ECLI:NL:RBZWB:2024:8199

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
C/02/427865 / KG ZA 24-510
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Roose
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen in kort geding en bepaling voorlopige zorgregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 november 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die beiden ouders zijn van een minderjarig kind. De vrouw vorderde vervangende toestemming om met het kind naar het buitenland te verhuizen, terwijl de man zich daartegen verzette. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw onvoldoende spoedeisend belang heeft bij haar verzoek, omdat niet is aangetoond dat de door haar gewenste woonruimte de enige optie is en dat zij niet kan wachten op de uitkomst van een bodemprocedure. De vordering van de vrouw is dan ook afgewezen.

In reconventie heeft de man verzocht om een voorlopige zorgregeling voor het contact met het kind. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van het kind is dat er een zorgregeling komt, waarbij het kind wekelijks op zondag en donderdag bij de man verblijft. Deze regeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat het contact tussen het kind en de man kan worden uitgebreid. De rechter heeft ook benadrukt dat beide ouders moeten werken aan hun onderlinge communicatie en relatie, met het oog op het welzijn van het kind. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer / rolnummer: C/02/427865 / KG ZA 24-510
Vonnis in kort geding van 19 november 2024
in de zaak van
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. W. Tiggelaar te Middelburg,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat: mr. A.A. Broekman-de Feijter te Terneuzen.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de akte overlegging producties van de moeder;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie;
- de mondelinge behandeling op 5 november 2024.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarige en/of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Daarnaast is verschenen een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad, om de voorzieningenrechter over de vorderingen te adviseren.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie het navolgende, op dit moment nog minderjarige, kind is geboren:
- [de minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2023.
2.2.
De man heeft [de minderjarige] erkend op [geboortedag] 2023. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.3.
In augustus 2023 zijn partijen uit elkaar gegaan. Partijen hebben nog geen ouderschapsplan opgesteld.
2.4.
[de minderjarige] verblijft bij de vrouw.

3.Het geschil in conventie en reconventie

In conventie
3.1.
De vrouw vordert in conventie bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- vervangende toestemming te verlenen aan de vrouw om samen met [de minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2023 te [geboorteplaats] , in of omstreeks de periode januari tot en met mei 2025 een aaneengesloten periode van maximaal drie maanden te verblijven in [land] op een nader door de vrouw op te geven adres;
- dat de voorzieningenrechter in goede justitie die voorlopige voorzieningen/regelingen treft in overeenstemming met de inhoud en strekking van hetgeen door de vrouw is gevorderd.
3.2.
Door en namens de vrouw is daartoe in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het navolgende aangevoerd. De vrouw ziet zich genoodzaakt deze eis in te stellen vanwege de unieke kans die zich op dit moment voordoet. Er is voor langere tijd woonruimte beschikbaar voor de vrouw en [de minderjarige] in [land] , en wel in de omgeving waar de vrouw eerder heeft verbleven en voornemens is om zich duurzaam te gaan vestigen. Ter voorbereiding daarop wil de vrouw eerst gedurende een langere periode met [de minderjarige] in deze omgeving verblijven om te onderzoeken hoe dat bevalt en hoe zij haar werk en het verblijf aldaar verder wil en kan gaan vormgeven. De betreffende huurwoning is beschikbaar vanaf januari/februari 2025 en deze optie vervalt indien de vrouw de woning niet op korte termijn accepteert, terwijl er in deze populaire omgeving in [land] niet snel opnieuw een huurwoning voor langere termijn zal vrijkomen. Dit maakt dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. De wens van de vrouw om zich met [de minderjarige] duurzaam te gaan vestigen in [land] is gelegen in een medische noodzaak. Vanwege haar autismestoornis heeft zij het nodig om te verblijven in een gebied met veel rust, ruimte, natuur en weinig prikkels. Zij functioneert dan beter, is dan gelukkiger en kan dan een betere moeder zijn voor [de minderjarige] . Dat is belangrijk nu de vrouw de primaire opvoeder van [de minderjarige] is. Daarbij komt dat de vrouw en [de minderjarige] in [land] terecht zullen komen in een hechte gemeenschap met veel jonge gezinnen, terwijl het sociale netwerk van de vrouw en [de minderjarige] in Nederland beperkt is. De vrouw erkent dat de verhuizing naar [land] gevolgen zal hebben voor het contact tussen de man en [de minderjarige] . Dit kan echter worden opgevangen door videobellen, het sturen van foto’s en berichten en de man kan [de minderjarige] in [land] komen opzoeken. De vrouw is bereid de man daarbij financieel te ondersteunen indien nodig.
3.3
De man concludeert tot afwijzing van deze vordering, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad. De man vindt de door de vrouw voorgenomen verhuizing naar [land] niet in het belang van [de minderjarige] en vindt dat de vrouw onvoldoende rekening houdt
met de belangen van [de minderjarige] en de belangen van de man. De verhuizing zal zeer schadelijk zijn voor de hechtingsrelatie tussen [de minderjarige] en de man. Het door de vrouw voorgestelde wekelijkse contact via videobellen acht de man, mede gelet op de jonge leeftijd van [de minderjarige] , niet in haar belang en veel te beperkt. De man heeft bovendien niet de middelen om [de minderjarige] regelmatig op te zoeken in [land] . Daarnaast kan [de minderjarige] in [land] niet dezelfde mate van stabiliteit worden geboden als in Nederland. De man wil graag het beste voor [de minderjarige] . Tot slot is de man van mening dat het benodigde spoedeisende belang ontbreekt.
In reconventie
3.4
In reconventie vordert de man bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat er tussen [de minderjarige] en de man een voorlopige zorgregeling zal gelden op grond waarvan [de minderjarige] wekelijks op zondag van 8:45 uur tot 19:00 uur bij de man, althans wekelijks op zondag van 8:45 uur tot 12:30 uur en op woens- of donderdag van 8:45 uur tot 12:30 uur zal verblijven.
3.5
Ter onderbouwing van zijn vordering in reconventie voert de man, kort samengevat, het volgende aan. Momenteel ziet de man [de minderjarige] één ochtend per week op zondag en hij merkt dat deze tijd te beperkt is om hun band en hechtingsrelatie te kunnen uitbouwen. Daarbij ziet de man aan [de minderjarige] dat zij het lastig vindt als zij na een paar uurtjes alweer afscheid moet nemen van de man. Daarom zou de man graag meer tijd met [de minderjarige] doorbrengen, het liefst een hele zondag. De man kan ook instemmen met een extra contactmoment op een andere dag. Dat komt de man vanwege zijn werk het beste uit op woensdag, maar kan indien nodig ook op donderdag plaatsvinden. De contactmomenten moeten wel, net zoals nu het geval is, tot 12:30 uur voortduren, zodat [de minderjarige] daarin continuïteit wordt geboden en de man en [de minderjarige] samen kunnen eten. [de minderjarige] kan dan, net zoals nu, op tijd bij de vrouw zijn voor haar middagslaapje. Verder vindt de man het belangrijk dat partijen gaan werken aan hun onderlinge verstandhouding en communicatie, zodat partijen met elkaar in gesprek kunnen gaan over hoe zij [de minderjarige] opvoeden en verzorgen en over hoe het vertrouwen tussen hen kan worden hersteld. De man kan verder instemmen met de inzet van hulpverlening, bijvoorbeeld via [hulpverlening] . Online hulpverlening heeft niet de voorkeur.
3.6
Ten aanzien van de reconventionele vordering van de man benoemt de vrouw dat het onjuist is dat zij niet openstaat voor een uitbreiding van het contact tussen de man en [de minderjarige] . Een uitbreiding naar een hele dag is op dit moment echter niet mogelijk aangezien [de minderjarige] nog borstvoeding krijgt en nog niet zelfstandig kan slapen. Ook vindt de vrouw het belangrijk dat partijen eerst werken aan hun onderlinge verstandhouding en communicatie, zodat partijen in overleg kunnen treden en afspraken kunnen maken voordat [de minderjarige] meer tijd met de man gaat doorbrengen. Deze behoefte heeft de vrouw al enige tijd, maar het lukt partijen onder meer vanwege het gebrek aan wederzijds vertrouwen niet om nader tot elkaar te komen en in gesprek te gaan over de zorg voor en opvoeding van [de minderjarige] . Voor nu dient het contact tussen [de minderjarige] en de man daarom plaats te vinden op zondag van 8:45 uur tot 12:00 uur en eventueel op donderdag van 8:45 uur tot 12:00 uur, zodat [de minderjarige] op tijd weer terug is bij de vrouw voor haar middagslaapje en voldoende rust en regelmaat blijft ervaren. Daar is de vrouw vanwege haar autisme ook bij gebaat. De vrouw kan verder instemmen met de inzet van hulpverlening voor het verbeteren van de relatie en communicatie van partijen en heeft zich daarvoor al tot [hulpverlening] gewend. Deze hulpverlening kan op korte termijn worden opgestart en kan ook online plaatsvinden indien de moeder en [de minderjarige] in [land] zullen gaan verblijven.
3.7
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
3.8
Namens de Raad is tijdens de mondelinge behandeling van 5 november 2024, kort samengevat, het volgende naar voren gebracht. De Raad vindt het positief dat beide ouders aangeven dat het goed met [de minderjarige] gaat. De Raad hoort dat het een vrolijk en veerkrachtig meisje is, dat zich bij beide ouders goed lijkt te ontwikkelen en ook met de vader een goede band en hechtingsrelatie heeft opgebouwd. De Raad vindt het, zeker gelet op de jonge leeftijd van [de minderjarige] en de omstandigheid dat zij zich nog maar net begint te ontwikkelen, erg belangrijk dat deze hechtingsrelatie behouden blijft en kan worden uitgebreid. De verhuizing van de moeder en [de minderjarige] naar [land] zal het contact tussen [de minderjarige] en de vader erg belemmeren en resulteren in een hechtingsbreuk tussen hen. Dat kan met videobellen en uitgebreider informeren niet worden voorkomen. Om die reden adviseert de Raad om geen toestemming te verlenen aan de moeder om met [de minderjarige] in [land] te verblijven, ook niet voor een periode van drie maanden. Daarbij benoemt de Raad dat de communicatie tussen ouders erg moeizaam verloopt, terwijl de Raad wel mogelijkheden ziet voor ouders om nader tot elkaar te komen. Beide ouders geven ook aan dat zij de behoefte hebben om met elkaar te communiceren. De ouders zullen echter nog veel stappen moeten zetten om hun relatie en communicatie in het belang van [de minderjarige] te verbeteren. Het is van groot belang voor [de minderjarige] dat zij daar nu voortvarend mee aan de slag gaan. Ook om die reden vindt de Raad het van belang dat de moeder niet naar [land] vertrekt.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

In conventie
4.1
De vraag is of de vrouw voldoende spoedeisend belang heeft bij de door haar gevraagde voorziening, in die zin dat niet van haar kan worden gevergd dat zij een beslissing in het kader van een bodemprocedure afwacht.
4.2
De vrouw stelt dat zich op dit moment een unieke mogelijkheid voordoet nu er een geschikte woonruimte vrijkomt in het gebied waar zij zich duurzaam wenst te vestigen. Volgens de vrouw vervalt deze mogelijkheid als zij de woning niet op korte termijn accepteert. De man betwist dit. Uit de stukken die de vrouw heeft overlegd, volgt niet dat de vrouw deze woning direct moet accepteren en (daarmee) de uitkomst van de bodemprocedure niet af kan wachten. Verder is niet gebleken dat deze woning de enige geschikte woning in de regio is. In haar stukken merkt de vrouw zelf op dat er in de desbetreffende omgeving diverse accommodaties beschikbaar zijn om te huren. Het enkele risico dat de door de vrouw gewenste woonruimte niet meer beschikbaar is als zij deze niet op korte termijn accepteert, als daar al sprake van zou zijn, levert naar het oordeel van de voorzieningenrechter daarom geen spoedeisend belang op bij de door haar verzochte voorziening. De vrouw heeft ook geen andere feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat de uitkomst van een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Al met al betekent dit dat de vordering van de vrouw zal worden afgewezen.
In reconventie
4.2
In reconventie ligt de vraag voor of er een voorlopige zorgregeling moet worden getroffen voor het contact tussen de man en [de minderjarige] . Tussen partijen staat op zich niet ter discussie dat er een voorlopige zorgregeling moet komen, maar zij zijn het niet eens over
hoe die er dan uit moet zien. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het voorlopig in het belang van [de minderjarige] is dat zij twee keer in de week contact heeft met haar vader. Op die manier kan de hechtingsrelatie tussen de man en [de minderjarige] worden uitgebouwd. Hierin ligt ook het spoedeisende karakter van de vordering van de man besloten. De voorzieningenrechter houdt daarbij rekening met de omstandigheid dat [de minderjarige] op dit moment nog niet gewend is om zelfstandig in slaap te vallen en te slapen. Zoals de Raad tijdens de mondelinge behandeling al heeft gezegd, is het belangrijk dat de vrouw eraan gaat werken dat [de minderjarige] wel zelfstandig in slaap kan vallen en zelfstandig kan slapen. Dit zodat [de minderjarige] op termijn bijvoorbeeld een volledige dag bij de man kan verblijven of bij de man kan overnachten. Verder zal worden bepaald dat de contactmomenten op zondag en op donderdag plaats zullen vinden. De man is de vrouw op dit punt tijdens de mondelinge behandeling tegemoetgekomen. Deze contactmomenten zullen verder plaatsvinden van 08:45 tot 12:30. De eindtijd van 12:30 geeft de man de ruimte om met [de minderjarige] te lunchen voordat hij haar terugbrengt naar de vrouw. De voorzieningenrechter verwacht van de vrouw dat zij het ritme van [de minderjarige] hierop afstemt.
4.3
De voorzieningenrechter zal de beslissing over de voorlopige zorgregeling uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [de minderjarige] noodzakelijk is dat deze beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
In conventie en in reconventie
4.4
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is dat partijen op korte termijn met de inzet van hulpverlening gaan werken aan het verbeteren van hun onderlinge relatie en communicatie. Beide partijen hebben ook aangegeven daarvoor open te staan en zij hebben uitgesproken met de hulpverlening vanuit [hulpverlening] aan de slag te willen gaan. De vrouw heeft aangegeven dat het voor haar heel belangrijk is dat zij echt gezien en gehoord wordt. Heel concreet zou zij het waarderen als de man vragen stelt over de zorg voor [de minderjarige] en op die manier betrokkenheid toont. Op zijn beurt wil de man een betrokken vader (kunnen) zijn. Hij wil ook op die manier – als vader van [de minderjarige] – gezien worden. De voorzieningenrechter spreekt de hoop uit dat partijen een opening gaan vinden om met elkaar in gesprek te gaan.
4.5
Gelet op de relatie die tussen partijen heeft bestaan, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1
wijst de vorderingen af;
in reconventie
5.2
bepaalt dat tussen [de minderjarige] en de man een voorlopige zorgregeling zal gelden op grond waarvan [de minderjarige] wekelijks op zondag en op donderdag van 08:45 tot 12:30 bij de man zal verblijven;
5.3
verklaart de hiervoor in 5.2 gegeven beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst af het meer of anders gevorderde;
in conventie en in reconventie
5.5
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Roose, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2024 in tegenwoordigheid van mr. De Haas, griffier.