Op 13 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak betreft de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland als gezinsvoogd (GI) en de ouders van de minderjarigen, die beiden met hun advocaten aanwezig waren tijdens de mondelinge behandeling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen sinds 2020 onder toezicht staan en uit huis geplaatst zijn in een pleegzorgvoorziening. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn zorgen over de ontwikkeling van de kinderen, die getuige zijn geweest van huiselijk geweld en emotioneel belast zijn door de situatie. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van een jaar toegewezen, met ingang van 14 november 2024 tot 9 oktober 2025. De kinderrechter heeft benadrukt dat de samenwerking tussen de betrokken partijen verbeterd moet worden en dat de resultaten van het NIFP-onderzoek afgewacht moeten worden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ontwikkeling van de minderjarigen niet in gevaar komt door een eventueel hoger beroep.