Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- de heer [naam 1] , de zoon van betrokkene;
- mevrouw [naam 2] , zorgverantwoordelijke bij [thuiszorg] (telefonisch).
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek om een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1936, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening in de vorm van dementie. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een opname voor de duur van zes maanden. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling gehouden in het ziekenhuis waar de betrokkene verblijft, en daarbij zijn de betrokkene, haar zoon en een zorgverantwoordelijke gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene ernstig nadeel ondervindt door haar aandoening, wat zich uit in lichamelijk letsel, psychische schade, verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De betrokkene is gedesoriënteerd en niet in staat om voor zichzelf te zorgen, wat heeft geleid tot gevaarlijke situaties. Ondanks de inzet van wijkverpleging is het niet mogelijk gebleken om de betrokkene in de thuissituatie voldoende te ondersteunen. De rechtbank concludeert dat opname in een woonzorgcentrum noodzakelijk is om het ernstig nadeel te voorkomen.
De betrokkene heeft zich verzet tegen de opname, maar de rechtbank oordeelt dat aan de wettelijke vereisten voor het verlenen van de machtiging is voldaan. De machtiging is verleend tot en met 15 mei 2025. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Struijs, rechter, in aanwezigheid van mr. Wallerbos als griffier.