Uitspraak
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, de kinderrechter over de verzoeken geadviseerd.
1.Het verdere verloop van de procedure
- de tussenbeschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 12 september 2024 en alle daarin genoemde stukken;
- de brief van 1 oktober 2024 van mr. Swart;
- de brief van 3 oktober 2024 van de GI;
- de brief van 4 oktober 2024 van mr. Kranenburg;
- de brief van 24 oktober 2024 van de GI.
- een vertegenwoordigster namens de GI;
- de moeder, bijgestaan door mr. Swart;
- de vader, bijgestaan door mr. Kranenburg;
- een vertegenwoordigster namens de Raad.
2.De nadere beoordeling
- de ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen;
- de minderjarigen wonen bij de moeder;
- bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 14 maart 2024 zijn de minderjarigen onder toezicht gesteld van de GI tot 14 maart 2025;
- bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 25 maart 2024 is in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders over de minderjarigen vastgesteld dat de vader en de minderjarigen, na een opbouw, gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar:
- in de even weken van vrijdag 17.30 uur tot maandagochtend naar school/de gastouder, waarbij de vader en/of iemand uit zijn netwerk de minderjarigen ophaalt bij de opvang/gastouder en de minderjarigen op maandagochtend tijdig naar school/de gastouder brengt;
- elke dinsdagmiddag tot woensdagochtend, waarbij de vader de minderjarigen op dinsdag om 17.30 uur ophaalt bij de opvang/de gastouder en hij, ofwel iemand uit zijn netwerk, de minderjarigen op woensdag om 08.00 uur weer terugbrengt naar de moeder, met dien verstande dat studiedagen van school geen wijziging brengen in deze regeling;
- waarbij de vakanties en feestdagen worden verdeeld volgens een in het verzoekschrift beschreven verdeling,
- dat er alsnog een opbouwregeling komt, waarbij wordt toegewerkt naar de reguliere regeling (naar de kinderrechter begrijpt: tussen de vader en de minderjarigen);
- dat de reguliere regeling plaatsvindt in de even weken van donderdag tot maandag, waarbij de minderjarigen worden opgehaald dan wel teruggebracht bij de opvang en bij de school, waarbij wordt bepaald dat de partner van de vader niet betrokken wordt bij de uitvoering van de omgangsregeling;
- dat de regeling van elke dinsdagmiddag tot woensdagochtend wordt vervangen door elke donderdagmiddag tot vrijdagochtend, waarbij de minderjarigen worden opgehaald dan wel teruggebracht bij de opvang en bij de school waarbij wordt bepaald dat de partner van de vader niet betrokken wordt bij de uitvoering van de omgangsregeling;
- waarbij de vakanties en feestdagen worden verdeeld volgens de in het verweerschrift beschreven verdeling;
op dit momentniet in het belang van de minderjarigen om de huidige contactregeling tussen hen en de vader te wijzigen en een nieuwe regeling vast te stellen. Om onduidelijkheid, spanningen, discussies, onterechte verwachtingen en onnodige teleurstellingen bij de minderjarigen te voorkomen zal de kinderrechter het verzoek van de GI evenals het zelfstandige verzoek van de moeder tot wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, daarom niet langer aan zich houden maar afwijzen.
beide ouderste wijten is dat zij, ondanks regievoering vanuit de GI, niet eens in staat zijn om een
minimumregelingovereen te komen op basis waarvan de minderjarigen en de vader in ieder geval contact met elkaar hebben. In plaats daarvan dreigt nu zelfs een situatie te ontstaan waarin er helemaal geen sprake is van contact tussen de vader en de minderjarigen. Ondanks dat beide ouders aangeven contact van de andere ouder met de minderjarigen belangrijk te vinden, kan de kinderrechter zich niet aan de indruk onttrekken dat het onwil bij beide ouders is waardoor het zo is gelopen. Zij drukt de ouders op het hart dat het niet om een gelijk gaat, wie de even dan wel de oneven weekenden voor zijn of haar rekening neemt, maar om het belang van de minderjarigen bij een gezonde ouder-kindrelatie met beide ouders. De kinderrechter hoopt dan ook dat met het afsluiten van deze procedure de situatie wat tot rust komt, dat beide ouders tot bezinning komen en inzien dat de uitkomst van deze procedure ook niet in het belang van de minderjarigen is en dat er, wanneer de hulpverlening van [gezinscoach] betrokken raakt, alsnog ruimte ontstaat voor contact(herstel) tussen de vader en de minderjarigen. Beide ouders zijn het aan de minderjarigen verplicht om het er niet bij te laten zitten. De kinderrechter spoort de GI aan om de situatie te blijven monitoren en indien er ruimte ontstaat voor contact(herstel), daarop in te zetten en een nieuw verzoek tot wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bij de kinderrechter in te dienen.
3.De beslissing
- door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.