In deze zaak vordert de verhuurder, Stichting WonenBreburg, ontbinding van de huurovereenkomst met huurders [huurder 1] en [huurder 2] vanwege een huurachterstand van meer dan drie maanden. De kantonrechter heeft op 13 november 2024 uitspraak gedaan. De vordering tegen [huurder 1] is toegewezen, omdat zij erkent dat er een huurachterstand is en bereid is een betalingsregeling te treffen. De kantonrechter heeft echter de ontruiming van de woning afgewezen ten aanzien van [huurder 2], die sinds 2018 niet meer in de woning woont. De huurachterstand bedraagt € 1.733,94 per 1 mei 2024, en op 4 oktober 2024 was dit bedrag opgelopen tot € 2.272,80. De kantonrechter heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning toegewezen, maar met de nadruk op de belangen van de vijf minderjarige kinderen die bij [huurder 1] wonen. De verhuurder heeft toegezegd het vonnis te gebruiken als drukmiddel om [huurder 1] te bewegen hulp te zoeken voor haar financiële situatie. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de huurachterstand, wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten toegewezen, met uitzondering van de vordering tegen [huurder 2].