In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting WonenBreburg en een huurder over de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de huurwoning. De huurder, die sinds 14 juni 2001 een woning huurt van WonenBreburg, heeft een huurachterstand opgebouwd van € 5.052,54 tot en met augustus 2024. WonenBreburg heeft de huurder meerdere keren aangemaand en heeft de vorderingen tot ontbinding en ontruiming ingesteld vanwege deze huurachterstand. De huurder heeft erkend dat er een achterstand is, maar heeft ook persoonlijke omstandigheden aangevoerd die hebben bijgedragen aan de betalingsproblemen, waaronder psychische problemen en een fout in haar uitkering.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst door de huurder, wat de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De belangen van de huurder en haar minderjarig kind zijn meegewogen in de beslissing. De kantonrechter heeft besloten om de huurovereenkomst te ontbinden en de huurder te veroordelen tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast is de huurder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, toekomstige huurpenningen en proceskosten. De kantonrechter heeft benadrukt dat het voor de huurder van groot belang is om hulp te zoeken en afspraken te maken met WonenBreburg om verdere problemen te voorkomen.