ECLI:NL:RBZWB:2024:8199
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Rekestprocedure
- mr. Roose
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vorderingen in kort geding en bepaling voorlopige zorgregeling voor minderjarige
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 november 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die beiden ouders zijn van een minderjarig kind. De vrouw vorderde vervangende toestemming om met het kind naar het buitenland te verhuizen, terwijl de man zich daartegen verzette. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw onvoldoende spoedeisend belang heeft bij haar verzoek, omdat niet is aangetoond dat de door haar gewenste woonruimte de enige optie is en dat zij niet kan wachten op de uitkomst van een bodemprocedure. De vordering van de vrouw is dan ook afgewezen.
In reconventie heeft de man verzocht om een voorlopige zorgregeling voor het contact met het kind. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van het kind is dat er een zorgregeling komt, waarbij het kind wekelijks op zondag en donderdag bij de man verblijft. Deze regeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat het contact tussen het kind en de man kan worden uitgebreid. De rechter heeft ook benadrukt dat beide ouders moeten werken aan hun onderlinge communicatie en relatie, met het oog op het welzijn van het kind. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.