In deze zaak heeft de man in kort geding gevorderd dat de vrouw met de minderjarige kinderen terugverhuist naar zijn woonplaats, na een verhuizing van de vrouw naar een andere stad. De man stelt dat de verhuizing niet in het belang van de kinderen is en dat deze in strijd is met het ouderschapsplan, waarin is afgesproken dat partijen maximaal 50 kilometer uit elkaar mogen wonen. De vrouw heeft verweer gevoerd en stelt dat de verhuizing naar haar nieuwe partner in [plaats 2] juist in het belang van de kinderen is. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij ook de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was om advies te geven. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de afstand tussen de woonplaatsen van de man en de vrouw minder dan 50 kilometer bedraagt en dat de zorgregeling nog steeds wordt nagekomen. De rechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende gronden zijn om de vorderingen van de man toe te wijzen en heeft zowel de vorderingen in conventie als in reconventie afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de huidige situatie voorlopig gehandhaafd blijft, waarbij de vrouw en de kinderen in [plaats 2] blijven wonen.