ECLI:NL:RBZWB:2024:7985

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
24/7467
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een herhaald verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende omgevingsvergunning voor crisisnoodopvang

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 november 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door een groep van veertien verzoekers, waaronder verschillende besloten vennootschappen en een vennootschap onder firma, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen. Het college had op 18 juni 2024 een omgevingsvergunning verleend voor de realisatie van een crisisnoodopvang op een specifiek perceel in de gemeente Drimmelen. De verzoekers maakten bezwaar tegen dit besluit en dienden een herhaald verzoek in voor een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek kennelijk ongegrond was, omdat het een herhaald verzoek betrof. Eerder, op 21 augustus 2024, had de voorzieningenrechter al een uitspraak gedaan over hetzelfde bestreden besluit. In die eerdere uitspraak was al een voorlopig oordeel gegeven over de verleende omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter benadrukte dat een herhaald verzoek om een voorlopige voorziening alleen kan worden toegewezen als er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. In dit geval was er geen sprake van nieuwe feiten of ernstige onvolkomenheden in de eerdere uitspraak.

De verzoekers hadden zich beroepen op de verwachting dat de crisisnoodopvang geopend zou worden voordat een voetpad was aangelegd, maar de voorzieningenrechter had in de eerdere uitspraak al over dit voetpad geoordeeld. Aangezien er geen nieuwe relevante feiten of omstandigheden waren, werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De verzoekers kregen geen proceskostenvergoeding en het griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er stond geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/7467

uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 november 2024 in de zaak tussen

1. de besloten vennootschap [verzoeker 1] B.V.,

2. de besloten vennootschap [verzoeker 2] B.V.,

3. [verzoeker 3] , [verzoeker 4] en de erven van wijlen heer [verzoeker 5] ,

4. de besloten vennootschap [verzoeker 6] B.V.

5. de besloten vennootschap [verzoeker 7] B.V.,

6. de besloten vennootschap [verzoeker 8] B.V.,

7. de besloten vennootschap [verzoeker 9] B.V.,

8. de vennootschap onder firma [verzoeker 10] V.O.F.,

9. de besloten vennootschap [verzoeker 11] B.V.,

10. de besloten vennootschap [verzoeker 12] B.V.,

11. de besloten vennootschap [verzoeker 13] B.V.,

12. de besloten vennootschap [verzoeker 14] B.V.,

13. de besloten vennootschap [verzoeker 15] B.V.,

14. de besloten vennootschap [verzoeker 16] B.V.,

15. de besloten vennootschap [verzoeker 17] B.V.,

allen te [plaats 1] , verzoekers,
gemachtigde: mr. A.A.M. van Beek,
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen, college,

gemachtigde: [naam] .
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: de publiekrechtelijke rechtspersoon gemeente Drimmelen, gemeente.

Inleiding

1. Bij besluit van 18 juni 2024 (bestreden besluit) heeft het college aan de gemeente een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een crisisnoodopvang (CNO) op [het adres] te [plaats 2] (perceel). Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit en hebben tevens een tweede verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening bij de rechtbank ingediend. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoekers om een voorlopige voorziening tegen het bestreden besluit te treffen.
1.1
Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter stelt vast dat er sprake is van een herhaald verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft immers op 21 augustus 2024 al een uitspraak [1] gedaan over het bestreden besluit. In die uitspraak is al een voorlopig oordeel gegeven over de verleende omgevingsvergunning.
2.1
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de beslissing op een verzoek om een voorlopige voorziening in beginsel is bedoeld om te gelden tot de uitspraak in de bodemprocedure. [2] Een herhaald verzoek om een voorlopige voorziening kan daarom slechts voor toewijzing in aanmerking komen, indien verzoekster een beroep doet op nieuwe feiten of omstandigheden die toewijzing van een dergelijk verzoek kunnen rechtvaardigen. Dit is het geval indien sprake is van ernstige onvolkomenheden in de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter dan wel van een belangrijke wijziging van de relevante feiten en omstandigheden. [3]
2.2
De voorzieningenrechter kan uit de toelichting van verzoekers niet opmaken welke relevante feiten en omstandigheden zouden zijn gewijzigd. Evenmin leidt de voorzieningenrechter daaruit af wat de ernstige onvolkomenheden zouden zijn in de eerdere uitspraak. Verzoekers beroepen zich met name op de verwachting dat de crisisnoodopvang geopend gaat worden voordat het voetpad is aangelegd én een voorziening is getroffen voor de andere – huidige – gebruikers van de strook waarop het voetpad komt. De voorzieningenrechter heeft zich echter in de uitspraak van 21 augustus 2024 al uitgelaten over dit voetpad. [4]
2.3
Nu er geen sprake is van een nieuw feit of ernstige onvolkomenheden in de eerdere uitspraak is het (herhaalde) verzoek om voorlopige voorziening kennelijk ongegrond en dient het daarom te worden afgewezen.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek is kennelijk ongegrond. Het verzoek van verzoekers om de verleende omgevingsvergunning te schorsen wordt afgewezen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoekers krijgen geen proceskostenvergoeding en ontvangen het griffierecht niet terug.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 27 november 2024 door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21 augustus 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:5780
2.Artikel 8:85 van de Awb
3.ABRvS, 24 september 2019,ECLI:NL:RVS:2019:3225, en ABRvS, 18 juli 2019 ECLI:NL:RVS:2019:2481
4.Voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21 augustus 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:5780, r.o. 7.13