ECLI:NL:RBZWB:2024:7986

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
11102126 CV EXPL 24-1682
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van der Burgt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst auto en terugbetaling koopsom

In deze zaak heeft eiser een auto gekocht van gedaagde sub 2, die als particulier handelde. Eiser vordert ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van de koopsom van € 8.800,00, omdat de auto na korte tijd defect raakte. De kantonrechter oordeelt dat het consumentenrecht niet van toepassing is, omdat gedaagde sub 2 niet handelde vanuit een beroep of bedrijf. Eiser heeft de stelplicht met betrekking tot non-conformiteit, dwaling en bedrog, maar slaagt hier niet in. De rechter concludeert dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de gebreken al bestonden ten tijde van de koop. De vorderingen van eiser worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 20 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11102126 \ CV EXPL 24-1682
Vonnis van 20 november 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. S. Yadegari,
tegen

1.DE VENNOOTSCHAP ONDER FIRMA [gedaagde sub 1] ,

te [plaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 1]
niet verschenen,
2.
[gedaagde sub 2] , VENNOOT VAN [gedaagde sub 1],
te [plaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 2] ,
procederend in persoon,
gedaagde partijen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 juli 2024 en de daarin genoemde stukken,
- de akte overleggen producties van [eiser] , met producties,
- de mondelinge behandeling van 23 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
[eiser] is op de mondelinge behandeling verschenen, tezamen mr. M. de Jong. [gedaagde sub 2] is, vergezeld door de heer [naam] , op de mondelinge behandeling verschenen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 29 oktober 2023 via www.marktplaats.nl gereageerd op een tweedehands auto van het merk BMW (hierna: de auto). De auto is ongeveer 11,5 jaar oud met een in oktober 2022 gereviseerde motor en heeft een kilometerstand van 215.466 km. De vraagprijs is € 10.749,00. Diezelfde dag heeft [eiser] de auto in aanwezigheid van [gedaagde sub 2] bekeken en voor een bedrag van € 8.800,00 gekocht. In de door [gedaagde sub 2] en [eiser] ondertekende koopovereenkomst staat:
“ ik als [gedaagde sub 2] heb de auto verkocht aan [eiser] voor € 8.800 het gaat om een bwm 3-serie [kenteken] auto is technisch en visueel nagekeken en bijde partyen zijn akkoord”
2.2.
Ruim een maand later, op 30 november 2023, is [eiser] met de auto stil komen te staan op een rotonde in Haarlem. De auto is weggesleept naar een nabij gelegen garage. [eiser] heeft tot dan toe circa 1600 km met de auto gereden.
2.3.
[eiser] heeft [gedaagde sub 1] op 14 december 2023 in gebreke gesteld en gesommeerd de gebreken te herstellen.
2.4.
Op 18 december 2023 heeft [gedaagde sub 1] per e-mailbericht aan [eiser] medegedeeld niet aansprakelijk te zijn en dat de verkoop niet door [gedaagde sub 1] is gedaan, maar door [gedaagde sub 2] . Op 2 februari 2024 heeft [gedaagde sub 1] nogmaals aan de gemachtigde van [eiser] , nadat deze contact met [gedaagde sub 1] had opgenomen, laten weten dat [eiser] de verkeerde partij heeft geadresseerd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - uitvoerbaar bij voorraad:
primair, de koopovereenkomst te ontbinden en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te veroordelen de volledige koopsom van € 8.800,00 aan [eiser] terug te betalen,
subsidiair, te bepalen dat [eiser] heeft gedwaald en dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] met opzet blijkens diens wetenschap (bedrog) dan wel zonder wetenschap (dwaling) hebben gehandeld en de koopovereenkomst te vernietigen en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te veroordelen tot betaling van € 8.800,00,
primair en subsidiair,[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te veroordelen de auto te vrijwaren, op straffe van een dwangsom van € 500,00 met een maximum van € 20.000,00,
meer subsidiair, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te veroordelen de auto op te halen en kosteloos te herstellen, op straffe van een dwangsom,
primair, subsidiair en meer subsidiair, vergoeding van de aanvullende schadeposten:
a. motorrijtuigbelasting,
b. verzekeringspremie,
c. extra kosten,
d. buitengerechtelijke incassokosten,
primair,
subsidiair en meer subsidiair, de wettelijke rente over de hoofdsom en nevenvordering vanaf datum van aankoop tot aan het moment dat de volledige vordering is voldaan,
nog meer subsidiair,[eiser] op te dragen nader bewijs te leveren voor wat betreft de non-conformiteit,
uiterst subsidiair, dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gehouden worden nader onderzoek te doen en zo nodig te herstellen.
3.2.
[eiser] stelt dat hij de auto als consument heeft gekocht, zodat het consumentenrecht van toepassing is. Volgens [eiser] is er sprake van non-conformiteit, omdat de motor na 30 dagen kapot ging en er geen bewijs is dat dit gebrek niet al ten tijde van de koop aanwezig was. [gedaagde sub 1] is de kans geboden de schade te herstellen, maar die wilde er niet aan beginnen, aldus [eiser] .
3.3.
[gedaagde sub 2] voert aan dat hij de auto privé aan [eiser] heeft verkocht. Daarnaast betwist hij dat sprake is van non-conformiteit. Volgens hem was de auto in orde bij de verkoop. Verder betwist hij de gestelde dwaling of bedrog. Als er al sprake zou zijn van een defect in de motor dan was [gedaagde sub 2] daar ten tijde van de verkoop niet mee bekend. Hij verwijt [eiser] dat deze hem na het stilvallen van de auto niet de gelegenheid heeft geboden het gebrek te inspecteren en eventueel te laten herstellen. De vorderingen moeten daarom worden afgewezen, aldus [gedaagde sub 2] .
3.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde sub 2] is in de procedure verschenen. Op grond van artikel 140 lid 1 Rv is aan [gedaagde sub 1] verstek verleend en wordt tussen [eiser] en [gedaagde sub 2] voort geprocedeerd. Op grond van lid 3 van artikel 140 Rv wordt tussen alle partijen in deze zaak één vonnis gewezen dat als een vonnis op tegenspraak geldt. Dat betekent dat ook [gedaagde sub 1] tegen dit vonnis geen verzet, maar slechts hoger beroep kan instellen.
Consumentenkoop
4.2.
Het eerste geschilpunt tussen partijen is de vraag of [eiser] de auto al dan niet als consument heeft gekocht. Voor de beantwoording van deze vraag is het belangrijk vast te stellen met wie [eiser] de koopovereenkomst heeft gesloten: met [gedaagde sub 1] of met [gedaagde sub 2] persoonlijk? Met andere woorden: heeft [gedaagde sub 2] de overeenkomst op eigen naam gesloten, of namens [gedaagde sub 1] ? Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad hangt dit af van wat partijen hierover naar elkaar hebben verklaard en wat zij redelijkerwijs uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden. De kantonrechter acht daartoe de volgende aspecten van belang.
4.2.1.
In de door beide partijen ondertekende overeenkomst staat vermeld: “ik, [gedaagde sub 2] , heb de auto verkocht.” De overeenkomst bevat geen logo’s of andere kenmerken van [gedaagde sub 1] . Verder heeft [eiser] de koopsom overgemaakt naar de persoonlijke bankrekening van [gedaagde sub 2] . In de aanloop naar de bezichtiging op 29 oktober 2023 hebben partijen via berichten contact gehad over het maken van een afspraak om de auto te bekijken. In deze correspondentie schrijft [gedaagde sub 2] onder andere “omdat het mijn auto is”, waar hij “zelf in ging rijden.” Ook schrijft [gedaagde sub 2] dat de auto bij hem thuis staat ter bezichtiging en dat hij de auto desgewenst wel naar de garage van [gedaagde sub 1] wil rijden. [eiser] wil dat laatste, omdat hij daar al is, waarop [gedaagde sub 2] met de auto naar de garage rijdt, alwaar de bezichtiging plaatsvindt. Tot slot laat het ook bij [eiser] bekende kentekenbewijs zien dat de auto op dat moment al ruim een jaar particulier eigendom van [gedaagde sub 2] is. Het particulier eigendom blijkt ook uit de RDW-registratie. Op grond van het voorgaande had [eiser] redelijkerwijs kunnen begrijpen dat [gedaagde sub 2] in deze overeenkomst handelde als privépersoon en niet namens [gedaagde sub 1] . Het feit dat de koop is gesloten op het bedrijfsterrein van [gedaagde sub 1] die de advertentie heeft geplaatst, legt onvoldoende gewicht in de schaal om tot een ander oordeel te komen. De stelling van [eiser] dat de auto bij [gedaagde sub 1] in de showroom stond, treft evenmin doel. Die stelling is door [gedaagde sub 2] weersproken met het verweer dat de garage helemaal geen showroom heeft. Dit verweer is door [eiser] niet weerlegd. [eiser] ’s stelling over de showroom valt overigens ook niet te rijmen met de eerder genoemde correspondentie, waaruit duidelijk valt af te leiden dat de auto (aanvankelijk) bij [gedaagde sub 2] thuis stond.
4.3.
Alle genoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien leiden tot het oordeel dat [gedaagde sub 2] als contractspartij van [eiser] moet worden beschouwd. Dit betekent dat [gedaagde sub 1] geen contractspartij is, waardoor [eiser] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vordering tegen [gedaagde sub 1] . Daar komt bij dat, nu [gedaagde sub 2] als particulier handelt en niet vanuit een beroep of bedrijf, er geen sprake is van consumentenkoop, zodat de daarvoor geldende wettelijke bepalingen ook niet van toepassing zijn. In beginsel geldt dan dat het risico is overgegaan op de koper vanaf het moment van levering van de auto.
Non-conformiteit
4.4.
Vervolgens dient beoordeeld te worden of de auto al dan niet beantwoordt aan de overeenkomst.
4.5.
Nu [eiser] zich op de rechtsgevolgen van zijn stellingen beroept, rust de stelplicht en, bij een voldoende gemotiveerde betwisting, de bewijslast van die stellingen op hem.
Nog daargelaten dat [gedaagde sub 2] in twijfel trekt of daadwerkelijk sprake is van een defecte motor of dat het stilvallen van de auto een minder ingrijpende oorzaak heeft, geldt het volgende. Uit artikel 7:17 lid 2 BW volgt dat een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Verder bepaalt artikel 7:17 lid 2 BW, voor zover relevant, dat de koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor normaal gebruik daarvan nodig zijn. Voor een auto houdt dat in dat men daarmee moet kunnen rijden/aan het verkeer deelnemen, zo niet dan is mogelijk sprake van non-conformiteit. Op grond van artikel 7:17 lid 5 BW is evenwel geen sprake van non-conformiteit indien de koper ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst met het gebrek bekend was dan wel redelijkerwijs bekend kon zijn. Dat betekent dat op koper een onderzoeksplicht kan rusten [1] .
4.6.
Vast staat dat [eiser] op grond van informatie verstrekt door [gedaagde sub 2] wist dat het een tweedehands auto van 11,5 jaar oud met een kilometerstand van 215.466 betrof, waarvan de motor een jaar eerder was gereviseerd, met een verkoopprijs van € 8.800,-, zijnde circa 19% van de nieuwwaarde. Onder deze omstandigheden rustte op [eiser] een onderzoeksplicht. Het lag op grond van voornoemde eigenschappen van de auto immers niet voor de hand dat de auto geheel vrij van gebreken zou zijn. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde sub 2] aan [eiser] mededelingen heeft gedaan die dit anders maken. Daar komt bij, dat [eiser] tijdens de bezichtiging al constateert dat de banden en remmen aan vervanging toe zijn. Door dan vervolgens de auto voorafgaand aan de koop niet te laten onderzoeken, maar deze voetstoots te kopen, kan niet worden geoordeeld dat de auto niet voldeed aan hetgeen [eiser] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Gesteld noch gebleken is dat met een onderzoek vóór het sluiten van de koopovereenkomst de door [eiser] gestelde gebreken niet aan het licht zouden zijn gekomen. In dat kader is van belang dat [eiser] tijdens de mondelinge behandeling heeft benadrukt dat de problemen met de motor zijn ontdekt door een controleapparaat langs de auto te halen zonder eerst de motor uit elkaar te hoeven halen. Een dergelijk onderzoek had [eiser] ook kunnen laten uitvoeren voorafgaand aan de koop. Dat heeft hij echter niet gedaan. Gezien het voorgaande heeft [eiser] zijn stelling, dat de auto niet beantwoordt aan hetgeen hij mocht verwachten, niet voldoende onderbouwd en is bewijslevering daarmee niet aan de orde.
4.7.
De kantonrechter neemt daarbij verder nog in aanmerking dat is gesteld noch gebleken dat [gedaagde sub 2] van de door [eiser] gestelde gebreken wist of behoorde te weten. [eiser] stelt slechts dat er geen bewijs is dat dit gebrek niet al ten tijde van de koop aanwezig was. Voor de motorproblemen verwijst [eiser] naar een rapport van ‘ [bedrijf] ’, gedateerd 1 december 2023. Dit rapport spreekt van een intern defect aan de motor, dat volgens de opsteller niet het gevolg is van verkeerd gebruik door de huidige eigenaar. Hoewel het rapport bevestigt dat er een probleem met de motor bestaat, geeft het geen aanwijzingen dat dit defect al aanwezig was bij het sluiten van de koopovereenkomst, laat staan dat [gedaagde sub 2] ervan had behoren te weten. Verder heeft [eiser] een ‘Voertuig Historie Rapport’ en een ‘RDW-Voertuigrapport’ overgelegd. Deze rapporten vermelden echter niets over een motordefect en bieden [eiser] geen soelaas. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, is [eiser] er dan ook niet in geslaagd aan te tonen dat het gebrek al bestond bij het sluiten van de overeenkomst en dat [eiser] daarvan wist dan wel het behoorde te weten. Tot slot dient daarbij in aanmerking te worden genomen dat de auto is stilgevallen, nadat [eiser] er al 32 dagen en 1600 km mee had gereden.
4.8.
Kortom, het beroep op non-conformiteit slaagt niet.
Dwaling en bedrog
4.9.
[eiser] heeft ook aan de kantonrechter gevraagd om te bepalen dat [gedaagde sub 2]
“met opzet blijkens diens wetenschap (bedrog) dan wel zonder wetenschap (dwaling) heeft gehandeld”als gevolg waarvan [eiser] heeft gedwaald en de koopovereenkomst moet worden vernietigd. Volgens [eiser] is [gedaagde sub 2] namelijk niet eerlijk geweest over de revisie van de motor. Dit is door [gedaagde sub 2] weersproken. Dat de motor is gereviseerd in oktober 2022 is door [gedaagde sub 2] onderbouwd met facturen. Op de mondelinge behandeling heeft [eiser] aangegeven dat hij wel wil aannemen dat de revisie heeft plaatsgevonden, maar dat hij zijn standpunt toch handhaaft. [eiser] heeft de betwisting van [gedaagde sub 2] hiermee onvoldoende weerlegd en de grond voor deze vordering overigens onvoldoende onderbouwd. De kantonrechter verwerpt dan ook het beroep op dwaling en bedrog.
Het nog meer en uiterst subsidiair gevorderde
4.10.
[eiser] heeft de kantonrechter verzocht om per tussenvonnis [eiser] op te dragen om nader bewijs te leveren van het gebrek. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] hiervoor in beginsel moet hebben voldaan aan zijn stelplicht. Nu hiervoor al is geoordeeld dat [eiser] onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat sprake is van een gebrek dat voor rekening van [gedaagde sub 2] komt, wordt hij niet toegelaten tot het leveren van nader bewijs. Om dezelfde reden wordt ook niet toegekomen aan het uiterst subsidiair gevorderde.
Tussenconclusie
4.11.
Het voorgaande brengt mee dat de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen. Dit betekent ook dat alle nevenvorderingen zullen worden afgewezen, zoals de dwangsommen, de schadeposten en de buitengerechtelijke incassokosten.
Proceskosten
4.12.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde sub 2] worden begroot op:
- verletkosten
50,00
Totaal
50,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart [eiser] niet ontvankelijk in zijn vordering tegen [gedaagde sub 1] ,
5.2.
wijst de vorderingen van [eiser] tegen [gedaagde sub 2] af,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 2] vastgesteld op € 50,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Burgt en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024.
MA

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld het arrest van het Hof ’s-Hertogenbosch van 19 oktober 2021 (ECLI:NL:GHSHE:2021:3152).