ECLI:NL:RBZWB:2024:8184

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
10967796 CV EXPL 24-693
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Kool
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van inspectiekosten en onderzoekskosten door verkoper aan koper van een bedrijfsauto

In deze civiele procedure vordert [verkoper] B.V. betaling van € 666,19 van [koper] B.V. voor inspectiekosten en onderzoekskosten met betrekking tot een bedrijfsauto. De kantonrechter heeft vastgesteld dat partijen zijn overeengekomen dat [koper] onderzoek zou laten doen naar het olieverbruik van de auto, maar dat er geen vaste prijs was afgesproken. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de inspectiekosten (€ 151,25) afgewezen, omdat [koper] betwistte dat zij hiervoor opdracht had gegeven. Echter, de kosten voor het onderzoek naar het olieverbruik (€ 514,94) zijn toegewezen, omdat er een overeenkomst tot stand was gekomen. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten van € 77,24 toegewezen, omdat [verkoper] aan de vereisten voor vergoeding voldeed. De wettelijke handelsrente is toegewezen vanaf 12 mei 2023, omdat de betalingstermijn van de factuur was verstreken. [koper] is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van € 778,42 betalen. Het vonnis is uitgesproken op 18 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10967796 \ CV EXPL 24-693
Vonnis van 18 september 2024
in de zaak van
[verkoper] B.V.,
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [verkoper] ,
gemachtigde: AGIN Timmermans,
tegen
[koper] B.V.,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [koper] ,
gemachtigde: mr. B.H. Vader.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 februari 2024 met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek met productie;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[koper] heeft op of omstreeks 30 april 2020 een bedrijfsauto gekocht bij [verkoper] .
2.2.
Op enig moment heeft [koper] de bedrijfsauto teruggebracht naar [verkoper] . Zij klaagde dat de bedrijfsauto onevenredig veel motorolie zou verbruiken. Daarop heeft [verkoper] de bedrijfsauto onderzocht. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat het olieverbruik voldoet aan de norm van de fabrikant.
2.3.
[verkoper] heeft op 4 mei 2023 een bedrag van € 666,19 (inclusief btw) aan [koper] gefactureerd. De factuur ziet op een inspectiebeurt aan de bedrijfsauto voor een bedrag van € 151,25 inclusief btw en het onderzoeken van de klacht met betrekking tot het olieverbruik voor een bedrag van € 514,94 inclusief btw. [koper] heeft de factuur niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
[verkoper] vordert – samengevat – veroordeling van [koper] tot betaling van € 666,19, vermeerderd met rente, incassokosten en proceskosten.
3.2.
[verkoper] legt aan haar vordering ten grondslag dat [koper] twee opdrachten aan haar heeft verstrekt en dat zij die opdrachten heeft uitgevoerd. Omdat het olieverbruik voldoet aan de norm van de fabrikant, valt het onderzoeken van de klacht niet onder de aankoopgarantie. [koper] is een redelijke prijs verschuldigd voor de door [verkoper] uitgevoerde werkzaamheden. Omdat zij de factuur niet op tijd heeft betaald, is zij daarnaast de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente verschuldigd.
3.3.
[koper] voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [verkoper] , met veroordeling van [verkoper] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter oordeelt dat [koper] geen kosten verschuldigd is voor de inspectiebeurt aan haar bedrijfsauto. Zij heeft betwist dat zij [verkoper] daartoe opdracht heeft gegeven. Zij heeft [verkoper] naar eigen zeggen uitsluitend benaderd vanwege haar klacht over het olieverbruik van de bedrijfsauto. Gelet op deze gemotiveerde betwisting, had het op de weg van [verkoper] gelegen om haar vordering op dit punt nader te onderbouwen. Dit heeft zij echter niet gedaan. Voor zover [verkoper] deze werkzaamheden heeft uitgevoerd, komt dus niet in rechte vast te staan dat dit in opdracht van [koper] is gebeurd. De kantonrechter wijst het deel van de vordering dat hierop ziet (€ 151,25) af.
4.2.
[koper] moet daarentegen wel de kosten voor het onderzoek naar het olieverbruik betalen. Er is door middel van aanbod en aanvaarding een overeenkomst tot stand gekomen. [koper] heeft niet weersproken dat zij aan de receptie is geholpen door [naam] en dat de heer [naam] tegen haar heeft gezegd dat zij de kosten van het onderzoek zou moeten betalen als geen sprake was van een gebrek. Zij betwist wel dat zij met die voorwaarde heeft ingestemd. Verder voert [koper] ook nog aan dat [verkoper] nooit over een prijs heeft gesproken. Dit is in het licht van het voorgaande echter onvoldoende. [koper] had op zijn minst moeten toelichten hoe het gesprek met de heer [naam] volgens haar dan was verlopen. Daarbij weegt mee dat uit de voorwaarde die de heer [naam] stelde, volgt dat [verkoper] niet zonder meer bereid was het onderzoek naar het olieverbruik, waarmee geen geringe kosten gemoeid waren, voor haar rekening te nemen ook als het olieverbruik voldoet aan de norm van de fabrikant. Dat is begrijpelijk omdat de auto ongeveer 2,5 jaar voor dit onderzoek was verkocht. Aan een bewijsopdracht voor [verkoper] wordt daarom niet toegekomen. Nu partijen geen vaste prijs zijn overeengekomen voor de werkzaamheden, is [koper] op grond van de wet een redelijke prijs verschuldigd. Zij heeft geen afzonderlijk verweer gevoerd tegen de hoogte van de gevorderde vergoeding van € 514,94, zodat dit bedrag zal worden toegewezen.
4.3.
[verkoper] heeft ook een vergoeding van € 99,93 voor buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Deze vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Op grond van dit Besluit heeft de schuldeiser pas recht op een dergelijke vergoeding indien daadwerkelijk buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het versturen van één enkele brief is op grond van de vaste rechtspraak al voldoende. Niet is weersproken dat [verkoper] [koper] op 8 september 2023 een aanmaning heeft verstuurd als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW. Aan de vereisten voor de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is dus voldaan. Het tarief dat bij het toegewezen deel van de hoofdsom van € 514,94 hoort, is € 77,24. De kantonrechter wijst dit bedrag toe.
4.4.
De overeenkomst waar het in deze zaak over gaat, is gesloten door twee rechtspersonen. Op grond van artikel 6:119a BW is [koper] daarom wettelijke handelsrente verschuldigd over het toegewezen deel van de hoofdsom vanaf de dag volgend op de dag die is overeengekomen als de uiterste dag van betaling. [koper] heeft niet weersproken dat de betalingstermijn van de factuur zeven dagen na 4 mei 2023 is verstreken. De wettelijke handelsrente zal dan ook worden toegewezen vanaf 12 mei 2023.
4.5.
[koper] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [verkoper] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,92
- griffierecht
328,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
778,42

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [koper] om tegen behoorlijk bewijs van finale kwijting aan [verkoper] te betalen een bedrag van € 592,18, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 514,94, met ingang van 12 mei 2023, tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [koper] in de proceskosten van € 778,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [koper] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kool, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2024.