ECLI:NL:RBZWB:2024:8198

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
C/02/427870 / JE RK 24-1909
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in het kader van opvoedingsproblemen

Op 5 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2010. Het verzoek is ingediend door het College van Burgemeesters en Wethouders van de gemeente Kapelle, met instemming van beide ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, die momenteel verblijft in een gesloten accommodatie, positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt, waaronder het niet vertonen van wegloopgedrag en het niet gebruiken van middelen. De ouders en de minderjarige zelf hebben ingestemd met een verlenging van de machtiging voor de duur van drie maanden, tot 8 februari 2025. De kinderrechter oordeelt dat de gesloten setting noodzakelijk is voor de verdere ontwikkeling van de minderjarige, gezien haar verleden en de nog te starten therapieën. De kinderrechter heeft het resterende deel van het verzoek aangehouden en verzocht om een rapportage over de voortgang uiterlijk op 20 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/427870 / JE RK 24-1909
Datum uitspraak: 5 november 2024
Beschikking machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTERS EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE KAPELLE,
hierna te noemen: het college,
zetelende te Kapelle,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2010 te [geboorteplaats] ( [land] ),
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat: mr. M. Kalle te Middelburg.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure bestaat uit:
- het verzoekschrift van het college van 22 oktober 2024 met bijlagen, bij de rechtbank binnengekomen op 22 oktober 2024;
- de nadere stukken van het college, inhoudende de instemmingsverklaringen van de beide ouders en de instemmingsverklaring van de onafhankelijke gedragswetenschapper, bij de rechtbank binnengekomen op 29 oktober 2024;
- de nadere stukken van het college, binnengekomen bij de rechtbank op 30 oktober 2024.
Aan [de minderjarige] is als advocaat toegevoegd, mr. M. Kalle, te Middelburg.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de minderjarige [de minderjarige] , die vooraf ook apart is gehoord, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader,
middels telehoren,bijgestaan door een tolk in de Syrisch-Arabische taal;
- de moeder, bijgestaan door een tolk in de Syrisch-Arabische taal;
- een vertegenwoordigster van het college.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 juli 2024 is een spoedmachtiging afgegeven om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van twee weken, met ingang van 26 juli 2024 en tot 9 augustus 2024. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van voornoemde rechtbank van 8 augustus 2024 is het resterende deel van de spoedmachtiging afgewezen en is een machtiging verleend om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden, met ingang van 8 augustus 2024 en tot 8 november 2024.
2.4.
Op grond van voornoemde beschikking verblijft [de minderjarige] momenteel bij [accommodatie] te [plaats] .

3.Het verzoek

3.1.
Het college verzoekt een machtiging om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van vier maanden.
3.2.
De beide ouders stemmen blijkens hun beider verklaringen van 21 oktober 2024 in met het verblijf van [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp.
3.3.
De gekwalificeerde gedragswetenschapper, dhr. [naam], heeft schriftelijk ingestemd met het verzoek tot het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp betreffende [de minderjarige] voor de duur van vier maanden nadat hij [de minderjarige] op 23 oktober in persoon heeft onderzocht. Dit blijkt uit de verklaring van 23 oktober 2024.

4.De standpunten

4.1.
[de minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat het goed met haar gaat. In [accommodatie] gaat [de minderjarige] naar school, volgt zij haar therapie en behandelingen en doet zij haar eigen dingen. Dat gaat goed. [de minderjarige] is het dan ook eens met het verzoek om voorlopig nog in [accommodatie] te verblijven. Daarbij vertelt [de minderjarige] dat er nog geen vervolgplek is gevonden en dat zij nog maar net is begonnen met de therapie. [de minderjarige] wil eerst nog leren om sterker in haar schoenen te staan voordat zij naar een vervolgplek gaat. Een periode van drie maanden is daar volgens [de minderjarige] lang genoeg voor en daarom dient het verblijf in [accommodatie] voor maximaal drie maanden te worden voortgezet.
4.2.
Namens [de minderjarige] verzoekt de advocaat om het verzoek toe te wijzen voor de duur van drie maanden. Daar kan [de minderjarige] mee instemmen; vier maanden vindt zij te lang. De advocaat brengt naar voren dat het goed gaat met [de minderjarige] en dat zij het goed doet in [accommodatie] . Zij pakt deze kans met beide handen aan en ook in het dossier staan veel mooie en positieve woorden over [de minderjarige] . Dat is erg knap van [de minderjarige] . Zij begrijpt tegelijkertijd dat er nog veel moet gebeuren. Zij gaat nu net beginnen met de therapie en vindt het prettig om dat vanuit de gesloten setting te kunnen doen. [de minderjarige] kijkt wel al erg uit naar een vervolgstap, het liefst in de vorm van een gezinshuis met een huiselijk sfeer. Mocht dat niet mogelijk zijn, dan wil [de minderjarige] het liefst naar een groep. Binnen een periode van drie maanden moet daar meer duidelijkheid over zijn en is [de minderjarige] verder gevorderd met de therapie en klaar om de vervolgstap te gaan zetten.
4.3.
Het college handhaaft het verzoek en verwijst voor de onderbouwing daarvan naar de ingediende stukken. Daaruit blijkt kort samengevat dat [de minderjarige] zich de afgelopen periode op zeer positieve wijze heeft ontwikkeld in [accommodatie] . Er is geen sprake van wegloopgedrag, [de minderjarige] heeft sinds haar plaatsing in [accommodatie] geen middelen meer gebruikt en het opbouwen van vrijheden verloopt goed. [de minderjarige] houdt zich aan de afspraken en doet wat er van haar verwacht wordt. Ook wordt gezien dat het [de minderjarige] steeds meer lukt om zich open te stellen voor de groepsleiding en haar groepsgenoten en meer van zichzelf te laten zien. Daarnaast is [de minderjarige] gemotiveerd voor school, sociaal en behulpzaam en zijn er geen zorgen over haar psychoseksuele ontwikkeling. [de minderjarige] heeft soms nog wel wat moeite met het reguleren van haar emoties en kan dan agressief gedrag laten zien. Dat is de afgelopen periode een aantal keer gebeurd. De komende tijd moeten de positieve ontwikkelingen van [de minderjarige] verder worden bestendigd en de therapie en behandelingen worden voortgezet. Vanuit [accommodatie] kan dan worden toegewerkt naar verdere stabilisatie van de situatie van [de minderjarige] , het vinden van een passende vervolgplek en het organiseren van goede nazorg. Verlenging met drie maanden is op zich akkoord.
4.4.
Zowel de vader als de moeder stemmen in met het verzoek om de plaatsing van [de minderjarige] in [accommodatie] de komende tijd voort te zetten. Zij vinden het erg fijn dat het goed gaat met [de minderjarige] in [accommodatie] en kunnen zich vinden in hetgeen door en namens [de minderjarige] is gezegd. De komende drie maanden moet er zicht komen op een passende vervolgplek, waarbij rekening wordt gehouden met de voorkeuren van [de minderjarige] .

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat, naast de formele vereisten in de Jeugdwet, is voldaan aan de wettelijke criteria van artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet en zal het – onweersproken – verzoek van het college toewijzen voor de duur van drie maanden. Dit betekent dat de kinderrechter de machtiging voor opname en verblijf van [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden zal verlenen, met ingang van 8 november 2024 en tot 8 februari 2025. Het resterende deel van het verzoek zal worden aangehouden. De kinderrechter legt hierna uit waarom hij deze beslissing neemt.
5.3.
De kinderrechter stelt vast dat [de minderjarige] in de afgelopen periode heel positieve stappen heeft gezet. Zo heeft [de minderjarige] de afgelopen maanden in [accommodatie] geen zorgelijk (wegloop)-gedrag vertoond en heeft [de minderjarige] sinds haar verblijf in [accommodatie] geen middelen meer gebruikt. De kinderrechter begrijpt voorts dat het opbouwen van de verlofmomenten goed verloopt. [de minderjarige] houdt zich aan de afspraken en doet haar best op school en voor de ingezette therapie en behandelingen. Daarnaast lijkt [de minderjarige] zich steeds beter te kunnen openstellen voor haar omgeving en laat zij zichzelf steeds wat meer zien. Dit alles vindt de kinderrechter zeer positief en daarvoor verdient [de minderjarige] een groot compliment. Het lijkt erop dat [de minderjarige] baat heeft bij de gesloten setting van [accommodatie] . De duidelijkheid, structuur, begrenzing en kleinschaligheid doen [de minderjarige] goed. Tegelijkertijd stelt de kinderrechter vast dat deze positieve ontwikkelingen nog erg pril zijn en, gelet ook op het zeer belaste verleden van [de minderjarige] en de eerdere zorgen over haar, de komende tijd verder moeten worden bestendigd. Daarnaast begrijpt de kinderrechter dat de therapie en behandelingen van [de minderjarige] nog maar net zijn opgestart en de komende tijd nog binnen de gesloten setting moeten worden voortgezet.
5.4.
De kinderrechter is daarom van oordeel dat de overstap van de gesloten groep naar een open groep op dit moment nog te groot zal zijn voor [de minderjarige] . Dat vindt [de minderjarige] zelf ook. Daarbij komt dat er op dit moment nog geen concreet zicht is op een geschikte vervolgplek voor [de minderjarige] . Gelet hierop stelt de kinderrechter dan ook vast dat er op dit moment geen alternatief voor handen is voor deze gesloten plaatsing.
5.5.
Het voorgaande maakt dat de machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden op dit moment nog nodig is. De kinderrechter heeft er vertrouwen in dat [de minderjarige] zich gedurende deze periode op positieve wijze verder zal kunnen blijven ontwikkelen in [accommodatie] , en daarbij ook zal kunnen profiteren van de ingezette therapie en behandelingen. Zo kan de komende tijd worden toegewerkt naar verdere stabilisatie van de situatie van [de minderjarige] en naar een passende vervolgplek. De kinderrechter verwacht dat daar binnen drie maanden meer duidelijkheid over zal kunnen ontstaan. Het resterende deel van het verzoek zal in afwachting van het verloop van de komende periode worden aangehouden. Uiterlijk op 20 januari 2025 dient het college de rechtbank en de belanghebbenden middels een briefrapport te voorzien van het verloop van de afgelopen periode en de actuele stand van zaken, waarbij het college zich ook uitlaat over het gewenste verdere procesverloop.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden, met ingang van 8 november 2024 en tot 8 februari 2025;
6.2.
houdt het resterende deel van het verzoek aan tot
20 januari 2025 PRO FORMA;
6.3.
verzoekt het college om uiterlijk op deze datum te rapporteren over het verloop van de afgelopen periode en de actuele stand van zaken, en zich daarbij uit te laten over het gewenste verdere procesverloop;
6.4.
behoudt zich iedere nadere beslissing voor.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2024 door mr. De Beer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier, en op schrift gesteld op 19 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.