ECLI:NL:RBZWB:2024:8164

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
BRE 23/9779
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de hoogte van de tegemoetkoming in het kader van de kindregeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 november 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de hoogte van de tegemoetkoming van € 10.000,- in het kader van de kindregeling beoordeeld. Eiseres, een dochter van gedupeerden in de toeslagenaffaire, ontving deze tegemoetkoming op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Dienst Toeslagen, dat haar een tegemoetkoming had toegekend, en stelde dat de hoogte van de tegemoetkoming niet voldeed aan de door haar geleden schade. De rechtbank oordeelt dat de tegemoetkoming van € 10.000,- conform de Wht is toegekend en dat er geen ruimte is voor afwijking van dit bedrag, aangezien de wetgever de situatie van de kinderen in de toeslagenaffaire voor ogen had bij het opstellen van de wet. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9779

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres,

gemachtigde: mr. N. Kose-Albayrak,
en

Dienst Toeslagen, voorheen Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de hoogte van de tegemoetkoming die zij als kind van een gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag heeft ontvangen.
In het besluit van 1 maart 2023 (primair besluit) heeft verweerder eiseres een tegemoetkoming van € 10.000,- toegekend in het kader van de kindregeling. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 14 augustus 2023 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Het beroep is gelijktijdig met de beroepen geregistreerd onder nummer BRE 23/9723, BRE 23/9724 en BRE 23/9089 besproken op de zitting van 15 oktober 2024. Hieraan hebben de gemachtigden van verweerder, mr. [naam 1] en mr. [naam 2], deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht een tegemoetkoming van € 10.000,- op grond van de kindregeling uit de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) aan eiseres heeft toegekend.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Achtergrond
1.1.
Tussen 2004 en 2019 is de kinderopvangtoeslag van een groot aantal ouders onterecht stopgezet en is eerder verleende kinderopvangtoeslag van hen ten onrechte teruggevorderd. De ouders zijn door de aanpak van de Belastingdienst/Toeslagen in die tijd langdurig in een onmogelijke positie, in grote financiële problemen en in grote onzekerheid gebracht. Zij hebben financiële schade en zijn aangetast in hun rechtsgevoel, omdat zij zijn bestempeld als fraudeur. Het kabinet heeft hiervoor excuses aangeboden en daarnaast is er een hersteloperatie gestart.
1.2.
Onderdeel van de hersteloperatie is dat voor de kinderen van gedupeerde ouders een kindregeling is opgezet. Deze regeling is opgenomen in de Wht en staat in de artikelen 2.10 tot en met 2.14a van de Wht.
Het bestreden besluit en de gronden van eiseres
2.1.
Eiseres is een dochter van gedupeerde ouders. Daarom heeft zij een tegemoetkoming van € 10.000,- op basis van de kindregeling gekregen. De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van de leeftijd van het kind op 1 juli 2023. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen deze toekenning ongegrond verklaard.
2.2.
Eiseres voert tegen het bestreden besluit aan dat de door haar geleden schade als gevolg van de toeslagenaffaire niet gedekt wordt met de gemaximeerde tegemoetkoming van € 10.000,-. Naar de mening van eiseres kan worden afgeweken van de hoogte van de tegemoetkoming. Eiseres doet een beroep op de hardheidsclausule. Ook verzoekt eiseres om een (immateriële) schadevergoeding en stelt zij dat de bezwaarfase met een hoorzitting inhoudsloos is geworden, omdat verweerder op het standpunt staat dat niet kan worden afgeweken van de bedragen van de tegemoetkoming. Eiseres verzoekt om haar persoonlijk dossier en dat van haar ouders.
Wettelijk kader
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
De op de zaak betrekking hebbende stukken
4. In deze procedure geeft de rechtbank een oordeel over het bestreden besluit, waarbij relevant is of de op de zaak betrekking hebbende stukken zijn overgelegd. In het beroepschrift heeft de gemachtigde van eiseres aangevoerd dat haar persoonsdossier tot op de zaak betrekking hebbende stukken behoort en dat de stukken aan haar overlegd hadden moeten worden. De rechtbank overweegt dat het in deze zaak niet gaat om de werkelijke schade die eiseres heeft geleden en wat er in de betreffende jaren precies is gebeurd. Bij de kindregeling gaat het om een ambtshalve toekenning van een forfaitaire tegemoetkoming, omdat eiseres kind is van een gedupeerde ouder. Naar het oordeel van de rechtbank zijn alle op deze zaak betrekking hebbende stukken door verweerder aangeleverd. De persoonsdossiers van eiseres of haar ouders vallen daar niet onder.
De beoordeling van het geschil
5.1.
Niet in geschil is dat verweerder de tegemoetkoming van € 10.000,- aan eiseres heeft toegekend conform het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, onder e, van de Wht. De vraag ligt voor of verweerder had moeten afwijken van dat bedrag.
5.2.
De rechtbank stelt voorop dat de Wht een wet in formele zin is en artikel 2.12, van de Wht dwingendrechtelijk is geformuleerd. De bepaling, waarin aan kinderen in verschillende leeftijdscategorieën de bijbehorende forfaitaire bedragen wordt toegekend, laat geen ruimte om in bijzondere gevallen een uitzondering te maken.
Contra-legem toetsing
6.1.
In het beroepschrift heeft de gemachtigde van eiseres, samengevat, aangevoerd dat de wetgever in de Wht onvoldoende oog heeft gehad voor de door de kinderen geleden schade en dat de tegemoetkoming op grond van de kindregeling geen recht doet aan die schade. Naar de rechtbank begrijpt, ziet de gemachtigde van eiseres hierin aanleiding voor een contra-legem toetsing. Op grond van de Wht moet de tegemoetkoming volgens haar gelijk zijn aan de door eiseres geleden schade.
6.2.
De rechtbank overweegt dat het bij een contra-legem toetsing gaat om de vraag of de wetgever aan de specifieke omstandigheden van het geval heeft gedacht. Heeft de wetgever hier niet aan gedacht, dan is het mogelijk om de wet toch aan de rechtsbeginselen en het ongeschreven recht te toetsen. Als de wetgever het specifieke geval wel heeft meegenomen, is contra-legem toetsing niet toegestaan. In dat geval zou rechtelijke toetsing de afweging van de wetgever namelijk doorkruisen.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat contra-legem toetsing niet mogelijk is, omdat de wetgever de situatie van de kinderen, in dit geval van eiseres, voor ogen heeft gehad. De wetgever heeft in de Memorie van Toelichting uitdrukkelijk overwogen dat de kindregeling niet bedoeld is als compensatie voor geleden schade of schulden. [1] De tegemoetkoming is in de eerste plaats bedoeld als erkenning voor de armoede en de stressvolle omgeving waarin de kinderen zijn opgegroeid. De tegemoetkoming dient als steun in de rug en om vertrouwen te krijgen in de toekomst. Het is de bedoeling van de wetgever geweest om een vaste tegemoetkoming aan kinderen te geven ongeacht het leed dat is geleden. Nu de wetgever met de situatie van eiseres voor ogen de uitdrukkelijke keuze heeft gemaakt om bij de kindregeling de schade niet te betrekken, is naar oordeel van de rechtbank voor een contra-legem toetsing geen plaats. De beroepsgrond kan niet slagen.
Hardheidsclausule
7. Eiseres doet verder een beroep op de hardheidsclausule van artikel 9.1, eerste lid, van de Wht. Eiseres stelt dat de tegemoetkoming van € 10.000,- de schade niet dekt en daarom van de hoogte van de tegemoetkoming moet worden afgeweken. De rechtbank is van oordeel dat de hardheidsregeling niet ziet op de hoogte van de tegemoetkoming, maar op de doelgroep van de kindregeling en de eventuele mogelijkheid tot uitbreiding daarvan. In artikel 9.1, eerste lid, van de Wht staat opgesomd van welke artikelen er kan worden afgeweken. Artikel 2.12 van de Wht, waarin de hoogte van de tegemoetkoming is bepaald, wordt in artikel 9.1, eerste lid, van de Wht uitdrukkelijk niet genoemd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de hardheidsclausule geen mogelijkheid biedt om af te wijken van de hoogte van de tegemoetkoming.
De hoorzitting
8. Eiseres stelt dat zij van de gelegenheid om gehoord te worden geen gebruik heeft gemaakt, omdat de bezwaarfase inhoudsloos is, nu verweerder niet kan afwijken van de hoogte van de tegemoetkoming. Voor zover eiseres hiermee aanvoert dat er geen volledige heroverweging heeft plaatsgevonden in de bezwaarfase, volgt de rechtbank haar niet in deze stelling. De rechtbank is van oordeel dat er wel sprake is geweest van een volledige heroverweging in bezwaar. Zo blijkt uit het bestreden besluit dat verweerder alle bezwaargronden van eiseres heeft meegenomen. Daarnaast heeft verweerder getoetst aan het wettelijk kader van de Wht. Van vooringenomenheid is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
Het verzoek om schadevergoeding
9.1.
De gemachtigde van eiseres heeft in het beroepschrift uiteen gezet dat eiseres ook recht heeft op een (immateriële) schadevergoeding, omdat zij en haar gezin zijn bestempeld als fraudeur en jarenlang hebben rondgelopen met de gevolgen van deze stempel. Voor zover eiseres daarmee in deze procedure schadevergoeding verzoekt als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), oordeelt de rechtbank als volgt.
9.2.
De rechtbank stelt vast dat op 1 juli 2013 de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (hierna: Wns) in werking is getreden, voor zover de wet ziet op schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten. Op grond van artikel V, eerste lid, aanhef en onder, van de Wns is titel 8.4 van de Awb niet van toepassing op schade veroorzaakt door besluiten of andere handeling van de Belastingdienst/Toeslagen of van andere bestuursorganen voor zover genomen of verricht in het kader van aan de Belastingdienst/Toeslagen opgedragen taken. Dit betekent dat op een tot de bestuursrechter gericht verzoek om verweerder tot schadevergoeding te veroordelen, titel 8.4 van de Awb, en daarmee artikel 8:88 van de Awb niet van toepassing zijn, maar het recht zoals dat gold voor 1 juli 2013. [2] Het oude recht geeft de bestuursrechter echter geen bevoegdheid om een rechtspersoon te veroordelen tot vergoeding van de schade die is veroorzaakt door een besluit waartegen het beroep – zoals in dit geval – niet gegrond is verklaard. Ook biedt het oude recht de bestuursrechter niet de bevoegdheid om een rechtspersoon te veroordelen tot vergoeding van schade door een of meer andere besluiten dan het besluit waartegen – in de procedure waarin het verzoek om schadevergoeding is ingediend – beroep is gesteld. Dit betekent dat de rechtbank het verzoek om schadevergoeding dient af te wijzen.
10. De rechtbank overweegt ten slotte dat de hersteloperatie verschillende compensatieregelingen voor geleden schade kent. De compensatie die een gedupeerde ouder ontvangt, is bedoeld voor het hele gezin. Indien de compensatie niet dekkend is voor de werkelijk geleden schade kan de ouder, zoals door verweerder terecht is gesteld, bij de Commissie Werkelijke Schade een aanvraag indienen. [3] In deze aanvraag kan de ouder eveneens vergoeding vragen van de schade die geleden is door de kinderen. Verder kunnen kinderen die een bedrag op grond van de kindregeling hebben ontvangen, zoals eiseres, zelf een verzoek voor brede ondersteuning op de leefgebieden financiën, gezin, werk, wonen en zorg bij de gemeente indienen. [4]

Conclusie en gevolgen

11. Op grond van het voorgaande heeft verweerder terecht een tegemoetkoming ter hoogte van € 10.000,- aan eiseres toegekend. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand zal blijven. Het verzoek om schadevergoeding zal worden afgewezen.
12. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 26 november 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wettelijk kader
Wet hersteloperatie toeslagen:
Artikel 2.10
Aan een kind van een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 of van diens partner, indien die tevens diens partner was op 26 januari 2021, kent de Dienst Toeslagen ambtshalve een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12 toe, indien het kind op 1 januari 2005 jonger was dan 21 jaar of in de periode van 1 januari 2005 tot en met de dag waarop dit artikel in werking is getreden, is geboren.
Artikel 2.12
1. De tegemoetkoming bedraagt voor een kind, pleegkind of voormalig pleegkind dat op 1 juli 2023:
a. jonger is dan zes jaar: € 2.000;
b. ten minste zes jaar is, maar jonger is dan twaalf jaar: € 4.000;
c. ten minste twaalf jaar is, maar jonger is dan vijftien jaar: € 6.000;
d. ten minste vijftien jaar is, maar jonger is dan achttien jaar: € 8.000;
e. ten minste achttien jaar is: € 10.000.
2. Een kind, pleegkind of voormalig pleegkind komt eenmaal in aanmerking voor de tegemoetkoming.
Artikel 9.1, eerste lid
De Dienst Toeslagen kan bij een besluit over toekenning van compensatie, een tegemoetkoming of vergoeding, kwijtschelding van bestuursrechtelijke schulden of betaling van bestuursrechtelijke en privaatrechtelijke schulden afwijken van 2.1, 2.6, 2.7, 2.10, 2.11, 2.11a, 2.11b, 2.14, 2.14a, 2.16, 2.17, 3.1, 4.6, 4.7 of 6.1 voor zover toepassing van het desbetreffende artikel gelet op doel of strekking ervan zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor degene die aanspraak wil maken op de toekenning.

Voetnoten

2.ABRvS 31 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3112.
3.Dat staat in artikel 2.1, derde lid, van de Wht.
4.Dat staat in artikel 2.21 van de Wht.