ECLI:NL:RBZWB:2024:8190

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
BRE 22/5138 en 22/5139
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 maart 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De zaak betreft aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2009 en 2010. De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is wegens termijnoverschrijding. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet of de voor bezwaar vatbare beschikking. In dit geval was de dagtekening van de uitspraken op bezwaar 13 juli 2022, waardoor de termijn eindigde op 24 augustus 2022. De belanghebbende heeft het beroepschrift echter pas op 28 augustus 2022 ingediend, wat te laat is. De rechtbank overweegt dat de belanghebbende niet tijdig beroep heeft ingesteld, ondanks zijn claim dat hij in het ziekenhuis was opgenomen op het moment van ontvangst van de uitspraken op bezwaar. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, omdat de belanghebbende in staat was om andere correspondentie te verzenden in de periode waarin hij beweert ziek te zijn geweest. De rechtbank verklaart de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk en komt niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de beroepen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/5138 en 22/5139

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats] (Duitsland), belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 13 juli 2022, betreffende de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 2009 en 2010.
1.1.
Omdat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

Toetsingskader
2. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Het hanteren van deze termijn is niet in strijd met het Unierecht. [2] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet of van de voor bezwaar vatbare beschikking. [3] Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop dat aanslagbiljet of die beschikking is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending.
3. Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [4] Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [5] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [6] Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen.
4. Als iemand een beroepschrift te laat indient, kan de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [7]
5. De dagtekening van de uitspraken op bezwaar is 13 juli 2022. Uit de stukken van belanghebbende maakt de rechtbank op dat belanghebbende de verzending van dit stuk op die datum niet betwist. Immers schrijft belanghebbende in reactie op vragen van de rechtbank waarom het beroep te laat is ingediend dat het stuk op 16 juli 2022 bij hem is aangekomen. In dezelfde brief schrijft belanghebbende dat de postverwerking tussen Nederland en Duitsland enkele dagen in beslag neemt. De rechtbank leidt daaruit af dat de verzending op 13 juli 2022 dus geen discussiepunt is. De termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde dan op 24 augustus 2022. Belanghebbende is dus ruim binnen de termijn op de hoogte geraakt van de uitspraken op bewaar. Op 28 augustus 2022 heeft de inspecteur van belanghebbende een brief ontvangen met dagtekening 25 augustus 2022. Dat stuk is aangemerkt als beroepschrift. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend. Ook is het beroepschrift niet voor het einde van de termijn op de post gedaan.
6. Belanghebbende heeft als reden voor de termijnoverschrijding aangegeven dat hij op het moment van ontvangen van de uitspraken op bezwaar was opgenomen in het ziekenhuis.
7. In dit geval ziet de rechtbank daarin desalniettemin geen aanleiding om een verschoonbare termijnoverschrijding aanwezig te achten. Uit de stukken van het dossier maakt de rechtbank namelijk op dat hij op 29 juli 2022 in staat is geweest om de inspecteur een brief te sturen over lopende procedures. [8] Niet valt dan in te zien waarom ziekte rondom de ontvangstdatum aanleiding is om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Als er vanuit wordt gegaan dat belanghebbende de uitspraken op bezwaar op 23 juli 2022 heeft ontvangen en op 29 juli 2022 weer inhoudelijke stukken kon sturen, was het ook mogelijk tijdig beroep in te stellen. Niet gesteld of gebleken is verder dat met het stuk van 29 juli 2022 een stuk is ingediend dat als beroepschrift aangemerkt kan worden. Belanghebbende merkt het stuk van 29 juli 2022 zelf in ieder geval zelf niet als een brief aan die op deze procedure ziet, in tegenstelling tot acht andere daar wel genoemde brieven. [9]
8. De rechter is dan ook van oordeel dat het beroepschrift te laat is ingediend en dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De beroepen zullen dan ook kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechter komt dan niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de beroepen.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 29 maart 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Hoge Raad 24 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0193.
3.Dit volgt uit artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
4.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
5.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
6.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
7.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.
8.Zie daarvoor de brief van belanghebbende aan de inspecteur met dagtekening 25 augustus 2022.
9.Zie daarvoor de brief van belanghebbende aan de rechtbank van 23 november 2022.