ECLI:NL:RBZWB:2024:8041

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
C/02/418756 / FA RK 24-531
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
  • mr. Hendriks
  • mr. Roose
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake wijziging hoofdverblijf en gezag van een minderjarige in het kader van een jeugdbeschermingsmaatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het hoofdverblijf en het gezag van een minderjarige, geboren in 2014. De vader, verzoeker, heeft verzocht om wijziging van het hoofdverblijf van de minderjarige naar hem, terwijl de moeder, verweerster, zich daartegen verzet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds de wijziging van het hoofdverblijf naar de vader in een stabiele en veilige omgeving verkeert, waar zij goed functioneert op school en sociale contacten heeft. De rechtbank heeft ook de rol van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming in de procedure betrokken, waarbij beide instanties positief hebben geadviseerd over de huidige situatie van de minderjarige bij de vader.

De rechtbank heeft de tijdelijke beëindiging van het gezag van de moeder voor de duur van zes maanden verlengd, omdat zij onvoldoende in staat is om samen met de vader beslissingen te nemen in het belang van de minderjarige. De rechtbank heeft de zorgen van de moeder over de woonomgeving van de vader en zijn gedrag niet herkend, en heeft geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is om het hoofdverblijf bij de vader te handhaven. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de vader om vervangende toestemming voor inschrijving op school en om een NICHD-interview afgewezen, omdat deze verzoeken niet langer relevant zijn.

De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de wijzigingen onmiddellijk kunnen ingaan, ondanks een eventueel hoger beroep. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere beoordeling van het gezag van de moeder en de ontwikkelingen in de komende maanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/418756 / FA RK 24-531
Zaaknummer: C/02/418758 / FA RK 24-533
Datum uitspraak: 21 november 2024
beschikking betreffende (voorlopige) wijziging hoofdverblijf, vervangende toestemming inschrijving school en afnemen onderzoek en toekenning van eenhoofdig gezag
in de zaken van
[de vader] ,hierna de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoeker,
advocaat: mr. G.A.P. Avontuur te Oosterhout,
tegen
[de moeder] ,hierna de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
verweerster.
Ouders van het op dit moment nog minderjarige kind:
-
[de minderjarige], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2014.
Als belanghebbende in deze procedure is aangemerkt:
-
Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI), gevestigd te Middelburg.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
-
Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het (verdere) procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt in de zaak met kenmerk
C/02/418756 / FA RK 24-531op grond van de volgende stukken:
- de verkorte beschikking van 23 mei 2024 en de daarin vermelde stukken;
- de schriftelijke uitwerking van de voornoemde verkorte beschikking d.d. 27 juni 2024;
- de op 26 september 2024 ingekomen brief van de moeder d.d. 20 september 2024 met bijlagen;
- de op 27 september 2024 ingekomen brief van de GI d.d. 26 september 2024;
- het F9-formulier van mr. Avontuur d.d. 1 oktober 2024 met bijlage;
- de op 4 oktober 2024 ingekomen brief van de Raad d.d. 3 oktober 2024 met als bijlage het raadsrapport d.d. 15 mei 2024;
- de op 24 oktober 2024 ingekomen brief van de GI d.d. 23 oktober 2024 met bijlagen.
1.2
De rechtbank oordeelt in de zaak met kenmerk
C/02/418758 / FA RK 24-533op grond van de volgende stukken:
- de verkorte beschikking van 23 mei 2024 en de daarin vermelde stukken;
- de schriftelijke uitwerking van de voornoemde verkorte beschikking d.d. 27 juni 2024;
- de op 27 september 2024 ingekomen brief van de GI d.d. 26 september 2024;
- de op 4 oktober 2024 ingekomen brief van de Raad d.d. 3 oktober 2024 met als bijlage het raadsrapport d.d. 15 mei 2024;
- de op 24 oktober 2024 ingekomen brief van de GI d.d. 23 oktober 2024 met bijlagen.
1.3
De verzoeken zijn door de meervoudige kamer van deze rechtbank gelijktijdig met het verzoek van de moeder tot vervanging van de GI (C/02/427785 / JE RK 24-1885) nader mondeling behandeld op 31 oktober 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Ook waren er twee vertegenwoordigsters van de GI en een vertegenwoordigster van de Raad aanwezig. Met bijzondere toestemming van de rechtbank was ter ondersteuning van moeder als toehoorder aanwezig mevrouw [naam] , zus van moeder.
1.4
Op het verzoek van moeder tot vervanging van de GI zal bij afzonderlijke beschikking worden beslist.

2.De nadere beoordeling

Beschikking 23 mei 2024
2.1
De rechtbank verwijst naar de verkorte beschikking die zij op 23 mei 2024 heeft gegeven en die schriftelijk is uitgewerkt op 27 juni 2024. Op het moment dat deze beschikking gegeven werd, had vader al geruime tijd geen contact meer met [de minderjarige] omdat moeder zich onbereikbaar opstelde. Moeder stelde zich ook onbereikbaar op voor hulpverleners en dat maakte de GI in het kader van de ondertoezichtstelling handelingsverlegen. Na een zorgvuldige afweging van alle mogelijkheden is de rechtbank toen tot het oordeel gekomen dat het voorlopig wijzigen van het hoofdverblijf van [de minderjarige] naar de vader het meest in het belang van [de minderjarige] was. Alleen op deze manier zou er verandering kunnen komen in de bestaande situatie en dat vond de rechtbank in het belang van [de minderjarige] . Omdat moeder naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende invulling gaf aan haar gezag over [de minderjarige] , is haar gezag in afwachting van de ontwikkelingen en de reactie van de moeder tijdelijk voor de duur van zes maanden beëindigd om zodoende het verblijf van [de minderjarige] bij de vader in goede banen te kunnen leiden. De rechtbank concludeerde vervolgens dat de vader geen belang meer had bij een beslissing ten aanzien van de inschrijving van [de minderjarige] op een andere school. De overige provisionele verzoeken van de vader alsmede de verzoeken die voorliggen in de bodemprocedure zijn aangehouden in afwachting van informatie over de ontwikkelingen tot dat moment en de reactie van partijen wat betreft het door hen gewenste procesverloop.
Ontwikkelingen mei t/m september 2024 en de opvattingen van de betrokken partijen
2.2
Bij brief van 20 september 2024 heeft moeder haar excuses gemaakt voor haar eerdere gedrag en brieven. Moeder heeft altijd gehandeld in het belang van [de minderjarige] en daarbij geprobeerd haar te beschermen voor angst, teleurstelling, trauma’s en andere vervelende gevoelens. Door gebeurtenissen in de afgelopen jaren heeft moeder het vertrouwen verloren in vader en de GI en heeft zij zich laten meeslepen in het autonome gedachtengoed. Moeder vindt dat [de minderjarige] de kans moet krijgen om gehoord te worden en dat er goed naar haar moet worden geluisterd. [de minderjarige] was gelukkig bij moeder en had al veel vriendinnetjes en vriendjes gemaakt in [plaats]. [de minderjarige] mist haar vaste netwerk, school, judo en de hond. Verder is de woonomgeving van vader gevaarlijk. De school waar [de minderjarige] nu naartoe gaat is bovendien te druk en te belastend voor haar. Tot slot kan vader [de minderjarige] niet helpen met haar huiswerk. Moeder hoopt dan ook dat [de minderjarige] weer snel terug thuis komt. Zo niet, dan hoopt zij dat de contactmomenten kunnen worden uitgebreid en dat het contact tussen de moeder en [de minderjarige] zo snel mogelijk wordt opgebouwd. Moeder voelt zich niet altijd gehoord door de GI, bijvoorbeeld als zij de voorkeur uitspreekt om besprekingen via Teams te laten verlopen. Verder hoopt zij op een eerlijk proces.
2.3
Bij brief van 26 september 2024 heeft de GI de rechtbank geïnformeerd over de ontwikkelingen in de afgelopen periode. Op het moment dat [de minderjarige] door de GI van school werd gehaald om haar naar vader over te brengen, is zij erg overstuur geraakt. Opvallend was dat naarmate zij tijdens de autorit dichter in de buurt van vader kwam, zij leek “om te slaan”. Vanaf de plaatsing bij vader tot eind juni 2024 heeft [de minderjarige] duidelijk aangegeven geen ruimte te ervaren voor fysiek contact met moeder. In deze periode was er wel contact via bellen en kaarten. Moeder is meermaals aangesproken op de hoeveelheid aan kaarten en de teksten erop, omdat een en ander erg confronterend bleek voor [de minderjarige] . Desondanks heeft moeder niets veranderd. Sinds 27 augustus 2024 vinden er fysieke bezoekmomenten plaats op de manege onder begeleiding van [jeugdorganisatie] en per 1 oktober 2024 onder begeleiding van een IPT-er. Inmiddels is er namelijk een IPT-er betrokken bij moeder. Daarnaast is er op maandag en vrijdag een belmoment van 18:30 uur tot 19:00 uur. Het is positief dat de moeder open staat voor IPT en dat zij enkele documenten met de IPT-er heeft gedeeld om inzicht te geven in haar situatie. Helaas is daarbij nog geen zicht verkregen op de situatie van het halfbroertje van [de minderjarige] . De GI signaleert bij moeder een wisselend patroon in het zoeken naar regie en het stellen van eisen. Een voorbeeld hiervan is dat [de minderjarige] ’s school de GI heeft bericht dat moeder enkele dagen verlof voor [de minderjarige] had aangevraagd om in de herfstvakantie met familie op vakantie te gaan naar Turkije. Ook heeft moeder [de minderjarige] over dit voornemen geïnformeerd. Moeder ziet daarbij niet dat dit in de huidige omstandigheden niet realistisch en niet in het belang van [de minderjarige] is. Op dit moment vindt de GI een plaatsing van [de minderjarige] bij vader het meest in haar belang. Wat betreft het gezag meent de GI dat ouders niet in staat zijn om met elkaar te communiceren en om in het belang van [de minderjarige] beslissingen te nemen. Gedacht wordt aan parallel solo ouderschap, maar moeder staat niet open voor de inzet van ouderschapsbemiddeling om dit te kunnen vormgeven. Het risico bestaat dat bij instandhouding van het gezamenlijk gezag moeder het gezag van vader zal ondermijnen, zoals dit eerder ook het geval is geweest. Daarnaast wordt het risico gezien dat moeder onvoldoende zal meewerken aan de ondertoezichtstelling. De GI heeft [de minderjarige] laatst nog zelf gesproken en dat gesprek was erg behulpzaam. [de minderjarige] was erg open over wat zij wil op de korte en lange termijn en de GI zal dit binnenkort met ouders bespreken. Dat [de minderjarige] meer openheid toont, vindt de GI geruststellend. [de minderjarige] durft haar behoeften aan te geven.
2.4
Volgens vader is er de afgelopen periode meer rust ontstaan nu [de minderjarige] bij vader woont en zij contact heeft met haar moeder. Het gaat goed op school, ze heeft verschillende vriendinnetjes, rijdt paard en voetbalt. Wel blijft het een probleem dat moeder zich tamelijk onwrikbaar in haar standpunten toont. Vader vindt dat zijn verzoek om hem te belasten met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] voor toewijzing gereed ligt. Er is rust nodig en [de minderjarige] ’s belangen moeten voorop staan. Ook vindt vader dat het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij vader gecontinueerd moet worden.
2.5
Op 4 oktober 2024 heeft de Raad in aanvulling op zijn advies en rapport d.d. 15 mei 2024 de rechtbank voorzien van informatie over de ontwikkelingen sinds de hiervoor genoemde beslissing. Ook heeft de Raad een nader advies over (onder meer) het hoofdverblijf en het gezag gegeven. De Raad constateert dat het goed gaat met [de minderjarige] . Zij heeft het naar haar zin bij vader en op haar nieuwe school, ook al heeft zij even moeten wennen. Toch heeft de Raad ook zorgen. [de minderjarige] lijkt soms onzeker en heeft dan stimulans nodig. Inmiddels is PMKT voor haar ingezet om haar verhaal kwijt te kunnen en te leren omgaan met emoties. Wat betreft het gezag vindt de Raad dat vader zijn opvoedrol goed heeft opgepakt. Hij pakt tips en adviezen op en is coöperatief. Ten aanzien van moeder lijkt de situatie voorzichtig te verbeteren. Zij laat IPT toe in haar thuissituatie en staat open voor het contact met de GI en de Raad. De contacten tussen moeder en [de minderjarige] worden langzaam opgebouwd. Daarbij zijn er zorgen of moeder de belangen van [de minderjarige] voldoende voorop kan stellen. Zij blijft zich negatief uiten over vader, kan zich daarbij dwingend en bepalend opstellen en toont daarbij nauwelijks inzicht in haar eigen aandeel. Ten aanzien van het hoofdverblijf adviseert de Raad de huidige situatie in stand te laten en het hoofdverblijf definitief bij de vader vast te stellen. Vader is in staat om [de minderjarige] een stabiele en veilige plek te bieden waarbinnen voldoende ruimte bestaat om het contact met moeder te herstellen. Daarbij is de situatie ten aanzien van moeder te pril en onvoldoende voor wijziging van de huidige situatie. Ten aanzien van het gezag adviseert de Raad om de beslissing op dit punt aan te houden. Wel vindt de Raad het noodzakelijk om de tijdelijke beëindiging van het gezag van moeder te verlengen voor de duur van zes maanden, omdat in de huidige omstandigheden gezamenlijk gezag niet in het belang van [de minderjarige] is. Moeder is op dit moment onvoldoende in staat om samen met vader beslissingen te nemen over [de minderjarige] . De huidige opstelling van moeder en haar houding ten opzichte van vader zet het contact en een eventuele samenwerking onder druk. Gezamenlijk gezag levert teveel onrust en spanningen op. Daarbij is het risico dat [de minderjarige] ernstig klem komt te zitten tussen haar ouders te groot. Een definitieve wijziging van het gezag is te voorbarig, nu moeder een prille vooruitgang laat zien in haar houding en de samenwerking.
Stand van zaken ondertoezichtstelling
2.6
Bij beschikking van 19 september 2024 is onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd met ingang van 20 september 2024 en tot 20 oktober 2024. Bij beschikking van 8 oktober 2024 is het resterende deel van het verzoek toegewezen en is de ondertoezichtstelling verlengd tot 20 september 2025. Bij deze beschikking is ook bepaald – onder wijziging van de regeling zoals opgenomen in het ouderschapsplan van 4 juni 2015 – dat [de minderjarige] en moeder gerechtigd zijn tot contact met elkaar met als uitgangspunt de huidige frequentie van één uur per week alsmede gedurende twee belmomenten per week, waarbij onder regie van de GI toegewerkt wordt naar een dagdeel per week met als uiteindelijk doel een weekend per veertien dagen indien dit in het belang van [de minderjarige] wordt geacht en waarbij het aan de GI is om te bepalen hoe de opbouw van het contact wordt vormgegeven.
Verzoeken
2.7
De rechtbank heeft nagedacht over de gerapporteerde ontwikkelingen en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling besproken is en overweegt als volgt.
Hoofdverblijf [de minderjarige]
2.8
Uit de brieven van de Raad en de GI maakt de rechtbank op dat het op dit moment goed gaat met [de minderjarige] . Zij heeft even moeten wennen aan de nieuwe situatie, maar heeft inmiddels zowel thuis als op school haar draai gevonden. Ook is zij gestart met paardrijden en met voetbal. De rechtbank vindt het heel belangrijk dat [de minderjarige] contact heeft met beide ouders en dat is in de huidige situatie het geval. Dit is goed voor zowel de ontwikkeling van haar identiteit als haar sociaal-emotionele ontwikkeling. Verder is inmiddels hulpverlening voor [de minderjarige] ingezet (PMKT) en wordt het belang van deze hulpverlening door vader ook onderschreven. Feitelijk levert de wijziging van het hoofdverblijf naar vader verder op dat de GI weer zicht heeft op [de minderjarige] en haar taken binnen het kader van de ondertoezichtstelling weer op heeft kunnen pakken. De GI heeft erop gewezen dat [de minderjarige] zich in een recent gesprek met de jeugdbeschermers ook naar de jeugdbeschermers toe meer openstelt en (meer) haar behoeftes aangeeft. De GI vindt dit een geruststellende ontwikkeling. De rechtbank begrijpt dat het voor moeder enorm schakelen is. Nu [de minderjarige] niet meer bij haar woont, wordt van haar een andere invulling van het ouderschap gevraagd. De rechtbank ziet dat moeder stappen in de goede richting heeft gezet, maar deze zijn onvoldoende om het eerder genomen besluit om het hoofdverblijf (tijdelijk) te wijzigen terug te draaien. De door moeder geuite zorgen over de woonomgeving van vader en over zijn gedrag worden door de Raad en de GI niet herkend. Het is bovendien in het belang van [de minderjarige] dat er duidelijkheid komt op dit punt. De rechtbank zal het hoofdverblijf van [de minderjarige] dan ook definitief bij vader bepalen.
Gezamenlijk gezag
2.9
Er zal nog geen definitieve beslissing worden genomen over het al dan niet beëindigen van het gezag van moeder. Deze beslissing zal worden aangehouden. Wel zal de rechtbank nogmaals voor een periode van zes maanden het gezag van moeder tijdelijk beëindigen. Er is nog altijd sprake van een situatie waarin [de minderjarige] klem en verloren dreigt te raken tussen haar ouders.
2.1
De rechtbank ziet dat moeder het nog altijd lastig vindt om het belang van [de minderjarige] voorop te stellen. Zij blijft zich namelijk negatief uiten over vader. Verder verwijst de rechtbank naar de situatie rondom de herfstvakantie, waarbij moeder het plan had om met [de minderjarige] op vakantie te gaan en dit ook al met [de minderjarige] gedeeld had, zonder dat zij dit vooraf had afgestemd met de GI en vader. De rechtbank heeft er op dit moment dan ook nog geen vertrouwen in dat moeder op een juiste wijze invulling kan geven aan het gezag over [de minderjarige] . Daar staat ook een positieve, zij het nog prille, ontwikkeling tegenover. Er is inmiddels weer contact tussen moeder en de GI. Verder is er inmiddels IPT opgestart bij moeder. Moeder laat deze hulpverlening toe en deelt ook informatie met de IPT’er. De rechtbank hoopt dat moeder met deze hulp de ingezette stijgende lijn voort kan zetten.
2.11
De rechtbank vindt het belangrijk dat er aandacht is voor de wijze waarop het contact tussen moeder en de GI wordt ingevuld. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank gehoord dat er bij zowel moeder als de GI bereidheid bestaat om in gesprek te gaan, hoewel beide partijen een eigen voorkeur hebben voor de manier waarop (live of juist via Teams). Het zou goed zijn als partijen daarover in gesprek gaan en daarin uiteraard ook vader betrekken. Verder is gebleken dat moeder behoefte heeft aan een duidelijke agenda voor de komende maanden. Ook dat is iets wat zou kunnen worden besproken. De GI kwam moeder daarin al tegemoet door de suggestie te doen om alvast een aantal evaluatiemomenten vooruit te plannen. Tot slot heeft de GI moeder tijdens de mondelinge behandeling horen zeggen dat zij (moeder) zich niet gehoord voelt. Ook op dit punt heeft de GI aan moeder aangeboden om in gesprek te gaan. De rechtbank gunt het partijen dat zij een werkwijze vinden die voor hen allen werkt. Dat zal ook van moeder vragen dat zij soms tegemoetkomt aan de voorkeuren van de GI.
2.12
De rechtbank zal de griffier van de rechtbank de opdracht geven om een aantekening van deze beslissing te maken in het centraal gezagsregister, zoals de wet voorschrijft.
Vervangende toestemming school
2.13
Vader heeft geen belang meer bij zijn verzoek om vervangende toestemming te krijgen voor inschrijving van [de minderjarige] op [de basisschool] in [woonplaats 1] . Gezien de tijdelijke beëindiging van het gezag van moeder kon vader [de minderjarige] namelijk zelfstandig inschrijven op deze school en dat heeft hij ook gedaan. De rechtbank zal dit verzoek dan ook afwijzen.
NICHD-interview
2.14
Vader heeft tijdens de mondelinge behandeling laten weten dat hij geen behoefte meer heeft aan het laten afnemen van een NICHD-interview of onderzoek op andere wijze. Dit is niet langer nodig gezien de stappen die zijn gezet en het zou bovendien belastend zijn voor [de minderjarige] , aldus vader. Hij heeft het verzoek dan ook ingetrokken. Dit betekent dat het verzoek niet meer aan de rechtbank ter beoordeling voorligt. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
Tot slot
2.15
Zoals hierboven al overwogen is, zal de rechtbank de definitieve beslissing ten aanzien van het gezag van moeder in afwachting van de ontwikkelingen aanhouden voor de duur van zes maanden. De rechtbank streeft er naar om dan een definitieve beslissing te nemen op dit punt. Voor het geval een verdere mondelinge behandeling gewenst is, heeft de rechtbank onder voorbehoud alvast zittingsruimte gereserveerd op
[datum 1] 2025. Aan partijen, de Raad en de GI wordt verzocht de rechtbank
uiterlijk één week vóór deze zitting, dus uiterlijk[datum 2] 2025te informeren over de ontwikkelingen en aan te geven welke vervolgstap zij gewenst vinden in de procedure.
2.16
De rechtbank zal de beslissingen over de tijdelijke beëindiging van het gezag van moeder en de wijziging van het hoofdverblijf uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [de minderjarige] noodzakelijk is dat deze beslissingen ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kunnen worden.
2.17
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank:
C/02/418756 / FA RK 24-531
3.1
beëindigt met ingang van de datum van deze beschikking en voor de duur van zes maanden het ouderlijk gezag van [de moeder] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 1991, over [de minderjarige] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2014;
3.2
verklaart de beslissing zoals hiervoor in 3.1 verwoord uitvoerbaar bij voorraad;
3.3
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister;
3.4
houdt het verzoek voor zover dit ziet op de door vader gevraagde voorlopige voorziening omtrent de schorsing van het gezag van moeder aan tot de mondelinge behandeling op [datum 1] 2025, in afwachting van informatie over de ontwikkelingen tot dat moment en de reactie van partijen wat betreft het door hen gewenste procesverloop;
3.5
wijst af het meer of anders verzochte.
C/02/418758 / FA RK 24-533
3.6
bepaalt, onder wijziging van het door partijen op 4 juni 2015 ondertekende ouderschapsplan, dat de voornoemde minderjarige haar hoofdverblijf heeft bij vader;
3.7
verklaart de beslissing zoals hiervoor in 3.6 verwoord uitvoerbaar bij voorraad;
3.8
houdt het verzoek voor zover dit ziet op de toekenning van eenhoofdig gezag aan vader aan tot de mondelinge behandeling op [datum 1] 2025, in afwachting van informatie over de ontwikkelingen tot dat moment en de reactie van partijen wat betreft het door hen gewenste procesverloop;
3.9
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is gegeven door mr. De Beer, mr. Hendriks en mr. Roose, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2024 in aanwezigheid van Bakker-Maljers als griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.