Uitspraak
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 28 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen een vrouw en een man, die beiden ouderlijk gezag uitoefenen over hun minderjarige kind, geboren in 2008. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.B.J. Dekker, verzocht de rechtbank om te bepalen dat hun kind, hierna [de minderjarige], en de man naar eigen initiatief contact met elkaar kunnen hebben, zonder dat [de minderjarige] bij de man hoeft te slapen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.P.J. Brouwers, voerde verweer en deed een zelfstandig verzoek om de bestaande zorg- en contactregeling te wijzigen, zodat [de minderjarige] minimaal één dagdeel in het weekend bij hem zou zijn.
De rechtbank heeft de verzoeken op 14 november 2024 mondeling behandeld, waarbij partijen aanwezig waren, en [de minderjarige] is gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen, in overeenstemming met de wensen van [de minderjarige], tot een regeling zijn gekomen die de zorg- en contactregeling betreft. De Raad voor de Kinderbescherming heeft de regeling ondersteund en geadviseerd dat de man ook actief moet bijdragen aan de omgangscontacten.
De rechtbank heeft de bestaande beschikking van 27 juni 2023 gewijzigd en bepaald dat de man en [de minderjarige] contact met elkaar kunnen hebben volgens de nieuwe regeling, die als minimumregeling geldt. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. Toekoen, met griffier Van Dongen aanwezig.