ECLI:NL:RBZWB:2024:7989

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
02-302308-23, 02-024442-24 (ttz gevoegd) en 18-243275-24 (ttz gevoegd)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Veroordeling voor poging zware mishandeling, meermalen opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, diefstal met braak, opzettelijke overtreding Wet Milieubeheer, bedreiging met een terroristisch misdrijf en het bezit van kinderporno.

Op 22 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2009. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling, opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, diefstal met braak, opzettelijke overtreding van de Wet Milieubeheer, bedreiging met een terroristisch misdrijf en het bezit van kinderporno. De feiten vonden plaats tussen 4 november 2023 en 31 mei 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, wat is onderbouwd door psychologisch onderzoek. De verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan zeven verschillende strafbare feiten, waarbij hij onder andere een Cobra-6 heeft aangestoken en deze in de richting van een groep kinderen heeft gegooid, wat resulteerde in letsel bij een van hen. Daarnaast heeft hij kinderpornografisch materiaal in zijn bezit gehad en verspreid. De rechtbank heeft een jeugddetentie van 125 dagen opgelegd, gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en een voorwaardelijke PIJ-maatregel. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €2.000,- toegewezen aan de benadeelde partij, die immateriële schade heeft geleden door de daden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-302308-23, 02-024442-24 (ttz gevoegd) en 18-243275-24 (ttz gevoegd)
vonnis van de meervoudige kamer van 22 november 2024
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
verblijvende bij de [zorginstelling 1] te [plaats 1] ,
raadsvrouw mr. N. van Vliet, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zittingen van 29 augustus 2024 en 8 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 02-302308-23
feit 1:op 14 november 2023 heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door een Cobra-6 aan te steken en deze in zijn richting te gooien, waarna deze is ontploft;
feit 2: op 14 november 2023 opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een Cobra-6 aan te steken en in de winkelpassage ter hoogte van Juwelier Siebel te gooien;
feit 3: op 12 november 2023 opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en/of brand heef gesticht door een Cobra-6 aan te steken en in het winkelpand van My Jewellery te gooien;
feit 4: op 4 november 2023 heeft ingebroken in de basisschool [school 1] en daarbij computermuizen heeft meegenomen;
feit 5: in de periode van 1 november 2023 tot en met 14 november 2023 opzettelijk knalvuurwerk (lijst III) heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad.
parketnummer 02-024442-24
in de periode van 5 maart 2022 tot en met 22 januari 2024 kinderpornografisch materiaal in zijn bezit heeft gehad, heeft aangeboden en dit ook heeft verspreid.
parketnummer 18-243275-24
op 31 mei 2024 de medewerkers en bezoekers van het vakantiepark [locatie 1] via Instagram heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
parketnummer 02-302308-23
De officier van justitie acht de feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij onder andere op de aangiften, de bekennende verklaringen van verdachte, de getuigenverklaringen en de processen-verbaal van bevindingen. Ten aanzien van het eerste en het derde feit merkt de officier van justitie ter terechtzitting het navolgende op.
Feit 1
De officier van justitie stelt zich primair op het standpunt dat verdachte vol opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij een of meer kinderen, waaronder [slachtoffer] , heeft gehad. Dit baseert de officier van justitie op het handelen van verdachte, zijn verklaring direct na het incident en de aangetroffen chat op zijn telefoon. Subsidiair stelt zij dat sprake is van voorwaardelijk opzet, nu het niet anders kan dan dat verdachte wist dat er kinderen op het schoolplein aan het spelen waren en hij desondanks de Cobra-6 onder/door het hek van het speelplein gooide. Door zijn handelen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel aanvaard.
Feit 3
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat door de ontploffing levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in het pand aanwezige personen te duchten was. Het is niet duidelijk hoeveel personen in het winkelpand aanwezig waren, waar zij stonden toen de Cobra-6 ontplofte en waar de Cobra-6 precies is ontploft.
parketnummer 02-024442-24
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 5 maart 2022 tot en met 22 januari 2024 kinderpornografisch materiaal in zijn bezit heeft gehad, heeft verspreid en heeft aangeboden. Zij baseert zich daarbij op de verklaring van verdachte en de processen-verbaal van bevindingen. Dat bij bepaalde afbeeldingen in het overzicht van de geselecteerde afbeeldingen “cache” in het bestandspad staat, neemt niet weg dat er sprake is van (voorwaardelijke) opzet op het bezit van kinderporno. Verdachte is gericht op zoek gegaan naar kinderpornografisch materiaal. Nu er bij die afbeeldingen ook “Telegram” staat, betekent dat, wat de officier van justitie betreft, dat die afbeeldingen toegankelijk voor verdachte zijn geweest. Subsidiair stelt zij zich op het standpunt dat de afbeeldingen waarbij “cache” in het bestandspad staat niet in het bezit van verdachte zijn geweest, maar dat verdachte zich daartoe wel “toegang heeft verschaft”.
parketnummer 18-243275-24
De officier van justitie acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de screenshot van het Instagrambericht, de aangifte van [aangever 1] en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
parketnummer 02-302308-23
Feit 1, 2 en 4
De verdediging is van mening dat de rechtbank, gelet op de bekennende verklaringen van verdachte en de overige inhoud van het dossier, tot een bewezenverklaring van feit 1, 2 en 4 kan komen en refereert zich ten aanzien van die feiten aan het oordeel van de rechtbank.
Feit 3
De verdediging stelt zich op het standpunt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat door de ontploffing levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in het pand aanwezige personen te duchten was. De verdediging is van mening dat uit het dossier niet blijkt dat ten tijde van de ontploffing zich in de nabijheid daarvan, binnen een afstand van drie meter (ECLI:NL:RBMNE:2023:1098), personen bevonden. Gelet daarop verzoekt de verdediging verdachte daarvan partieel vrij te spreken.
Feit 5
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring van dit feit kan komen en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. Wel stelt de verdediging dat er sprake is van een kortere pleegperiode dan de tenlastegelegde pleegperiode, te weten een pleegperiode van 10 november tot en met 14 november 2023. Dit baseert de verdediging op hetgeen verdachte op 15 november 2023 bij de politie heeft verklaard en het aangetroffen chatgesprek van 10 november 2023 tussen verdachte en de verkoper van de Cobra-6.
parketnummer 02-024442-24
De verdediging refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring van dit feit aan het oordeel van de rechtbank. Wel merkt de verdediging op dat de afbeeldingen 2 en 5 onder het tweede gedachtestreepje moeten komen te vervallen, nu deze ook zijn genoemd onder het eerste gedachtestreepje van de tenlastelegging.
parketnummer 18-243275-24
De verdediging refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring van dit feit aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
parketnummer 02-302308-23
Feit 1
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 1 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 29 augustus 2024;
- de aangiften van [aangever 2] en [aangever 3] van 14 november 2023;
- de getuigenverklaring van [getuige 1] van 14 november 2023.
Vol opzet of voorwaardelijk opzet?
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat verdachte op 14 november 2023 een Cobra-6 heeft aangestoken en deze vervolgens door/onder het hek bij het speelplein van de basisschool [school 2] heeft gegooid. Als gevolg van het ontploffen van de Cobra-6 heeft [slachtoffer] letsel opgelopen.
De rechtbank overweegt, anders dan de officier van justitie, dat uit het dossier niet is gebleken dat verdachte vol opzet heeft gehad om een of meer kinderen, onder wie [slachtoffer] , zwaar letsel toe te brengen of anderszins te verwonden of pijn te doen. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij de Cobra-6 niet gericht naar iemand of naar een plek heeft gegooid. Verdachte moest de Cobra-6 snel weggooien om te voorkomen dat die in zijn hand tot ontploffing zou komen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van verdachte en is van oordeel dat er sprake is van een ongecontroleerde worp van de – aangestoken – Cobra-6 door verdachte.
Met betrekking tot de vraag of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet overweegt de rechtbank als volgt. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig wanneer verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zou intreden. Uit de aangifte en de getuigenverklaring blijkt dat er meerdere kinderen op relatief korte afstand van de Cobra-6 stonden en dat één kind, genaamd [slachtoffer] , in de hoek vlakbij de Cobra-6 bleef staan. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij onder de overkapping van het speelplein “een stuk of drie kinderen” heeft zien staan, vlak voordat hij de Cobra-6 aanstak en door/onder het hek bij de speelplein gooide. Ook heeft verdachte verklaard dat hij weet dat een Cobra-6 gevaarlijk is en dat het afsteken risico’s met zich meebrengt. Dat de ontploffing van de Cobra-6 een enorme knal is geweest, volgt ook uit de getuigenverklaring en de afbeeldingen in het dossier waarop een zwarte plek op de grond is te zien met rondom die plek resterende delen van het etiket van de Cobra-6.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat door het aansteken van de Cobra-6 en het ongecontroleerd weggooien, wetende dat er kinderen op korte afstand staan en wetende dat een Cobra-6 een behoorlijke ontploffing teweeg brengt, verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een persoon zwaar lichamelijk letsel zou oplopen of anderszins letsel of pijn zou worden toegebracht.
Feit 2
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 2 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 29 augustus 2024;
- de aangifte van [aangever 4] van 14 november 2023.
Feit 3
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 3 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 29 augustus 2024;
- de aangifte van [aangever 5] van 12 november 2023;
- de getuigenverklaring van [getuige 2] van 12 november 2023.
De rechtbank is, zoals ook door de officier van justitie gerekwireerd en door de verdediging betoogd, van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor de zich in het winkelpand van My Jewellery aanwezige personen heeft veroorzaakt door de Cobra-6 tot ontploffing te brengen. De rechtbank kan op basis van het dossier en wat ter terechtzitting is besproken niet vaststellen op welke afstand de kassa, waar de medewerkers van My Jewellery stonden, zich bevindt ten opzichte van de plek waar de Cobra-6 is ontploft. De rechtbank zal verdachte hiervan partieel vrijspreken.
Feit 4
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 4 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 29 augustus 2024;
- de aangifte van [aangever 6] van 4 november 2023.
Feit 5
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 5 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 29 augustus 2024;
- het proces-verbaal van bevindingen van 14 november 2023;
- het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 12 december 2023.
Op basis van het dossier blijkt niet dat verdachte op 1 november 2023 al in het bezit is geweest van de Cobra-6. Verdachte heeft op 15 november 2023 bij de politie verklaard dat hij de Cobra-6 de vrijdag of zaterdag daarvoor heeft gekocht, zijnde op 10 november 2023 of 11 november 2023. Dit is in overeenstemming met het aangetroffen chatgesprek van 10 november 2023 tussen verdachte en de verkoper van de Cobra-6. Gelet op voornoemde gaat de rechtbank uit van een pleegperiode van 10 november 2023 tot en met 14 november 2023.
parketnummer 02-024442-24
Aangezien verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 29 augustus 2024 en afgelegd bij de politie op 23 mei 2023;
- het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch (en dierenpornografisch) materiaal van 25 april 2024;
- het proces-verbaal onderzoek digitale gegevens van 14 mei 2024.
Bezitten en/of toegang verschaffen tot?
Uit het dossier leidt de rechtbank af dat er op de gegevensdragers die bij verdachte in beslag zijn genomen 629 afbeeldingen en 239 video’s met een kinderpornografisch karakter zijn aangetroffen.
Verdachte heeft niet betwist dat hij op zoek is geweest naar pornografisch materiaal van (vrouwelijke) leeftijdsgenoten (14, 15 en 16 jaar) en deze afbeeldingen en video’s ook heeft aangeboden en met andere personen heeft uitgewisseld en geruild. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij zich er niet helemaal van bewust was dat het kijken en hebben van pornografisch materiaal van (vrouwelijke) leeftijdsgenoten valt onder kinderporno, omdat hij zelf ook nog minderjarig is. Verder heeft verdachte verklaard dat hij het pornografisch materiaal van jonge meisjes (onder 14 jaar) niet bekeek en/of verwijderde.
Voor een bewezenverklaring van “bezitten” is vereist dat verdachte – al dan niet in voorwaardelijke zin – opzet heeft gehad op het bezit van de bij deze feiten strafbaar gestelde kinderporno. Voor het bezitten (in juridische zin) van het kinderpornografisch materiaal is vereist dat verdachte over het kinderpornografisch materiaal kon beschikken. Beschikken houdt hier in het er toegang toe hebben, het kunnen openen om het te kunnen bekijken dan wel er handelingen mee kunnen verrichten en het te kunnen verwijderen.
Het bestandspad van een aangetroffen kinderpornografische afbeelding kan aantonen in hoeverre de gebruiker van de gegevensdrager de beschikkingsmacht over een specifieke afbeelding of video heeft gehad. De bestandslocatie kan ook aantonen dat de gebruiker zich, door middel van een geautomatiseerd werk, de toegang tot die afbeelding heeft verschaft. Het politieonderzoek naar de benaderbaarheid van het aangetroffen kinderpornografisch materiaal leverde het volgende beeld op.
Ongeveer 80% van de kinderpornografische afbeeldingen was, vanwege de locatie van de afbeelding en/of video, direct benaderbaar voor verdachte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het aannemelijk is dat verdachte, als de gebruiker van de gegevensdrager, heeft moeten weten dat die bestanden zich op zijn telefoon bevonden en dat hij dat materiaal om die reden in zijn “bezit” heeft (gehad) of zichzelf toegang daartoe heeft verschaft. Dit betreft de
afbeeldingen 1, 3 en 16. De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van genoemde nummers van “bezit” kan worden gesproken.
Ongeveer 5% van het kinderpornografisch materiaal is aangetroffen op de bestandslocatie waar het besturingssysteem Android de afbeeldingen van de app “Gallery” tijdelijk opslaat. Dit heet de “cache”. Deze cache-bestanden zijn niet gemakkelijk te benaderen voor de gebruiker van de gegevensdrager, maar geven wel een sterke indicatie dat verdachte deze afbeeldingen en/of video’s op zijn telefoon in bezit moet hebben gehad of zichzelf toegang daartoe heeft verschaft.
Ongeveer 15% bleek te zijn opgeslagen in de cache-map van een softwareapplicatie. Deze afbeeldingen zijn niet altijd zichtbaar voor de gebruiker van de gegevensdrager. Het aantreffen van afbeeldingen die zijn opgeslagen in de cache-map van een softwareapplicatie toont wel aan dat de gebruiker van de gegevensdrager zich door middel van geautomatiseerd werk toegang tot dat kinderpornografisch materiaal heeft verschaft.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank onvoldoende aanwijzingen in het dossier dat de
afbeeldingen 2, 4 t/m 15 en 17 t/m 21– net als de afbeeldingen 1, 3 en 16 – ook in de eerste categorie (80%) vallen. Hoewel in het bestandspad van die afbeeldingen het woord “Telegram” te zien is, is in het bestandspad ook expliciet “cache” te lezen, wat eerder een aanduiding is voor de stelling dat die afbeeldingen zich in de tweede (5%) of derde categorie (15%) bevinden. Echter, uit het proces-verbaal ‘beschrijving kinderpornografisch materiaal’ (pagina 58 e.v.) volgt dat voor deze categorieën nog steeds geldt dat de bestandslocatie een “sterke indicatie” voor het bezit van kinderpornografisch materiaal oplevert, dan wel dat deze “aantoont” dat verdachte zich daartoe door middel van geautomatiseerd werk toegang heeft verschaft. Gelet op de overige bevindingen in het dossier, waaronder de onderzoeksbevindingen ten aanzien van de telefoon van verdachte (waaruit de door verdachte gebruikte zoektermen en de door hem gebruikte accounts volgen), de aangetroffen links van een kinderpornowebsite ( [website] ) en de aangetroffen chats, gecombineerd met de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, is de rechtbank van oordeel dat buiten redelijke twijfel vast staat dat sprake is van bezit van - en toegang verschaffen tot kinderpornografisch materiaal. Verdachte is actief bezig geweest met het zoeken en bekijken van kinderpornografisch materiaal, zodat zijn wil gericht was op het verkrijgen van het kinderpornografisch materiaal. Daarmee is voldaan aan het voorwaardelijk opzetvereiste op het “bezit” en het “toegang verschaffen tot” van de bij deze feiten strafbaar gestelde kinderporno.
parketnummer 18-243275-24
Aangezien verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 29 augustus 2024;
- de aangifte van [aangever 1] van 4 juni 2024.
Bedreiging met een terroristisch misdrijf, met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling?
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat verdachte op 31 mei 2024 via Instagram de volgende woorden heeft geuit: "Op 15 augustus zal er een Aanslag in [locatie 1] worden gepleegd, mensen met bomvesten zullen toeslaan in het zwembad bij het midden van de trap, mensen zullen schieten bij de [supermarkt] met automatische wapens. alles is al voorbereid." Van dit bericht hebben medewerkers van het vakantiepark [locatie 1] kennis genomen.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen, dan wel zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht. Ten aanzien van de bedreiging met een terroristisch misdrijf is het verder relevant dat de verdachte niet zelf een terroristisch oogmerk hoeft te hebben gehad: het gaat erom dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat (I) het misdrijf waarmee wordt gedreigd een terroristisch misdrijf is (d.w.z. een misdrijf als bedoeld in artikel 83 Sr) en (II) dat dit misdrijf ook zou worden uitgevoerd.
Voor het antwoord op de vraag of sprake is van een bedreiging waarbij voor de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd erop was gericht de bevolking of een deel van de bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen (“bedreiging met een terroristisch misdrijf”), zijn niet alleen de bewoordingen bepalend, maar zullen deze moeten worden bezien in de context waarin die woorden zijn geuit. De rechtbank stelt vast dat verdachte op Instagram heeft geuit dat een aanslag gepleegd zou gaan worden in [locatie 1] , waarbij ook onder meer de woorden “automatische wapens” en “bomvesten” zijn gebezigd. De rechtbank is van oordeel dat bij medewerkers en bezoekers van het [locatie 1] de redelijke vrees kon ontstaan dat de aanslag waarmee werd gedreigd erop was gericht een deel van de bevolking ernstige vrees aan te jagen. Tot deze conclusie draagt bij dat niet alleen de tekst in bewoordingen zeer dreigend was, maar ook dat deze afkomstig was van de accountnaam ‘ [accountnaam] ’, dat het gekozen medium (Instagram) in beginsel openbaar is, dat het [locatie 1] als een plek kan worden gezien waar veel mensen samen komen en dat in het bericht specifieke locaties binnen het [locatie 1] zijn genoemd, door welke details de bedreiging geloofwaardiger overkomt.
De rechtbank is van oordeel dat de opzet van verdachte in voorwaardelijke zin erop was gericht deze vrees te doen ontstaan, dat wil zeggen dat hij door het plaatsen van het bericht bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze vrees zou ontstaan. De omstandigheid dat verdachte hierover, zowel ter zitting als bij de politie, heeft verklaard dat zijn uitingen vooral uit wanhoop en frustratie zijn gedaan om aandacht voor zijn eigen (school)problemen te krijgen, maken voorgaande niet anders.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
parketnummer 02-302308-23
Feit 1op 14 november 2023 te [plaats 2] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meer kinderen opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
een Cobra 6, heeft aangestoken en tot ontbranding gebracht en (vervolgens) deze Cobra 6 door/onder het hek bij het speelplein van de basisschool [school 2] heeft gegooid, terwijl daar een groep kinderen aanwezig was, waaronder [slachtoffer] , waarna deze Cobra
6, (aldaar) is ontploft, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2op 14 november 2023 te [plaats 2] , opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht
door in een winkelpassage (ter hoogte van Juwelier Siebel), een Cobra 6 aan te steken in die passage, waardoor een ontploffing is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die winkelpassage en voor zich in die passage bevindende (andere) goederen, te duchten was;
Feit 3op 12 november 2023 te [plaats 2] , opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht
door in een winkelpand (My Jewellery in Designer Outlet [plaats 2] ),
een Cobra 6 aan te steken en waardoor een ontploffing is ontstaan en waardoor brand is ontstaan, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor dat pand en voor zich in die winkel bevindende (andere)
goederen te duchten was;
Feit 4op 4 november 2023 te [plaats 2] , computermuizen die aan Basisschool [school 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door
middel van braak;
Feit 5in de periode van 10 november 2023 tot en met 14 november 2023 te [plaats 2] ,
opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
zes, stuks knalvuurwerk (lijst III) voorhanden heeft gehad.
parketnummer 02-024442-24
in of omstreeks de periode van 5 maart 2022 tot en met 22 januari 2024, in de
gemeente [plaats 2] , een (groot) aantal afbeeldingen, te weten foto’s en/of video’s - en/of
gegevensdragers, bevattende afbeeldingen, te weten GSM’s, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken, heeft verspreid, aangeboden, in bezit gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren (met de penis en/of vinger/hand
en/of mond/tong en/of een voorwerp) door zichzelf en/of door een volwassen
man/een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, van het
lichaam van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar (eveneens) nog
niet heeft/hebben bereikt (afbeeldingen 01, 02, 03, 04, 05, 06 van de collectiescan en
toonmap), en/of
- het (laten) betasten van de geslachtsdelen en/of billen van (een) perso(o)n(en) die
kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt door een volwassen
persoon/een persoon die (eveneens) kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft
bereikt/zichzelf (afbeeldingen 07, 08, 09, 10, 11 van de collectiescan en
toonmap), en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk
de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of
opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een
erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen
en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende
afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door
het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van
deze persoon en/of de uitsnede van de foto's /film(s) nadrukkelijk het (ontblote)
geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling (afbeeldingen 14, 15, 16, 17, 18 van de
collectiescan en toonmap), en/of
- het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het gezicht en/of lichaam van een
persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het houden
van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (afbeeldingen 19, 20, 21 van de
collectiescan en toonmap), en/of- het door een dier likken, betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (afbeeldingen 12 en 13 van de collectiescan en toonmap).
parketnummer 18-243275-24
op 31 mei 2024 te [plaats 2] medewerkers en bezoekers van vakantiepark [locatie 1] heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf, immers heeft verdachte opzettelijk (via Instagram) de woorden geuit: "Op 15 augustus zal er een Aanslag in [locatie 1] worden gepleegd, mensen met bomvesten zullen toeslaan in het zwembad bij het midden van de trap, mensen zullen schieten bij de [supermarkt] met automatische wapens. alles is al voorbereid.", van welke bedreiging de directie en/of medewerkers van [locatie 1] kennis hebben genomen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert ten tijde van de zitting op 29 augustus 2024 aan verdachte, op te leggen een jeugddetentie van 180 dagen met aftrek van het voorarrest en een voorwaardelijke PIJ-maatregel met de voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad.
Hierbij merkt de officier van justitie op dat zij het met de raadsvrouw eens is dat het onwenselijk zou zijn als er een gat zou ontstaan tussen het verblijf in een JJI en de aanvang van de behandeling bij de [zorginstelling 1] . In dat verband brengt zij naar voren dat de rechter wellicht gebruik kan maken van de mogelijkheid die in artikel 6:6:28 Sv wordt gegeven, te weten dat de rechter die de straf heeft opgelegd te allen tijde de veroordeelde aan wie een jeugddetentie is opgelegd voorwaardelijk in vrijheid kan stellen, op het moment dat er plek voor verdachte bij de [zorginstelling 1] is. Verder vordert zij de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de jeugdreclassering dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Gelet op het feit dat de voorlopige hechtenis van verdachte inmiddels is geschorst, nu hij sinds 7 oktober 2024 bij de [zorginstelling 1] verblijft, en de officier van justitie het niet wenselijk vindt als verdachte opnieuw in detentie zou moeten verblijven, vordert zij ten tijde van de nadere zitting op 8 november 2024 een jeugddetentie gelijk aan het voorarrest (in plaats van een jeugddetentie van 180 dagen) en een voorwaardelijke PIJ-maatregel met de voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad en de dadelijk uitvoerbaarheid.
De officier van justitie heeft rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Ook heeft de officier van justitie, in het voordeel van verdachte, meegewogen dat hij excuusbrieven heeft geschreven.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om bij de strafoplegging rekening te houden met de leeftijd van verdachte, zijn blanco strafblad, de persoon van de verdachte en de excuusbrieven die verdachte heeft geschreven.
De verdediging verzoekt de rechtbank om het strafadvies van de Raad, te weten het opleggen van een voorwaardelijke PIJ-maatregel met daaraan verbonden de door de Raad geadviseerde algemene en bijzondere voorwaarden, over te nemen, met een proeftijd van twee jaar. Op de zitting van 29 augustus 2024 heeft de verdediging verzocht om, als de rechtbank de behandeling van de zaken, in afwachting van de plaatsing van verdachte bij de [zorginstelling 1] , aanhoudt, naast de voorwaardelijke PIJ-maatregel een jeugddetentie gelijk aan het voorarrest op te leggen. Als de rechtbank de behandeling van de zaken niet aanhoudt, verzoekt zij om, naast de voorwaardelijke PIJ-maatregel, een jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en een jeugddetentie voor maximaal zes weken vanaf de datum van de uitspraak op te leggen.
Tijdens de nadere zitting op 8 november 2024 heeft de verdediging verzocht om, conform de gewijzigde eis van de officier van justitie, naast de voorwaardelijke PIJ-maatregel een jeugddetentie gelijk aan het voorarrest op te leggen, nu verdachte inmiddels bij de [zorginstelling 1] verblijft.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en met de omstandigheden waaronder dit strafbare feit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan in totaal zeven uiteenlopende (ernstige) strafbare feiten. Dit betrof onder meer een poging tot zware mishandeling, opzettelijk een ontploffing teweegbrengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, een diefstal met braak en een bedreiging met een terroristisch misdrijf. Verdachte heeft met zijn handelen laten zien weinig respect voor de integriteit van anderen en andermans goederen en eigendommen te hebben. Slachtoffers van geweldsdelicten hebben vaak langdurig psychische klachten van wat hen is overkomen. Bovendien leidt dit soort feiten tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. Daarnaast veroorzaken diefstallen en ontploffingen de nodige (financiële) schade en overlast. Verdachte heeft hier geen rekening mee gehouden. Verder heeft verdachte zich in de periode van 5 maart 2022 tot en met 22 januari 2024 schuldig gemaakt aan onder meer het bezitten van kinderporno. Op de gegevensdragers van verdachte is een grote hoeveelheid afbeeldingen en video’s met een kinderpornografisch karakter aangetroffen. Kinderporno is uiterst verwerpelijk, met name omdat bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. De betrokken kinderen lopen vaak psychische schade op die gedurende lange tijd en niet zelden de rest van hun leven diepe sporen nalaat. Verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van de vraag ernaar. De rechtbank neemt hem dit zeer kwalijk.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte een first offender is. Wel neemt de rechtbank in haar beoordeling mee dat verdachte gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis nieuwe overtredingen en (strafbare) feiten heeft gepleegd. Dit baart de rechtbank zorgen.
Om meer inzicht in de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte te krijgen, is verdachte (voor wat betreft de zaken bekend onder de parketnummers 02-302308-23 en
02-024442-24) onderzocht door drs. [naam 1] , GZ-psycholoog, en mevr. [naam 2] , kinder- en jeugdpsychiater.
De deskundigen concluderen dat ten tijde van de tenlastegelegde feiten bij verdachte sprake was van een autisme spectrum stoornis met kenmerken van ADHD, een ongespecificeerde depressieve-stemmingsstoornis en een andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis. Hierdoor heeft verdachte een sterk gevoel voor rechtvaardigheid, waarbij hij geneigd is zwart-wit te denken en moeite heeft met nuanceren, waardoor verdachte zijn eigen negatieve overtuigingen zijn gedachten laat beheersen. Zo ervaart verdachte een stem die dwingend is, hem aanzet tot gerichte agressie en die hij moeilijk kan weerstaan. Verdachte heeft de feiten gepland om zijn doel, te weten aandacht voor zijn (school)problemen, te bereiken en niet met het doel om andere personen pijn of letsel toe te brengen. Ten aanzien van het bezitten en verspreiden van kinderporno geven de deskundigen aan dat verdachte door zijn autisme spectrum stoornis zeer rechtlijnig in zijn denken is, erg beïnvloedbaar op het internet is en zich onvoldoende laat afremmen door de gevolgen van zijn gedrag voor anderen. De deskundigen adviseren daarom om de tenlastegelegde feiten, indien bewezen, verminderd aan hem toe te rekenen.
De deskundigen schatten de kans dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen als hoog in bij gelijkblijvende omstandigheden, waarbij wordt opgemerkt dat de kans op seksueel delinquent gedrag als laag wordt ingeschat. Om het risico te beperken, is het van belang dat een klinische behandeling bij een forensische psychiatrische jeugdkliniek voor verdachte wordt ingezet, zoals bij de [zorginstelling 1] in [plaats 1] . Verdachte heeft passende hulpverlening en strakke controle en toezicht op en beperking van het internetgebruik nodig, gecombineerd met psychotherapie gericht op de dwingende gedachten en obsessies (over het schoolsysteem) en psycho-educatie gericht op zijn autisme spectrum stoornis. Ook adviseren de deskundigen om aandacht te blijven houden voor de medicamenteuze behandeling van verdachte en zijn stemming, nu er een lijdensdruk bij verdachte te zien is.
Vanwege de forse psychiatrische problematiek en het hoge risico op (gewelds)recidive vinden de deskundigen het van belang dat de klinische behandeling in een strak juridisch kader plaatsvindt. Er is een stevige stok achter de deur nodig. Beide deskundigen hebben in hun meest recente rapportage d.d. 22 en 23 augustus 2024 – anders dan in de rapportages d.d. 7 en 10 maart 2024 – geadviseerd de behandeling binnen een voorwaardelijke PIJ-maatregel vorm te geven. Een kader van bijzondere voorwaarden is volgens de deskundigen niet langer toereikend. De inzet van ambulante systeembehandeling, begeleiding door jeugdreclassering en strakke voorwaarden met name rondom het internetgebruik (in het schorsingskader) is onvoldoende gebleken om de recidiverisico’s beheersbaar te houden, nu verdachte tijdens de periode dat zijn voorlopige hechtenis geschorst was nieuwe (strafbare) feiten heeft gepleegd.
Tijdens de zitting hebben de deskundigen hun conclusies en adviezen toegelicht. De deskundigen hebben aangevuld dat personen met een autisme spectrum stoornis gefragmenteerd denken en dat hoe verdachte denkt wordt bepaald door de situatie waarin hij zich bevindt. Het is niet dat verdachte liegt of manipuleert. Als de omstandigheden veranderen, kan verdachte anders denken. Verdachte ziet geen tegenstrijdigheden. Verder is de lijdensdruk van verdachte hoog. Verdachte wil hulp, is gemotiveerd en ook leerbaar. De deskundigen vinden het niet in het belang van verdachte als hij langdurig bij de [zorginstelling 2] gedetineerd blijft. Het is belangrijk dat verdachte zo snel mogelijk kan starten met de klinische behandeling bij de [zorginstelling 1] . Na die behandeling, die gemiddeld negen maanden duurt, moet verdachte ambulante nazorg vanuit Fivoor krijgen. Verdachte heeft al een intake bij Fivoor gehad en hij heeft een klik met de therapeut.
De vertegenwoordiger van de Raad handhaaft het advies zoals weergegeven in het rapport. Verdachte heeft een klinische behandeling in een specialistische kliniek nodig, gelet op de ernst van de feiten en de forse psychiatrische problematiek die in directe relatie staat met het hoge risico op (gewelds)recidive. De [zorginstelling 1] is volgens de Raad de aangewezen plek om deze behandeling vorm te geven. Gelet daarop adviseert de Raad een voorwaardelijke PIJ-maatregel aan verdachte op te leggen, met de voorwaarden zoals genoemd in het rapport van de Raad waaronder meewerken aan de forensische klinische behandeling bij de [zorginstelling 1] of een soortgelijke instelling en de ambulante (nazorg)behandeling bij Fivoor of een soortgelijke instelling, waarbij William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden houdt en verdachte ten behoeve daarvan begeleid. Als toevoeging op het rapport van de Raad adviseert de vertegenwoordiger van de Raad om te bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de jeugdreclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.
De vertegenwoordiger van de jeugdreclassering heeft tijdens de zitting op 29 augustus 2024 naar voren gebracht dat verdachte is aangemeld bij de [zorginstelling 1] , maar dat de intake nog moet plaatsvinden. De wachttijd is gemiddeld twee maanden. De [zorginstelling 1] wil de hele behandeling van verdachte zelf uitvoeren en raadt het af om binnen de [zorginstelling 2] al te starten met een behandeling door Fivoor. Verder sluit de vertegenwoordiger van de jeugdreclassering zich aan bij het advies van de Raad en vindt hij het knap dat verdachte inziet dat hij behandeling nodig heeft en dat hij daartoe ook is gemotiveerd.
Tijdens de nadere zitting op 8 november 2024 heeft de vertegenwoordiger van de jeugdreclassering een toelichting op het voortgangsverslag van 30 oktober 2024 gegeven. Hij heeft benoemd dat het verblijf van verdachte bij de [zorginstelling 1] moeizaam verloopt en dat verdachte de grenzen aan het opzoeken is. Er zijn aandachtspunten waaraan gewerkt moet worden, maar de vertegenwoordiger van de jeugdreclassering benadrukt hierbij wel dat het gaat om een wenperiode van verdachte bij de [zorginstelling 1] en dat de situatie zeer behapbaar is.
Oplegging van straf en een maatregel
De deskundigen komen tot de conclusie dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
De rechtbank neemt voorgaande conclusie van de psycholoog en psychiater over en maakt deze tot de hare. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de tenlastegelegde feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Jeugddetentie
Gelet op de ernst van de feiten dient naar het oordeel van de rechtbank aan verdachte een aanzienlijke straf te worden opgelegd. Ten tijde van de nadere zitting op 8 november 2024 is duidelijk geworden dat de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van 7 oktober 2024 is geschorst, nu verdachte sinds 7 oktober 2024 bij de [zorginstelling 1] in [plaats 1] verblijft. De rechtbank vindt het niet wenselijk als verdachte opnieuw in detentie moet verblijven. Om die reden zal de rechtbank aan verdachte een jeugddetentie opleggen die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, te weten 125 (honderdvijfentwintig) dagen.
PIJ-maatregel
Vervolgens moet de rechtbank de vraag beantwoorden of zij het noodzakelijk acht dat aan verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel zal worden opgelegd.
De rechtbank stelt vast dat aan de voorwaarden voor het opleggen van een PIJ-maatregel is voldaan. De bewezenverklaarde feiten zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Uit de rapporten van de deskundigen volgt dat bij verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en dat de kans op herhaling van strafbare feiten als hoog wordt ingeschat en behandeling noodzakelijk wordt geacht om dit risico te verkleinen. Daarmee is de PIJ-maatregel noodzakelijk voor de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen. Tot slot moet de PIJ-maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte zijn. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Uit voornoemde rapportages van de deskundigen blijkt dat een klinische behandeling bij een forensische psychiatrische jeugdkliniek nodig is om de kans op herhaling te verminderen en een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte te bevorderen. De [zorginstelling 1] in [plaats 1] biedt deze behandeling. Volgens de deskundigen is een ambulante behandeling niet langer toereikend, omdat de aard en ernst van de psychiatrische problematiek zodanig is verergerd dat de ingezette systeembehandeling, strakke voorwaarden rond het internetgebruik en begeleiding door jeugdreclassering (in het schorsingskader) onvoldoende zijn gebleken.
De rechtbank is het met de deskundigen eens dat de klinische behandeling van groot belang voor verdachte is en dat een voorwaardelijke straf, waaraan bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, de noodzakelijke behandeling en begeleiding onvoldoende kan waarborgen. Tijdens eerdere schorsingen van de voorlopige hechtenis heeft verdachte immers nieuwe (strafbare) feiten gepleegd en zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden. Dit heeft ertoe geleid dat de schorsing van de voorlopige hechtenis meerdere keren is opgeheven. De rechtbank is daarom van oordeel dat oplegging van de PIJ-maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte. Op deze manier kan de intensieve behandeling en begeleiding het best worden gewaarborgd.
De rechtbank legt daarom naast een onvoorwaardelijke jeugddetentie (gelijk aan het voorarrest) aan verdachte de PIJ-maatregel op, maar wel in voorwaardelijke zin. Dat houdt in dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd wanneer verdachte zich de komende twee jaar aan de door de rechtbank opgelegde (bijzondere) voorwaarden houdt. De rechtbank zal bepalen dat verdachte zich dient te houden aan de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad in haar rapport is geadviseerd, waaronder het meewerken aan de forensische klinische behandeling bij de [zorginstelling 1] of een soortgelijke instelling en het meewerken aan de ambulante (nazorg)behandeling bij Fivoor of een soortgelijke instelling.
De rechtbank merkt op dat, gelet op de zwaarte van de consequenties bij een eventuele overtreding van de voorwaarden en in overweging nemende het feit dat verdachte zich eerder niet aan voorwaarden heeft gehouden ten gevolge van zijn psychiatrische problematiek en hij nog niet heeft kunnen profiteren van een behandeling, de impact van een tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke maatregel op de ontwikkeling van verdachte, zorgvuldig moet worden beoordeeld, in overleg met de Raad (zie hiervoor ook pagina 12 van het rapport van de Raad van 27 augustus 2024).
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere misdrijven die gericht zijn tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op voornoemde rapportages en adviezen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat hij zonder de juiste hulp en begeleiding opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Zij vindt het daarom in het belang van verdachte dat de reeds ingezette begeleiding en behandeling ook bij een eventueel in te stellen hoger beroep wordt voortgezet. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de jeugdreclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

7.De benadeelde partij

parketnummer 02-302308-23, feit 1
Namens de benadeelde partij [slachtoffer] is een schadevergoeding van € 4.000,- aan immateriële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. Hoewel [slachtoffer] geen blijvende gehoorschade heeft opgelopen, heeft het incident grote gevolgen gehad voor zijn gevoel van veiligheid en zijn vertrouwen in personen.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een schadevergoeding van
€ 3.500,- billijk is, gelet op de omstandigheid dat het gaat om een poging tot zware mishandeling en dat er bij [slachtoffer] sprake is geweest van tijdelijke tinnitus. De officier van justitie adviseert om de toe te wijzen immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van de vordering aan het oordeel van de rechtbank en verzoekt de rechtbank te bepalen welk bedrag aan immateriële schadevergoeding – kijkend naar soortgelijke gevallen – billijk is om toe te wijzen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de tenlastegelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [slachtoffer] en dat hij verplicht is zijn schade te vergoeden.
De door [slachtoffer] geleden immateriële schade acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van
€ 2.000,- ,gelet op de onderbouwing en de hoogte van de schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. Uit de toelichting op de vordering van de benadeelde partij blijkt dat [slachtoffer] ongeveer een maand last heeft gehad van tinnitus. Ook heeft [slachtoffer] de eerste nachten na het incident slecht geslapen en heeft hij concentratieproblemen gehad. De rechtbank acht het aannemelijk dat het incident ingrijpende gevolgen voor [slachtoffer] heeft gehad.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 14 november 2023.
De rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. De rechtbank zal geen vervangende gijzeling verbinden aan de schadevergoedingsmaatregel (aantal dagen: 0). De rechtbank houdt daarbij rekening met de landelijke afspraken die hieromtrent zijn gemaakt ten aanzien van jeugdzaken en ziet geen aanleiding om daarvan af te wijken.
Ook zal de rechtbank verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, nu er geen proceskosten zijn gevorderd tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De benadeelde partij zal in het resterende deel van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.Het beslag

8.1
De onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen mes met goednummer G 2682870 vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer. Het voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 157, 240b, 285, 302, 311 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 1.2.2 Vuurwerkbesluit, artikel 9.2.2.1 Wet Milieubeheer en artikelen 1a, 2, 6 Wet op de economische delicten zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders ten laste is gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 02-302308-23
feit 1:poging tot zware mishandeling;
feit 2: opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 3: opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 4: diefstal, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 5: opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer;
parketnummer 02-024442-24
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden, aanbieden, in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen;
parketnummer 18-243275-24
bedreiging met een terroristisch misdrijf;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 125 (honderdvijfentwintig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
Oplegging maatregel
- beveelt de
plaatsing van verdachte in een inrichting voor jeugdigen;
- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaar na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd:
- stelt als algemene voorwaarde dat:
* verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat:
* verdachte meewerkt aan een forensisch klinische behandeling door de [zorginstelling 1] of een soortgelijke instelling;
* verdachte na de klinische opname meewerkt aan een ambulante (nazorg)behandeling door Fivoor of een soortgelijke instelling;
- stelt vast dat
van rechtswege de volgende voorwaardengelden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
*dat verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking van huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft hierbij opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering te Amsterdam tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 2.000,00 (tweeduizend euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
14 november 2023 tot aan de dag der voldoening;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , € 2.000,00 (tweeduizend euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 november 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 (nul) dagen gijzeling kan worden toegepast;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel door verdachte de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: een mes met goednummer G 2682870;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M.L. Felix, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. I. de Graaf en mr. R. Combee, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Vork, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 november 2024.
Mr. De Graaf is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.