In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 november 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 16 januari 2024 tegen de toekenning van een WIA-uitkering van 8 januari 2024. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat het UWV de beslistermijn heeft overschreden, aangezien het uiterlijk op 29 juli 2024 had moeten beslissen. Eiseres heeft het UWV op 31 juli 2024 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een besluit is genomen.
De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen twee weken na de verzending van deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt ook de hoogte van de bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-, aangezien de ingebrekestelling op 31 juli 2024 is ontvangen en er sindsdien meer dan 42 dagen zijn verstreken. Eiseres krijgt ook een vergoeding van € 437,50 voor proceskosten, omdat het UWV het griffierecht moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.