ECLI:NL:RBZWB:2024:8062

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
C/02/421092 / JE RK 24-622
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarige na verbeterde oudercommunicatie en ontwikkeling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 november 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2013. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de minderjarige onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zeeland voor de duur van een jaar. Dit verzoek volgde op eerdere zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, die bij de moeder woont. De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de beschikking van 25 april 2024 en een aanvullend Raadsrapport van 15 oktober 2024 meegenomen.

Uit het aanvullend Raadsrapport bleek dat de oudercommunicatie was verbeterd en dat er geen sprake meer was van een ernstig bedreigde ontwikkeling van de minderjarige. De ouders waren in staat om constructieve afspraken te maken in het belang van hun kind, wat resulteerde in meer structuur en ontspanning voor de minderjarige. De Raad concludeerde dat de zorgen over de opvoedomgeving waren weggenomen en trok daarom het verzoek tot ondertoezichtstelling in.

De kinderrechter merkte op dat beide ouders het eens waren met het advies van de Raad en dat er geen behoefte was aan een mondelinge behandeling. Aangezien het verzoek was ingetrokken, was er geen verdere inhoudelijke beoordeling nodig. De kinderrechter besloot het verzoek af te wijzen en complimenteerde de ouders voor hun inzet en de prioriteit die zij gaven aan het belang van hun kind. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/421092 / JE RK 24-622
Datum uitspraak: 27 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad.
over
[de minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2013 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. E.S. van Aken te Zierikzee .
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg van 25 april 2024;
  • het aanvullend onderzoek van de Raad van 15 oktober 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 16 oktober 2024.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 25 april 2024 is de behandeling van het verzoek van de Raad tot de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] aangehouden voor de duur van zes maanden, te weten tot 25 oktober 2024, in afwachting van een aanvullend Raadsrapport.
2.4.
Op 16 oktober 2024 is het aanvullend Raadsrapport door de griffie van deze rechtbank ontvangen.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt om [de minderjarige] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zeeland te Middelburg voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De beoordeling

4.1.
Uit het aanvullend Raadsrapport van 15 oktober 2024 volgt dat er geen sprake meer is van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [de minderjarige] . De oudercommunicatie is verbeterd en het afgelopen halfjaar is er geen strijd tussen de ouders geweest. Het lukt de ouders om onderling tot constructieve afspraken in het belang van [de minderjarige] te komen. Als gevolg hiervan ervaart [de minderjarige] meer structuur en weet [de minderjarige] wanneer zij bij de vader of bij de moeder is. Daarnaast oogt [de minderjarige] volgens zowel de ouders als de kindbehartiger meer ontspannen. [de minderjarige] heeft ondersteuning van de kindbehartiger (gehad) om het verleden te verwerken. Dat traject heeft [de minderjarige] goed doorlopen en zal op korte termijn positief worden afgerond. Verder volgt uit het Raadsrapport dat verdere inzet van casusregie niet meer nodig is. Met instemming van de ouders zal de casusregie worden afgesloten, nadat er een borgingsplan is opgesteld. De Raad concludeert vervolgens dat de ouders de zorgen over [de minderjarige] en haar opvoedomgeving hebben weggenomen en dat de Raad geen noodzaak meer ziet voor een ondertoezichtstelling. Om die reden trekt de Raad het verzoek in.
4.2.
Uit het aanvullend Raadsrapport volgt dat beide ouders het eens zijn met het advies van de Raad. Op 31 oktober 2024 is door de griffie van deze rechtbank een brief naar de vader en de advocaat van de moeder, mr. Van Aken, gestuurd met de vraag of zij naar aanleiding van het aanvullend Raadsrapport van 15 oktober 2024 behoefte hebben aan een mondelinge behandeling of dat de zaak schriftelijk kan worden afgedaan. Beiden hebben tot op heden niet gereageerd op deze brief van de rechtbank.
4.3.
Nu de Raad het verzoek heeft ingetrokken, behoeft het verzoek geen (inhoudelijke) beoordeling en beslissing meer van de kinderrechter. Daarom zal de kinderrechter het verzoek afwijzen.
De kinderrechter geeft de ouders nog wel een groot compliment voor de wijze waarop zij zich hebben opgesteld en het belang van [de minderjarige] voorop hebben gezet.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Duinhof, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2024, in aanwezigheid van mr. Vork als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.