Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
[de VvE],
VVE BEHEER ZEELAND B.V.,
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 16 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.De feiten
- 18 woningen
- 19 parkeerplaatsen en
- 18 bergingen.
Voor het beheer van het gebouw is in voornoemde splitsingsakte de VvE opgericht.
“
6 AansprakelijkheidVoor klachten en de beperking van aansprakelijkheid wordt hier uitdrukkelijk verwezen naar het bepaalde in artikel 10 van de Voorwaarden, hetgeen hier als woordelijk herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.”
Hierin is onder meer de volgende bepaling opgenomen:
“
10. AansprakelijkheidKlachten
10.1 Klachten over de door de Beheerder verrichte werkzaamheden dienen door de VvE zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen 30 dagen na ontdekking schriftelijk en/of elektronisch te worden gemeld aan de Beheerder. Doet de VvE dit niet binnen de termijn van 30 dagen, dan vervalt het recht van de VvE om (herstel) werkzaamheden en/of schade van de Beheerder te vorderen. De Beheerder verplicht zich na ontvangst van de melding binnen 15 dagen inhoudelijk te reageren.
10.2 Indien naar het oordeel van de VvE de Beheerder tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen jegens de VvE, dient de VvE hem – schriftelijk en/of elektronisch – in ieder geval in de gelegenheid te stellen de tekortkoming binnen een redelijke termijn te herstellen en/of schade te beperken en/of schade op te heffen.
10.3 Alle vorderingsrechten en andere bevoegdheden jegens de Beheerder vervallen 12 maanden na het moment waarop de VvE bekend werd of redelijkerwijs bekend kon zijn met het bestaan van deze rechten en bevoegdheden.
(…)
“(…)
7. Het uitbesteden van, toezichthouden op en controleren van de overige leveranties en diensten ten behoeve van de gezamenlijke eigenaars, alsmede het controleren en verwerken van terzake ontvangen nota’s.
(…)”.
“(…)
InventarisatieWij hebben onderzoek gedaan naar risicovolle gebouwen in de gemeente Vlissingen. Uw gebouw aan [adres] merken wij op dit moment aan als een
risicovol gebouw. Wij kunnen de risico’s van dit gebouw op dit moment niet inschatten. Wij hebben informatie op detailniveau nodig om vast te kunnen stellen dat er sprake is van een gevaarlijke situatie voor wat de brandveiligheid van de gevels betreft.
vóór 1 juli 2020met aanvullende informatie te komen op basis waarvan de risicoscore mogelijk kan worden gereduceerd.
risicotool brandveiligheid gevels. Hierbij wordt aan de gevel- en gebouwkenmerken een weging toegekend. Het gebouw kan hierbij worden beoordeeld zonder dat uitvoerig dossieronderzoek hoeft plaats te vinden of specifieke brandveiligheidskennis nodig is. Als wij bepaalde kenmerken niet weten, dan kan de tool toch geheel ingevuld worden en tot een score gekomen worden. Met deze beoordeling wordt het gebouw ingedeeld in de risicocategorieën rood, oranje, geel en groen. Als de score van het gebouw rood of oranje blijft, zullen wij u verzoeken om een nader onderzoek te laten uitvoeren of de gevels voldoen aan Bouwbesluit 2012.
“
C. Algemeen beheer, contractbeheer en klein technisch beheer(…)
9. Overleg en afstemming met bestuur /contactpersoon en de bedrijven die werkzaamheden verrichten.
(…).”
In deze algemene voorwaarden zijn in artikel 6 “Technisch (exploitatie) beheer” bepalingen opgenomen over de werkzaamheden/taak als Technisch Beheerder.
Artikel 10 van deze algemene voorwaarden bevat bepalingen over aansprakelijkheid die gelijkluidend zijn aan die in artikel 10 van de algemene voorwaarden genoemd onder 2.5, met dien verstande dat het woord “even zeer” in de eerste zin van 10.9 van laatstgenoemde voorwaarden in de voorwaarden van de Branchevereniging is vervangen door “ook”.
“de hierboven beschreven gevel voldoet NIET aan de eisen m.b.t. brandvoortplanting zoals deze worden aangegeven in het Bouwbesluit. Ook wordt er niet aan de eisen voor “langzame brandvoortplanting” voldaan zoals deze aangeven zijn in de handreiking Beoordeling brandveiligheid gevels.
Om de gevel aan de eisen te laten voldoen zullen er óf steenwolstroken moeten worden aangebracht óf de EPS isolatie moet vervangen worden door onbrandbare isolatie.”
2.17. Op 6 oktober 2021 heeft een informatiebijeenkomst bij het gebouw plaatsgevonden. Hierbij waren bijna alle leden van de VvE, [adviesbureau] en VBZ aanwezig.
2.22. Na verleend uitstel heeft de VvE op 13 december 2021 in een zienswijze verzocht om staking en/of opschorting van het handhavingstraject door de gemeente.
Bij brief van 22 december 2021 heeft de gemeente aan de VvE meegedeeld dat het handhavingstraject wordt opgeschort en dat zij het plan van aanpak uiterlijk 7 maart 2022 wenst te ontvangen.
Bij brief van 7 maart 2022 heeft de raadsman van de VvE dit rapport aan de gemeente gestuurd.
3.Het geschil
a. van een hoofdsom van € 25.664,29, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van verzuim, 27 juni 2023, tot de dag der voldoening,
b. van € 1.248,29 wegens buitengerechtelijk kosten en, indien betaling daarvan niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf bedoelde termijn voor voldoening, tot de dag der voldoening,
c. van de proceskosten en, indien betaling daarvan niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf bedoelde termijn voor voldoening, tot de dag der voldoening.
Verder stelt de VvE dat VBZ haar onnodig op kosten heeft gejaagd door een slechte bouwkundige in te schakelen. VBZ had bovendien de tool moeten invullen, zodat de deskundigenonderzoeken van [adviesbureau] , [ingenieursbureau] en [bedrijf] niet nodig waren geweest, aldus de VvE.
De VvE stelt dat zij als gevolg van deze tekortkomingen schade heeft geleden, bestaande uit de deskundigen- en advocaatkosten van totaal € 25.664,29. VBZ dient deze schade te vergoeden. De VvE stelt daarnaast buitengerechtelijke kosten te hebben gemaakt van
€ 1.248,29, waarvan zij eveneens vergoeding vordert.
De VvE heeft voor het eerst geklaagd op 12 juni 2023, terwijl zij in ieder geval sinds 23 november 2020 bekend was met de brief van de gemeente van 12 maart 2020, wist dat er een onderzoek naar de brandveiligheid liep en op 6 oktober 2021 is bijgepraat door [adviesbureau] . Als de VvE het niet eens was met het handelen van VBZ had zij dat direct kenbaar moeten maken. Dat heeft zij nagelaten. Zij heeft niet aan de hiervoor genoemde voorwaarden (i t/m iii) voldaan. Daarmee heeft zij niet tijdig geklaagd en zijn haar rechten om schade van VBZ te vorderen komen te vervallen.
VBZ voert daarnaast aan dat de VvE decharge heeft verleend aan VBZ over het gevoerde beleid in 2020, terwijl de VvE bekend was met het onderzoek naar de brandveiligheid. Tevens betwist VBZ dat sprake is van een tekortkoming van haar kant. Ook betwist zij de gestelde geleden schade en het causaal verband tussen de gestelde tekortkomingen en de schade.
4.De beoordeling
Volgens de VvE kan het indienen van haar klacht bij brief van 12 juni 2023 niet worden aangemerkt als “niet tijdig” in de zin van artikel 6:89 BW. Zij kon niet eerder klagen omdat zij niet door VBZ was geïnformeerd en gewaarschuwd. Daarbij is volgens de VvE van belang dat VBZ de enige bestuurder was van de VvE. Pas na ontvangst van de brief van 7 november 2022 van de gemeente, waarin werd meegedeeld dat de kwestie van de (voorgenomen) handhaving was opgelost, kon de balans worden opgemaakt en kon een schadeclaim worden ingesteld. Daar komt bij dat gesteld noch is gebleken dat VBZ op enigerlei wijze in haar belangen is geschaad, aldus de VvE.
De VvE heeft verder aangevoerd dat het contractuele vervalbeding van 30 dagen uit de algemene voorwaarden (art. 10.1) als niet-geschreven moet worden beschouwd. Dit betreft volgens de VvE een onredelijk bezwarend beding, aangezien de VvE hier met een consument - al dan niet door ‘reflexwerking’ - kan worden gelijkgesteld. Met deze algemene voorwaarde wordt een wettelijke verjarings- of vervaltermijn waarbinnen een recht geldend moet worden gemaakt met meer dan één jaar verkort. Daarmee heeft de algemene voorwaarde als ‘zwart beding’ in de zin van artikel 6:236 aanhef en sub n BW te gelden en is het vernietigbaar, aldus de VvE. De VvE stelt dit beding bij brief van 30 augustus 2024 op de voet van artikel 6:233 BW te hebben vernietigd.
In de parlementaire geschiedenis is in verband met de beperking van de zwarte en de grijze lijst tot overeenkomsten met een consument opgemerkt dat indien een kleine rechtspersoon die zich materieel niet van een consument onderscheidt, met een beding op de zwarte of de grijze lijst wordt geconfronteerd, een reflexwerking via de open norm van art. 6:233, aanhef en onder a, BW voor de hand ligt. Hoewel daarbij toen is gedacht aan rechtspersonen die geen beroep of bedrijf uitoefenen, is reflexwerking ook in andere gevallen mogelijk, bijvoorbeeld indien de wederpartij een overeenkomst weliswaar in de uitoefening van haar beroep of bedrijf heeft gesloten, maar deze overeenkomst geen betrekking heeft op de eigenlijke beroeps- of bedrijfsactiviteiten. Er kunnen zich dus gevallen voordoen waarin de wederpartij weliswaar geen consument is, maar haar positie grote gelijkenis vertoont met die van een consument. In die gevallen kan de omstandigheid dat het beding voorkomt op de zwarte of de grijze lijst worden betrokken bij de beoordeling of het beding voor die wederpartij onredelijk bezwarend is.
De rechtbank overweegt dat de gelijkenis van de positie van, in dit geval, de VvE met de positie van de consument beoordeeld zal moeten worden aan de hand van de relatie die er in het betreffende geval bestaat tussen enerzijds het betrokken beding en anderzijds omstandigheden als de aard van de activiteiten die door de niet-consument worden ontplooid, de aard van de overeenkomst die hij heeft afgesloten, en de aard van de schade die hij heeft geleden en dergelijke.
Op grond van de artikelen 10 van de algemene voorwaarden bij de beheerovereenkomsten
had de VvE ten aanzien van de door haar gestelde tekortkomingen binnen een termijn van 30 dagen na ontdekking moeten klagen. Dat heeft zij ten aanzien van geen van de gestelde tekortkomingen gedaan. De VvE heeft pas geklaagd bij brief van 12 juni 2023. Dat is hoe dan ook te laat, mede gelet op haar eigen stelling dat zij niet eerder dan het moment van ontvangst van de brief van de gemeente van 7 november 2022 een schadeclaim kon indienen.