot betaling van € 15.577,99 aan hoofdsom;
meer subsidiair:
te verklaren voor recht dat Vado niet aan haar informatieplichten heeft voldaan in de zin van artikel 6:230m BW;
Vado te veroordelen tot betaling van € 3.352,50, zijnde 25% van de hoofdsom;
zowel primair, subsidiair als meer subsidiair:
Vado te veroordelen tot betaling van:
€ 1.331,- aan expertisekosten;
€ 1.126,24 aan buitengerechtelijke incassokosten;
de wettelijke rente over het gevorderde vanaf de dag van dagvaarding, althans vanaf de uitspraakdatum;
de proceskosten;
de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
Bij verstekvonnis van 11 januari 2024 van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s Hertogenbosch, met zaaknummer 10868050 CV EXPL 24-68, zijn de vorderingen van [gedaagde] toegewezen.
4.3.
Bij dagvaarding van 3 april 2024 is Vado in verzet gekomen van dat verstekvonnis. Vado vordert haar te ontheffen van de veroordeling tegen haar uitgesproken bij het verstekvonnis, met, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
5. Hoe de kantonrechter oordeelt
Ontvankelijkheid
5.1.
De kantonrechter stelt vast dat het verzet tijdig en op de juiste wijze is
ingesteld, zodat Vado in haar verzet kan worden ontvangen.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
[gedaagde] vordert primair ontbinding van de overeenkomst. [gedaagde] stelt daartoe - kort gezegd - dat de warmtepompinstallatie niet beantwoordt aan de overeenkomst omdat deze zijn woning niet warm krijgt.
5.3.
Vado betwist dat de warmtepompinstallatie non-conform is. Vado heeft [gedaagde] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst duidelijk gemaakt dat het om een hybridesysteem ging en dat de CV-ketel dus moest blijven hangen. Toch heeft [gedaagde] de CV-ketel laten weghalen.
Non-conformiteit
5.4.
De vraag die beantwoord moet worden is of er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Op grond van de wet (artikel 7:17 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)) moet de warmtepompinstallatie aan de overeenkomst beantwoorden. Dit houdt in dat de afgeleverde warmtepompinstallatie de eigenschappen moet bezitten die de koper, in dit geval [gedaagde] , op basis van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de warmtepompinstallatie de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik nodig zijn en waarvan hij niet aan de aanwezigheid daarvan hoefde te twijfelen. Als de warmtepompinstallatie niet over die eigenschappen bezit, dan is de warmtepompinstallatie non-conform.
5.5.
Vast staat dat Vado een systeem met één warmtepomp heeft geleverd aan [gedaagde] . Vast staat ook dat [gedaagde] aan Vado heeft gevraagd om de CV-ketel weg te halen en dat Vado (in de persoon van de heer [naam 2] ) dit heeft gedaan. De heer [naam 2] heeft ter zitting aangegeven dat hij naar aanleiding van het verzoek van [gedaagde] om de CV-ketel weg te halen niet heeft medegedeeld dat dit niet gaat omdat het systeem dan niet voldoet. [gedaagde] mocht daarom verwachten dat het systeem ook zonder CV-ketel zou voldoen en dus zijn woning warm zou krijgen. Dat de warmtepompinstallatie zonder de CV-ketel niet voldoet volgt uit het deskundigenrapport en is tussen partijen ook niet in geschil. De geleverde warmtepompinstallatie bezit dus niet de eigenschappen die voor een normaal gebruik - het verwarmen van de woning - nodig zijn en is dus non-conform.
5.6.
Gelet op het voorgaande kan in het midden blijven of partijen een hybride warmtepompsysteem zijn overeengekomen zoals Vado stelt of een gasloos systeem zoals [gedaagde] stelt.
Ontbinding van de overeenkomst
5.7.
Wanneer de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt en herstel of vervanging daarvan onmogelijk is dan wel de verkoper niet binnen een redelijke termijn de zaak heeft hersteld of vervangen, kan de koper bij een consumentenkoop - waarvan hier sprake is - de overeenkomst ontbinden, tenzij de afwijking van wat er is overeengekomen, gezien haar geringe betekenis, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt [1] .
5.8.
Met de brief van 20 december 2022 heeft [gedaagde] Vado in gebreke gesteld en een redelijke termijn geboden voor herstel of vervanging van de warmtepompinstallatie. Omdat Vado niet binnen die termijn de warmtepompinstallatie heeft hersteld of vervangen, is zij in verzuim geraakt. Naar het oordeel van de kantonrechter is geen sprake van een afwijking van geringe betekenis. Zij acht een ontbinding met haar gevolgen dan ook gerechtvaardigd. De vordering tot ontbinding van de overeenkomst zal daarom worden toegewezen.
Gevolgen van de ontbinding
5.9.
Het rechtsgevolg van de ontbinding is dat de prestaties van partijen ongedaan moeten worden gemaakt [2] . Dit betekent dat Vado de koopsom van € 13.409,99 aan [gedaagde] moet terugbetalen.
5.10.
Als gevolg van de ontbinding heeft [gedaagde] ook recht op schadevergoeding [3] . [gedaagde] vordert € 2.168,- als vergoeding van de door hem betaalde kosten voor het laten verwijderen van de warmtepompinstallatie en het vervangen van die installatie door een CV-ketel. De kantonrechter stelt vast dat deze kosten zien op het in de oude staat terugbrengen van de warmte-installatie in de woning van [gedaagde] . Tussen die kosten en de ontbinding bestaat een causaal verband. Vado heeft geen verweer gevoerd tegen de hoogte daarvan. Ook het bedrag van € 2.168,- is daarom toewijsbaar.
5.11.
Gelet op het voorgaande zal Vado worden veroordeeld tot (terug)betaling aan [gedaagde] van het gevorderde bedrag van € 15.577,99. De daarover gevorderde wettelijke rente zal ook worden toegewezen.
Expertisekosten
5.12.
De expertisekosten van € 1.331,-, die de kantonrechter redelijk voorkomen en zijn gemaakt ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, kunnen op de voet van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW worden toegewezen. De daarover gevorderde wettelijke rente is ook toewijsbaar.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.13.
[gedaagde] vordert vergoeding van € 1.126,24 aan buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is alleen hoger dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten (hierna: het Besluit) bepaalde tarief. Door [gedaagde] is niet onderbouwd dat en waarom in dit geval een hoger bedrag dan het in het Besluit genoemde bedrag redelijk is. De kantonrechter zal de buitengerechtelijke incassokosten daarom toewijzen tot het wettelijke tarief berekend over de toegewezen hoofdsom van € 15.577,99. Dit betekent dat € 930,78 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen, te vermeerderen met de daarover gevorderde wettelijke rente.
Conclusie ten aanzien van het verstekvonnis
5.14.
Voor wat betreft de (primaire) vorderingen tot ontbinding en betaling van de hoofdsom, expertisekosten en wettelijke rente wordt in de verzetprocedure hetzelfde beslist als in de verstekprocedure. Dit geldt niet voor de buitengerechtelijke incassokosten. Het verstekvonnis wordt daarom vernietigd.
Proceskosten
5.15.
Omdat Vado, ook na vernietiging, de grotendeels in het ongelijk gestelde partij is, moet zij de proceskosten (inclusief nakosten) zowel in de verstek- als de verzetprocedure betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
133,13
- griffierecht
706,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2,00 punten × € 406,00)
- nakosten
132,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.783,13
5.16.
De gevorderde wettelijke rente over de nakosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
vernietigt het vonnis van 11 januari 2024 van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s Hertogenbosch, met zaaknummer 10868050 CV EXPL 24-68;
en opnieuw rechtdoende:
6.2.
ontbindt de overeenkomst tussen [gedaagde] en Vado van 17 juni 2022;
6.3.
veroordeelt Vado tot betaling aan [gedaagde] van:
- € 15.577,99 aan hoofdsom;
- € 1.331,- aan expertisekosten;
- € 930,78 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de wettelijke rente over voornoemde bedragen vanaf 2 januari 2024;
6.4.
veroordeelt Vado in de proceskosten van [gedaagde] in de verstek- en de verzetprocedure van € 1.783,13, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Vado niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.5.
veroordeelt Vado tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
6.6.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024.

Voetnoten

1.Artikel 7:22 BW.
2.Artikel 7:22 lid 7 BW in samenhang met artikel 6:271 BW.
3.Artikel 7:24 lid 1 BW in samenhang met artikel 6:277 BW.