Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 24 juli 2024 en de daarin genoemde stukken,
- de brief van 28 oktober 2024 van [gedaagde] met producties 1 en 2,
- het B2 formulier van 28 oktober 2024 waarbij mr. Hoogendoorn zich als advocaat van [eiser] heeft onttrokken, waarna zich voor [eiser] geen nieuwe advocaat heeft gesteld,
- de mondelinge behandeling op 5 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Op de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] haar reconventionele vordering (opheffing beslag) ingetrokken.
2.De feiten
3.Het geschil en de beoordeling
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
4.De beslissing
bij vervroegingin het openbaar uitgesproken op 20 november 2024.