In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 november 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de afwijzing van verzoeken van de man met betrekking tot de consultatieverplichting en de nakoming van het ouderschapsplan. De man, vertegenwoordigd door mr. H.J.P.M. van Berckel-van der Rijken, heeft verzocht om een dwangsom op te leggen aan de vrouw, vertegenwoordigd door mr. F.J.V.H. Stoffels, voor het niet nakomen van afspraken in het ouderschapsplan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man vooral gehoord en gezien wil worden als volwaardig ouder, terwijl de vrouw de opvoedsituaties van beide ouders gescheiden wenst te houden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de communicatie tussen partijen momenteel niet optimaal is, aangezien zij enkel via e-mail contact hebben en geen fysiek contact met elkaar hebben. Dit belemmert een volwaardig overleg over belangrijke zaken die [de minderjarige] aangaan.
De rechtbank heeft de verzoeken van de man afgewezen, onder andere omdat het opleggen van een dwangsom in familiezaken terughoudend wordt toegepast. De rechtbank heeft ook het verzoek om een Parenting Coordinator aan te stellen afgewezen, omdat er onvoldoende basis is voor een dergelijke benoeming en omdat partijen geen algehele instemming hebben over de kosten. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is dat partijen investeren in hun communicatie en samenwerking, en dat zij zelf de verantwoordelijkheid moeten nemen om hun situatie te verbeteren. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing is openbaar uitgesproken door de kinderrechters M. van Leuven, M. Combee en M. Skrotzki.