2.1.Tussen partijen staat het volgende vast:
- partijen hebben vanaf augustus 2011 een affectieve relatie met elkaar gehad;
- op 30 juni 2011 hebben zij een samenlevingsovereenkomst met elkaar gesloten;
- daarin is, voor zover hier relevant, het navolgende opgenomen:
“(…)
Artikel 4
a Partijen verlenen elkaar over en weer volmacht voor het verrichten van rechtshandelingen ten behoeve van de gewone gang van de huishouding zoals bedoeld in artikel 1:85 Burgerlijk Wetboek.
In geval van opzegging van deze overeenkomst eindigt de volmacht per datum van het aangetekend schrijven bedoeld in artikel 8 lid a.
b Partijen verplichten zich naar evenredigheid van hun inkomen bij te dragen in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding.
Onder inkomen wordt verstaan het besteedbaar inkomen na betaling van belastingen. premies sociale verzekeringen en de kosten die redelijkerwijs gemaakt moeten worden voor de verwerving van het inkomen.
c. Het hiervoor in lid b bedoelde gedeelte van het inkomen of zoveel meer als partijen wensen wordt gestort op een gemeenschappelijke bank- en/of girorekening(en) en/of in een gemeenschappelijke kas.
Deze en overige gemeenschappelijke bank- en/of girorekeningen en/of deze en overige gemeenschappelijke kas wordt/worden op naam van beide partijen gesteld;
zij zijn daarin ieder voor de helft gerechtigd.
d. Indien slechts een van partijen inkomen heeft, komen de kosten van de gemeenschappelijke huishouding ten laste van die partij. (…)”
Artikel 7(…)
d. Indien door partijen een door hen gezamenlijk te bewonen woning en/of een door hen gezamenlijk te gebruiken tweede woning gezamenlijk wordt verkregen, zal de partij die uit eigen middelen meer dan zijn/haar aandeel van de koopsom en de kosten heeft betaald voor het meerdere een vordering hebben op de andere partij. Deze vordering is opeisbaar bij vervreemding van de woning en bij ontbinding van deze overeenkomst (…)”
Artikel 8
Deze overeenkomst eindigt
a. door opzegging door één van partijen op het tijdstip tegen welke de opzegging is gedaan. De opzegging geschiedt bij aangetekend schrijven gericht aan de wederpartij waarbij een opzegtermijn van tenminste één maand in acht genomen moet worden;
b. indien partijen in onderling overleg de overeenkomst hebben beëindigd, zonder dat een opzegging als in lid a van dit artikel bedoeld heeft plaatsgevonden en partijen zijn overgegaan tot verdeling van hun gezamenlijke vermogensbestanddelen;
c. door huwelijk of door het aangaan van een geregistreerd partnerschap;
d. in onderling overleg bij notariële akte;
e. indien een partij bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak in staat van faillissement wordt verklaard of indien aan een partij surseance van betaling is verleend, wanneer op zijn/haar goederen executoriaal beslag wordt gelegd, of ten aanzien van hem/haar de schuldsanering natuurlijke personen van toepassing is verklaard;
f. door overlijden van (één) van partijen. (…)”
- uit de relatie van partijen zijn geboren de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
- partijen zijn gezamenlijk eigenaar, ieder voor de onverdeelde helft, van de woning
staande en gelegen aan [adres 1] (hierna: de woning);
- op de woning rust een hypothecaire geldlening bij Aegon met een tweetal
leningdelen van in totaal € 229.750,66 (per 1 januari 2023) dan wel
€ 226.659,84 (per 31 december 2023);
- voorafgaand aan bewoning van de woning woonden partijen samen in de woning
aan [adres 2] ;
- de man heeft in de woning aan [adres 2] uit eigen middelen € 150.000,= geïnvesteerd;
- in verband met deze investering van de man hebben partijen via ‘ [notaris 1] ’ een overeenkomst gesloten. Daarin is opgenomen, voor zover hier relevant:
“(…)
nemen in aanmerking:
dat de ondergetekenden, ieder voor de onverdeelde helft, hebben aangekocht:
het woonhuis met garage, hobbyruimte, tuin, ondergrond en verdere aanhorigheden, plaatselijk bekend: [adres 2] , kadastraal bekend: [kadastrale aanduiding],
hierna te noemen: het registergoed;
dat de ondergetekende sub 1(toevoeging rechtbank: zijnde de man)in het registergoed een groter bedrag uit eigen middelen investeert of zal investeren dan de ondergetekende sub 2(toevoeging rechtbank: zijnde de vrouw)te weten een bedrag van:
eenhonderdvijftigduizend euro (€ 150.000,00);
(…)
bij vervreemding van het registergoed door ondergetekenden danwel bij verdeling
van het registergoed door ondergetekenden of hun rechtverkrijgenden onder
algemene titel:
- heeft de ondergetekende sub 1 recht van de netto-opbrengst respectievelijk van
de overwaarde een bedrag van eenhonderdvijftigduizend euro (€ 150.000,00)
vooruit te nemen alvorens de resterende opbrengst of overwaarde wordt
verdeeld;
- indien de netto-opbrengst respectievelijk overwaarde niet toereikend is om
daaruit voormeld bedrag te voldoen, is de ondergetekende sub 2 verplicht uit
eigen middelen de helft van het ontbrekende aan de ondergetekende sub 1
te voldoen;
- over het uit te keren bedrag is geen rente verschuldigd.(…)”