ECLI:NL:RBZWB:2024:8103

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
11284819 \ CV EXPL 24-4353
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming huurwoning wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting WonenBreburg en een huurder over de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de huurwoning. De huurder, die sinds 14 juni 2001 een woning huurt van WonenBreburg, heeft een huurachterstand opgebouwd van € 5.052,54 tot en met augustus 2024. WonenBreburg heeft de huurder meerdere keren aangemaand en heeft de vorderingen tot ontbinding en ontruiming ingesteld vanwege deze huurachterstand. De huurder heeft erkend dat er een achterstand is, maar heeft ook persoonlijke omstandigheden aangevoerd die hebben bijgedragen aan de betalingsproblemen, waaronder psychische problemen en een fout in haar uitkering.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst door de huurder, wat de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De belangen van de huurder en haar minderjarig kind zijn meegewogen in de beslissing. De kantonrechter heeft besloten om de huurovereenkomst te ontbinden en de huurder te veroordelen tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast is de huurder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, toekomstige huurpenningen en proceskosten. De kantonrechter heeft benadrukt dat het voor de huurder van groot belang is om hulp te zoeken en afspraken te maken met WonenBreburg om verdere problemen te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11284819 \ CV EXPL 24-4353
Vonnis van 27 november 2024
in de zaak van
STICHTING WONENBREBURG,
te Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: WonenBreburg,
gemachtigde: LAVG Groningen,
tegen
[huurder],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [huurder] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 september 2024,
- de mondelinge behandeling van 5 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Daarna heeft de kantonrechter een vonnisdatum bepaald.

2.De zaak in het kort

Deze zaak gaat over de vraag of de huurovereenkomst tussen verhuurder WonenBreburg en [huurder] als huurder moet worden ontbonden en de huurwoning moet worden ontruimd door een huurachterstand. De kantonrechter zal de vorderingen van WonenBreburg (grotendeels) toewijzen. Hierna legt de kantonrechter uit waarom.

3.De feiten

3.1.
[huurder] huurt sinds 14 juni 2001 de woning aan het [adres] van WonenBreburg. De huurprijs bedraagt voor het laatst € 615,35 per maand en moet altijd vóór of op de eerste dag van iedere maand bij vooruitbetaling worden voldaan,
3.2.
[huurder] heeft een huurachterstand laten ontstaan,
3.3.
WonenBreburg heeft op 17 maart 2023 een aanmaning aan [huurder] gestuurd,
3.4.
WonenBreburg heeft [huurder] bij de gemeente aangemeld in het kader van vroegsignalering,
3.5.
[huurder] is woonachtig in het gehuurde met twee kinderen, waaronder een minderjarig kind.

4.Het geschil

4.1.
WonenBreburg vordert - samengevat - [huurder] te veroordelen om de tussen partijen bestaande huurovereenkomst te ontbinden en [huurder] te veroordelen het gehuurde te ontruimen met nevenvorderingen en om [huurder] te veroordelen tot betaling van een bedrag aan huurachterstand en/of gebruiksvergoeding, vermeerderd met kosten en rente, met veroordeling van [huurder] in de proceskosten.
4.2.
WonenBreburg geeft – kort weergegeven – de volgende redenen voor het instellen van haar vordering. [huurder] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen die staan in de huurovereenkomst. De tekortkoming bestaat uit het niet betalen van de (volledige) huur. Tijdens de procedure is de huurachterstand niet verder toegenomen en bedraagt € 5.052,54 tot en met augustus 2024. Nu [huurder] de huur structureel niet (tijdig) betaalt en toezeggingen niet nakomt, heeft WonenBreburg weinig vertrouwen dat de huurbetalingen in het vervolg tijdig en volledig door [huurder] zullen worden voldaan. De hoogte van de huurachterstand en het structureel te laat betalen van de huurpenningen rechtvaardigen ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde, zodat de (neven)vorderingen moeten worden toegewezen volgens WonenBreburg.
4.3.
[huurder] erkent dat er een achterstand bestaat in de huurbetalingen zoals door WonenBreburg aangegeven. Daarbij heeft zij de omstandigheden geschetst waaronder de huurachterstand is ontstaan. Zo is de huurachterstand ontstaan vanwege moeilijke privéomstandigheden, waardoor vervolgens ook psychische problemen zijn ontstaan. [huurder] geeft aan samen te wonen met haar kinderen van vijf en drieëntwintig jaar oud. Verder voert zij aan dat er een fout is gemaakt door op haar uitkering in te korten toen haar dochter de 21-jarige leeftijd had bereikt. Hierdoor is iets meer dan een half jaar slechts met de helft van de uitkering geleefd en een huurachterstand ontstaan volgens [huurder] . Tot slot voert [huurder] aan open te staan voor een passende bewindvoerder.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Huurachterstand
5.1.
Niet in geschil is dat sprake is van een huurachterstand. [huurder] heeft tijdens de mondelinge behandeling de actuele huurachterstand erkend, zodat het bedrag van
€ 5.052,54 zal worden toegewezen. [huurder] zal dan ook worden veroordeeld tot betaling van dat bedrag.
Ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde
5.2.
Het uitgangspunt is dat [huurder] zich als goed huurder moet gedragen. Dit betekent dat zij zich moet houden aan haar verplichtingen uit de huurovereenkomst, de huurvoorwaarden en de wet. Indien [huurder] deze verplichtingen niet nakomt (een tekortkoming), kan dit reden zijn om de huurovereenkomst te ontbinden. De vraag is dus of er een tekortkoming is en zo ja, of deze van voldoende gewicht is om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. Daarbij moeten alle omstandigheden van het geval worden meegewogen, waaronder de belangen van partijen.
5.3.
Vast staat dat [huurder] de huur niet (volledig) heeft betaald en dat er op het moment van dagvaarding sprake is van een huurachterstand van ruim 9 maanden. Omdat [huurder] verplicht was om de huur op tijd te betalen en dat niet heeft gedaan (artikel 6:265 BW) is in beginsel sprake van een ernstige tekortkoming die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Tijdens de gehouden mondelinge behandeling is besproken dat [huurder] ook een minderjarig kind heeft waarmee rekening moet worden gehouden. Op grond van artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) moeten de belangen van kinderen een eerste overweging vormen. Ook bij de beoordeling door een rechter. Dat betekent alleen niet dat een huurovereenkomst met een huurder met een minderjarig kind niet mag worden ontbonden. De ouder van een minderjarig kind is in principe verantwoordelijk voor tekortkomingen die tot een ontruiming kunnen leiden. Het ligt dan ook op de eerste plaats op de weg van de ouder zelf om de nadelige effecten van de ontruiming voor hun kind(eren) zoveel mogelijk te beperken. Er bestaat de mogelijkheid om, indien daarbij hulp nodig is, hulpverlenende instanties in te schakelen. Als er toch een noodsituatie dreigt, bijvoorbeeld omdat het kind letterlijk op straat komt te staan, dan kan dat – mede afhankelijk van de overige omstandigheden – een belemmering voor ontruiming zijn, maar van een dergelijke noodsituatie is vooralsnog niet gebleken.
5.4.
Naast het feit dat er een minderjarig kind in de woning woont, heeft de kantonrechter zorgen over de stabiliteit van de persoonlijke situatie van [huurder] . [huurder] heeft zich ter zitting bereid getoond om een bewindvoerder te gaan zoeken. WonenBreburg heeft op haar beurt toegezegd dat zij niet zomaar over zal gaan tot ontruiming van de woning, maar dat zij dit vonnis zal gebruiken als stok achter de deur om [huurder] te bewegen om hulp en steun te zoeken, omdat anders ook de belangen van het kind van [huurder] in het geding komen. De kantonrechter vertrouwt er op dat WonenBreburg zich aan haar toezegging zal houden. Gelet op deze omstandigheden ziet de kantonrechter in deze specifieke situatie aanleiding om de gevorderde ontbinding en ontruiming toe te wijzen, zoals hierna in de beslissing is vermeld, in het belang van [huurder] en haar minderjarig kind. De kantonrechter benadrukt nogmaals dat het voor [huurder] van groot belang is dat zij vanaf nu alle hulp zal aanvaarden en met WonenBreburg afspraken zal maken en dat dit voor haar dus een allerlaatste kans is.
Huurtermijnen en gebruiksvergoeding
5.5.
De kantonrechter wijst het gevorderde bedrag van € 615,35 per maand voor nog te vervallen huurpenningen vanaf september 2024 toe, tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst.
5.6.
De kantonrechter wijst eveneens toe een bedrag van € 615,35 per maand als gebruiksvergoeding/schadevergoeding voor elke maand of gedeelte daarvan dat [huurder] vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst in gebreke blijft het gehuurde te ontruimen.
5.7.
De wettelijke huurverhoging over de gebruiks- of schadevergoeding na ontbinding zal worden afgewezen. Immers, de huurovereenkomst is op dat moment al ontbonden en de wettelijke huurverhoging is alleen toewijsbaar over de bedragen die op grond van de overeenkomst verschuldigd zijn. De schadevergoeding is dan op grond van de wet verschuldigd.
Rente en incassokosten
5.8.
De gevorderde verschenen en toekomstige wettelijke rente zal als niet weersproken worden toegewezen zoals hierna in de beslissing bepaald.
5.9.
Stichting WonenBreburg vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt een bedrag van € 375,12 toegewezen
5.10.
[huurder] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van WonenBreburg worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punt × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.628,39

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
ontbindt met ingang van de dag na vandaag de huurovereenkomsten tussen partijen betreffende het gehuurde (de onroerende zaak), staande en gelegen te [adres] ,
6.2.
veroordeelt [huurder] om het gehuurde binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [huurder] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van WonenBreburg te stellen,
veroordeelt [huurder] om aan WonenBreburg te betalen:
  • een bedrag van € 5.588,20 aan huurachterstand tot en met augustus 2024 (inclusief verschenen rente tot 5 augustus 2024 en buitengerechtelijke kosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 5.023,66 vanaf 5 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • een bedrag van € 615,35 aan huur, of zoveel hoger als bij een wettelijke huurverhoging is toegelaten vanaf 1 september 2024 tot de datum van ontbinding van de huurovereenkomst, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid van deze bedragen tot de dag van de algehele voldoening;
  • een bedrag van € 615,35 aan schade/gebruikersvergoeding voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [huurder] het gehuurde na de ontbinding van de huurovereenkomst feitelijk in gebruik houdt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover telkens vanaf de dag van opeisbaarheid van deze bedragen tot de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt [huurder] in de proceskosten van € 1.628,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [huurder] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2024.