Op 8 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Goirle over de WOZ-waarde van een woning. De belanghebbende had beroep aangetekend tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die de waarde van de woning op 1 januari 2021 had vastgesteld op € 543.000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs heeft geleverd voor deze waardevaststelling. De rechtbank heeft de waarde van de woning uiteindelijk schattenderwijs vastgesteld op € 500.000, omdat zowel de heffingsambtenaar als de belanghebbende niet in staat waren om hun voorgestelde waarden aannemelijk te maken. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de WOZ-waarde verlaagd. Tevens is bepaald dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50,00 aan de belanghebbende moet vergoeden.