ECLI:NL:RBZWB:2024:8210

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
11382602 VV EXPL 24-96 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van loon in kort geding na uitval door ziekte

In deze kort geding procedure vordert eiser, die op zijn eerste werkdag bij gedaagde is uitgevallen met rugklachten, betaling van zijn loon. Gedaagde weigert te betalen, omdat zij stelt dat er geen geldige arbeidsovereenkomst bestaat. De kantonrechter oordeelt voorlopig dat er wel degelijk een arbeidsovereenkomst is, gebaseerd op e-mailcorrespondentie tussen partijen. De kantonrechter wijst de vordering van eiser toe, omdat het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk is en er sprake is van een spoedeisend belang. Eiser heeft recht op loonbetaling, ook al is de arbeidsovereenkomst niet ondertekend. De kantonrechter wijst ook op de verplichting van gedaagde om loonspecificaties te verstrekken en veroordeelt gedaagde in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat eiser het vonnis direct kan laten uitvoeren, ook als gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11382602 \ VV EXPL 24-96
Vonnis in kort geding van 25 november 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
[eiser] procedeert met een toevoeging [1] ,
gemachtigde: mr. G.S. de Haas,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
[naam] (de directeur) procedeert namens [gedaagde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties 1-5;
- de conclusie van antwoord, met één productie;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 11 november 2024;
- de pleitnota van [eiser] , met één aanvullende productie.

2.De zaak in het kort

2.1.
Het gaat in deze kort geding zaak om een vordering van [eiser] op [gedaagde] om het loon te betalen. [eiser] stelt dat hij op de eerste werkdag bij [gedaagde] is uitgevallen met rugklachten. [eiser] heeft daarna niet meer kunnen werken. [gedaagde] weigert het loon te betalen, omdat zij meent dat er geen sprake is van een geldige arbeidsovereenkomst. De kantonrechter komt in dit geval tot het voorlopige oordeel dat er wel sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen. Daarbij laten de verdere verweren van [gedaagde] die zien op dwaling en/of bedrog zich niet behandelen in een kort geding procedure. Dit betekent in dit geval dat de vordering van [eiser] wordt toegewezen.
2.2.
De kantonrechter zal hieronder een toelichting geven op deze beslissing. De kantonrechter zal hierbij bespreken: de feiten, wat partijen willen, de beoordeling en de beslissing in deze zaak.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] heeft per e-mail een aanbod gedaan voor een arbeidsovereenkomst voor drie maanden. Partijen hebben per e-mail gesproken over de hoogte van het salaris in dit voorstel. [eiser] en [gedaagde] zijn uiteindelijk per e-mail de hoogte van het loon overeengekomen. Partijen hebben per e-mail afgesproken dat [eiser] op 1 oktober 2024 zou starten. In deze e-mail stond ook het tijdstip waarop [eiser] op die dag aanwezig moest zijn en dat hij zijn werkschoenen en (indien mogelijk) passende gehoorbescherming mee moest nemen.
3.2.
De arbeidsovereenkomst die in deze procedure door [eiser] is overgelegd ziet op de periode vanaf 1 oktober tot en met 31 december 2024. Deze overeenkomst is niet ondertekend.
3.3.
[eiser] is op 1 oktober 2024 op het werk verschenen. Diezelfde dag is [eiser] uitgevallen met rugklachten. [eiser] heeft vanaf die dag niet meer bij [gedaagde] kunnen werken.

4.Wat partijen willen

4.1.
[eiser] vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld om het loon van € 3.235,00 bruto per maand over de maanden oktober, november en december 2024 aan hem te betalen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente. Ook vordert [eiser] dat [gedaagde] loonspecificaties over die maanden aan hem verstrekt. Daarnaast vordert [eiser] dat [gedaagde] de proceskosten moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Tot slot vraagt [eiser] om dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.2.
[gedaagde] vraagt om de vorderingen van [eiser] af te wijzen.

5.De beoordeling

Het toetsingskader in een kort geding procedure
5.1.
Bij een voorziening in een kort geding procedure die bestaat uit een veroordeling tot betaling van geld, moet een kantonrechter terughoudend zijn. De kantonrechter zal daarbij moeten onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op gedaagde voldoende aannemelijk is. Ook moet de kantonrechter daarnaast onderzoeken of sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat met spoed een onmiddellijke voorziening is vereist.
[eiser] heeft een spoedeisend belang
5.2.
Er is in deze zaak sprake van een spoedeisend belang, omdat het hier gaat om een vordering tot het betalen van loon. Zonder dit inkomen kan iemand snel in de financiële problemen komen, waardoor een onmiddellijke voorziening is vereist.
Het bestaan van de vordering is ook voldoende aannemelijk
5.3.
De kantonrechter komt in deze zaak tot het oordeel dat het voldoende aannemelijk is dat een rechter in een bodemprocedure de vordering van [eiser] toewijsbaar vindt. Hieronder wordt dit oordeel verder uitgelegd.
Arbeidsovereenkomst
5.3.1.
De kantonrechter komt in deze zaak tot het voorlopige oordeel dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen. Het klopt dat de arbeidsovereenkomst die in deze procedure is overgelegd niet is ondertekend, maar dat is ook geen wettelijk vereiste. Er kan in deze zaak op basis van de over en weer verstuurde e-mails worden vastgesteld dat partijen de bedoeling hadden om een arbeidsovereenkomst aan te gaan per 1 oktober 2024.
5.3.2.
[eiser] krijgt in de e-mail van [gedaagde] van 30 september 2024 ook meerdere werkinstructies, onder andere over het tijdstip waarop hij aanwezig moet zijn, het meenemen van zijn werkschoenen en passende gehoorbescherming. Daarbij staat vast dat [eiser] op 1 oktober 2024 op het werk is verschenen en werkzaamheden heeft verricht. Ook heeft [eiser] op zitting onderbouwd verteld dat een bedrijfsarts na zijn uitval contact met hem heeft gezocht. Dit duidt ook op het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Het ligt namelijk niet voor de hand dat een werkgever een bedrijfsarts inschakelt voor iemand die niet bij haar in dienst is.
Loon betalen bij ziekte
5.3.3.
[eiser] heeft in dit geval na de betreffende eerste werkdag niet meer gewerkt voor [gedaagde] . Op grond van de wet moet een werkgever echter ook het loon betalen als de werknemer wegens ziekte niet heeft gewerkt [2] . Er wordt door [gedaagde] niet weersproken dat [eiser] die dag met pijnklachten naar huis is gegaan en niet meer heeft kunnen werken.
Overige verweren dwaling en/of bedrog
5.3.4.
De overige verweren van [gedaagde] , die kortgezegd zien op dwaling en/of bedrog, leiden volgens [gedaagde] tot de conclusie dat de arbeidsovereenkomst in dit geval vernietigd zou moeten worden. In een kort geding procedure kan niet de vernietiging van een arbeidsovereenkomst worden uitgesproken. Een kort geding procedure is namelijk uitsluitend bedoeld om een voorlopige beslissing te geven, die geldt totdat in een bodemprocedure is beslist. Deze verweren laten zich dan ook niet in een kort geding procedure behandelen en maken het hiervoor genoemde oordeel dan ook niet anders.
Conclusie
5.4.
Het voorlopige oordeel houdt in dat [gedaagde] het loon moet (door)betalen aan [eiser] .
Betaling loon, geen wettelijke verhoging, wel wettelijke rente
5.5.
Het loon voor de maanden oktober en november 2024 had al betaald moeten zijn en wordt daarom toegewezen zoals het is gevorderd. Het loon voor de maand december 2024 is nu nog niet opeisbaar. Het loon voor deze maand wordt daarom alleen toegewezen voor zover [gedaagde] dit loon niet tijdig, dat wil zeggen niet uiterlijk 31 december 2024, betaalt. De kantonrechter ziet in de omstandigheden van deze zaak, aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen tot € 0,-. De belangrijkste reden hiervoor is de zeer korte duur van het dienstverband met het einde van het dienstverband in zicht. De wettelijke rente wordt over het loon toegewezen vanaf de datum van opeisbaarheid. Het loon is in dit geval opeisbaar vanaf de eerste dag van iedere betreffende maand.
Loonspecificaties
5.6.
[gedaagde] moet loonspecificaties afgeven over de maanden oktober tot en met december 2024. Nu het op dit moment nog geen december is, krijgt [gedaagde] uiterlijk tot 31 december 2024 de tijd om de loonspecificatie over december 2024 te verstrekken.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.7.
[eiser] vordert dat hij het vonnis tegen [gedaagde] direct kan (laten) uitvoeren, als [gedaagde] hier niet aan voldoet. Dit geldt dan ook als tegen het vonnis nog hoger beroep mogelijk is of als hoger beroep wordt ingesteld en nog niet op dat hoger beroep is beslist.
Met deze vordering wordt gevraagd om het vonnis zogenoemd “uitvoerbaar bij voorraad” uit te spreken. Deze vordering wordt toegewezen.
Proceskosten
5.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [eiser] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [gedaagde] niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten
.De informatiekosten zijn als verschotten wel toewijsbaar. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- informatiekosten KvK
3,45
- griffierecht
87,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
Totaal
768,45
5.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen:
- een bedrag van € 3.235,00 bruto per maand voor de maanden oktober en november 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente [3] over deze bedragen vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag dat volledig is betaald,
- uiterlijk op 31 december 2024 een bedrag van € 3.235,00 bruto voor de maand december 2024 voor zover dit loon niet tijdig is betaald, vermeerderd met de wettelijke rente [4] vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag dat volledig is betaald;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] de loonspecificaties voor de maanden oktober, november en december 2024 te verstrekken. Hierbij dient de loonspecificatie over de maand december 2024 uiterlijk 31 december 2024 te worden verstrekt;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 768,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente [5] over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2024.

Voetnoten

1.met [nummer].
2.Zie artikel 7:628 lid 1 BW.
3.zoals bedoeld in artikel 6:119 BW.
4.zoals bedoeld in artikel 6:119 BW.
5.zoals bedoeld in artikel 6:119 BW.