ECLI:NL:RBZWB:2024:8139

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
C/02/426447 / JE RK 24-1643 en C/02/427359 / JE RK 24-1796
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige

Op 5 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009. De kinderrechter heeft de verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] goedgekeurd tot 8 november 2025, op basis van de noodzaak van voortdurende begeleiding door de gecertificeerde instelling (GI) en de complexiteit van de situatie. De GI had eerder verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing, maar dit verzoek werd ingetrokken. De kinderrechter heeft ook een machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van zes maanden, tot 8 mei 2025, omdat de behandeling van [minderjarige] nog niet is afgerond en er geen minder ingrijpende alternatieven beschikbaar zijn. De kinderrechter benadrukte het belang van een zorgvuldige en stapsgewijze overgang naar een open setting, afhankelijk van de voortgang van de behandeling. De moeder en de minderjarige hebben instemming gegeven voor de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar de minderjarige verzocht om een kortere duur voor de machtiging gesloten jeugdhulp, wat door de kinderrechter niet werd ingewilligd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers : C/02/426447 / JE RK 24-1643
: C/02/427359 / JE RK 24-1796
Datum uitspraak: 5 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over verlenging ondertoezichtstelling, machtiging uithuisplaatsing en machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaken van
de gecertificeerde instelling
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats]
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. I.A.C. Cools te Tilburg, maar tijdens de mondelinge behandeling vertegenwoordigd door diens kantoorgenoot mr. J.J.A. van Roessel.
De kinderrechter merkt als belanghebbende in de zaak over machtiging gesloten jeugdhulp aan:
[minderjarige], voornoemd,
en merkt in beide zaken als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. N. Boelhouwer te Tilburg.
De kinderrechter merkt als informant in beide zaken aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedures

1.1.
Het procesverloop van de procedures blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift van 6 september 2024 van de GI betreffende verlenging ondertoezichtstelling en verlening machtiging tot uithuisplaatsing, met bijlagen, ontvangen op 6 september 2024 (in de zaak met het zaaknummer C/02/426447 / JE RK 24-1643);
  • het verzoekschrift van 8 oktober 2024 van de GI betreffende machtiging gesloten jeugdhulp, met bijlagen, ontvangen op 8 oktober 2024 (in de zaak met het zaaknummer C/02/427359 / JE RK 24-1796);
  • de brief van 4 oktober 2024 van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, houdende een advies op grond van artikel 1:265j, derde lid van het Burgerlijk Wetboek (BW);
  • de brief van 8 oktober 2024 van de GI, houdende een intrekking van het verzoek machtiging tot uithuisplaatsing;
  • een tweetal op 25 oktober 2025 ontvangen e-mailberichten van de moeder, welke zijn doorgestuurd door mr. Boelhouwer;
  • het bericht van 25 oktober 2025 van de GI, met als bijlage de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 24 oktober 2024.
1.2.
Op 5 november 2024 heeft de kinderrechter de verzoeken in beide zaken, gelet op de onderlinge samenhang, gelijktijdig mondeling behandeld met gesloten deuren. Bij die behandeling waren aanwezig en heeft de kinderrechter gehoord:
  • de minderjarige [minderjarige] , bijgestaan door mr. Van Roessel;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Boelhouwer;
  • een vertegenwoordigster namens de GI.
De vader is weliswaar opgeroepen, maar niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] is onder toezicht gesteld van de GI. Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 2 november 2023 is deze maatregel voor het laatst verlengd tot 8 november 2024.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 20 november 2023 is een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] verleend tot 6 december 2023. Vervolgens heeft de kinderrechter bij beschikking van 30 november 2023 een aansluitende machtiging gesloten jeugdhulp verleend tot 6 april 2024. Nadien is verschillende keren een machtiging gesloten jeugdhulp verleend, voor het laatst tot 8 november 2024.
2.4.
Op basis van de laatstgenoemde machtiging is [minderjarige] opgenomen en verblijft zij momenteel bij [jeugdzorginstelling] te [plaats] , in een gesloten setting.
2.5.
In voormelde brief van 4 oktober 2024 heeft de Raad, op grond van artikel 1:265j derde lid BW ingestemd met een verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [minderjarige] .

3.De verzoeken en de onderbouwing daarvan

C/02/426447 / JE RK 24-1643:
3.1.
De GI verzoekt om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI verzoekt daarnaast om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.3.
De GI heeft ter onderbouwing daarvan, samengevat, aangegeven dat ondertoezichtstelling van [minderjarige] nog steeds noodzakelijk is nu de hulpverlening nog niet is afgerond en om ervoor te zorgen dat de moeder aangehaakt blijft. Hoewel de moeder het beste met [minderjarige] voor heeft, is de betrokkenheid, ondersteuning en sturing vanuit de GI nog steeds noodzakelijk. Daarnaast is de relatie tussen de ouders onderling en tussen hen en [minderjarige] ambivalent en daarmee kwetsbaar. De situatie is derhalve te complex om de hulpverlening op vrijwillige basis voort te zetten.
3.4.
In voormelde brief van 8 oktober 2024 heeft de GI het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een open setting te verlenen, ingetrokken omdat voortzetting van de opname en het verblijf van [minderjarige] in een gesloten setting nog steeds noodzakelijk is en het, naar de mening van de GI, op dit moment nog te vroeg is om [minderjarige] over te plaatsen naar een open setting.
C/02/427359 / JE RK 24-1796:
3.5.
De GI verzoekt om een machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] te verlenen voor de duur van zes maanden.
3.6.
De GI heeft een schriftelijke en door de onafhankelijke gedragswetenschapper ondertekende verklaring overgelegd, waaruit blijkt dat de onafhankelijke gedragswetenschapper instemt met een machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] voor de verzochte duur van zes maanden.
3.7.
De GI heeft ter onderbouwing van het verzoek, samengevat, het volgende aangegeven. De GI vindt nog steeds dat er moet worden toegewerkt naar een overplaatsing van [minderjarige] naar een open groep, maar daarvoor is het op dit moment nog te vroeg. In de afgelopen periode zijn er weliswaar positieve stappen gezet, maar er zijn nog een aantal stappen meer nodig en van belang is dat het goed blijft gaan. Voorkomen moet worden dat [minderjarige] een terugval krijgt met als gevolg dat zij eenmaal op de open groep moet worden teruggeplaatst naar een gesloten groep. De GI verzoekt daarom om een machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] te verlenen voor de duur van zes maanden. Eerst zal de behandeling worden afgerond, waarna [minderjarige] op zorgvuldige wijze en stapsgewijs, met wen- en oefenmomenten, zal worden overgeplaatst naar een open groep. Wanneer zij eenmaal in een open groep verblijft, zal de machtiging gesloten jeugdhulp van [minderjarige] worden geschorst, zodat haar kamer in de gesloten groep beschikbaar blijft en er zodoende een vangnet wordt gecreëerd. Dit hoeft volgens de GI geen drie maanden te duren, maar het is afhankelijk van hoe [minderjarige] stappen vooruit weet te blijven zetten. Indien mogelijk zal zo spoedig mogelijk worden geanticipeerd op de vervolgstap. Anderzijds wil de GI [minderjarige] geen valse start geven door haar nu (te vroeg) over te plaatsen naar een open setting, terwijl haar behandeling en therapie nog niet positief zijn afgerond.
3.8.
De GI heeft aangegeven dat [minderjarige] op een wachtlijst staat voor plaatsing op een open groep bij [jeugdzorginstelling] . Hoewel [minderjarige] de voorkeur heeft uitgesproken voor plaatsing op een open groep bij een instelling in Helmond, wordt die stap als te groot gezien. Vanuit de open setting bij [jeugdzorginstelling] zal er vervolgens worden toegewerkt naar zelfstandigheid. Ook zal de rol van de moeder dan verder vormgegeven worden.

4.De standpunten

4.1.
Namens en door [minderjarige] is, samengevat, aangevoerd dat zij instemt met verlenging van de ondertoezichtstelling. Daarnaast kan zij instemmen met een opvolgende machtiging gesloten jeugdhulp. Zij ziet ook zelf in dat dit nog steeds nodig is. Een machtiging voor de duur van zes maanden vindt zij echter veel te lang en niet helpend met het oog op het behouden van haar motivatie en inzet. [minderjarige] verzoekt daarom om een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van drie maanden, al dan niet onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. Zij wil niet nog drie maanden moeten wachten voordat zij de overstap kan maken naar een open setting. Zij vindt dat dit met het oog op haar behandelingstraject moet kunnen. Ook kan er wellicht te zijner tijd worden ingezet op een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp. Vanuit de open setting wil zij graag toewerken naar zelfstandigheid.
4.2.
Door en namens de moeder is, samengevat, aangevoerd dat zij de wens van [minderjarige] om vanuit een open setting toe te werken naar zelfstandigheid in plaats van een terugkeer naar huis, respecteert. De moeder kan instemmen met een machtiging gesloten jeugdhulp voor drie of zes maanden, mits er in de komende periode wordt ingezet op een overplaatsing van [minderjarige] naar een open setting. De moeder vindt het daarnaast belangrijk dat er, naast persoonlijke therapie en behandeling voor [minderjarige] , ook wordt ingezet op het herstellen en verbeteren van de ouder-kindrelatie. De moeder vindt het ten slotte vervelend dat het verzoekschrift en de onderliggende stukken steeds verwijzen naar allerlei gebeurtenissen die jaren geleden hebben plaatsgevonden en dat er bovendien nog steeds onjuistheden staan vermeld.

5.De beoordeling

Verlenging ondertoezichtstelling (C/02/426447 / JE RK 24-1643)
5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255, eerste lid BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Op grond van artikel 1:255, eerste lid BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een GI wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid BW, in staat zijn te dragen.
5.3.
Uit de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, blijkt dat er nog steeds zorgen zijn over [minderjarige] en dat de noodzakelijk geachte behandeling nog niet is afgerond. Gelet hierop wordt [minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. De kinderrechter acht het daarnaast van belang dat de GI betrokken blijft voor regievoering, sturing en het bieden van handvatten aan de moeder als gezaghebbende ouder. De kinderrechter is, net als de GI, van oordeel dat de situatie te complex is om de hulpverlening op dit moment op vrijwillige basis voort te zetten en de verantwoordelijkheid hiervoor bij de moeder te beleggen. De kinderrechter betrekt hierbij dat de Raad in voormelde brief van 4 oktober 2024 heeft aangegeven dat hij van mening is dat een voortzetting van de ondertoezichtstelling (en uithuisplaatsing) van [minderjarige] nog steeds noodzakelijk is.
5.4.
Gelet hierop wordt, naar het oordeel van de kinderrechter, voldaan aan de wettelijke vereisten voor een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] . De kinderrechter zal het verzoek, dat niet is weersproken, daarom toewijzen voor de (verzochte) duur van een jaar, tot 8 november 2025.
5.5.
De kinderrechter zal die beslissing, gelet op de aard daarvan en het belang dat hierover duidelijkheid bestaat, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dit betekent dat de beslissing per direct van kracht is en dat een eventueel hoger beroep die beslissing niet schorst.
Machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder (C/02/426447 / JE RK 24-1643)
5.6.
Bij voormelde brief van 8 oktober 2024 heeft de GI haar verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een (open) accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen, ingetrokken.
5.7.
Nu de GI voormeld verzoek heeft ingetrokken, kan dit verzoek niet meer worden onderzocht door de kinderrechter. De kinderrechter zal de GI daarom niet-ontvankelijk verklaren in dit verzoek.
Machtiging gesloten jeugdhulp (C/02/427359 / JE RK 24-1796)
5.8.
Uit artikel 6.1.2, eerste lid van de Jeugdwet volgt dat de kinderrechter een machtiging kan verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Op grond van het tweede lid van voormeld artikel kan een machtiging slechts worden verleend, indien naar het oordeel van de kinderrechter:
jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren;
de opneming en het verblijf noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken; en
er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen.
5.9.
Uit de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, blijkt dat [minderjarige] in haar jonge leven al veel heeft meegemaakt. Gebleken is dat zij kampt met ernstige opvoed- en opgroeiproblematiek en dat er sprake is geweest van wegloopgedrag, waarbij zij zichzelf in gevaarlijke situaties heeft gebracht. In verband daarmee heeft zij in het afgelopen jaar bescherming, behandeling en begeleiding nodig gehad in het kader van gesloten jeugdhulp. Onlangs is zij gestart met traumabehandeling en psycho-educatie. Deze behandeling en therapie is nog niet afgerond en zal in de komende maanden worden voortgezet.
5.10.
Hoewel er sprake is van positieve ontwikkelingen en het te begrijpen valt dat [minderjarige] graag zo snel als mogelijk de overstap wil maken naar een open groep en zij in dat opzicht behoefte heeft aan duidelijkheid, vindt de kinderrechter het van belang dat het goed blijft gaan. Voorkomen moet worden dat de overstap naar een open groep te vroeg wordt ingezet, met als gevolg dat [minderjarige] een terugval krijgt en zij moet worden teruggeplaatst naar een gesloten groep. De kinderrechter betrekt hierbij dat [minderjarige] in de afgelopen maanden nog een terugval heeft gehad, waarbij zij is weggelopen en zij zichzelf in gevaarlijke situaties heeft gebracht. De situatie blijft daarmee kwetsbaar en die kwetsbaarheid moet in acht worden genomen bij het nemen van vervolgstappen. De kinderrechter vindt het daarom belangrijk, zoals de onafhankelijke gedragswetenschapper heeft aangegeven, dat [minderjarige] de huidige therapie en behandeling zal afronden vanuit een vertrouwde en veilige setting, in dit geval de huidige gesloten groep. Daarna is het van belang dat zij, met de beschermende kaders van een machtiging gesloten jeugdhulp, voorzichtig en stapsgewijs de overstap kan maken naar een open setting.
5.11.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat gesloten jeugdhulp nog steeds noodzakelijk is en dat er geen minder ingrijpende alternatieven zijn. Aangezien de behandeling en de therapie nog niet zijn afgerond en om de overplaatsing zorgvuldig en verantwoord te laten plaatsvinden, zal de kinderrechter een (opvolgende) machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] verlenen voor de (verzochte) duur van zes maanden, tot 8 mei 2025. Een machtiging voor een kortere duur zoals drie maanden, zoals door en namens [minderjarige] is verzocht, acht de kinderrechter te kort gelet op [minderjarige] ’s recente terugval en daarmee onverantwoord en niet in haar belang.
5.12.
De kinderrechter benadrukt dat de machtiging niet voor de volledige duur hoeft te worden benut. De GI wordt verzocht om erop toe te zien dat de opname en het verblijf van [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp niet langer zal duren dan strikt noodzakelijk is en dat [minderjarige] , indien mogelijk, op een eerder moment kan worden overgeplaatst naar de open groep. Als de GI concludeert dat de ernstige opgroei- en opvoedingsproblematiek van [minderjarige] kan worden afgewend door het stellen van voorwaarden (met een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp), dan kan daar eveneens op een eerder moment op worden ingezet. De kinderrechter verwacht van de GI dat zij in dat geval tijdig een passend verzoek indient.

6.De beslissing

De kinderrechter:
C/02/426447 / JE RK 24-1643:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 8 november 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
verklaart de GI niet-ontvankelijk in haar verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een (open) accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen;
C/02/427359 / JE RK 24-1796:
6.4.
verleent een (opvolgende) machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] met ingang van 8 november 2024 tot 8 mei 2025.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2024 door mr. De Jong, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Wallerbos als griffier, en op schrift gesteld op 19 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.