ECLI:NL:RBZWB:2024:8249
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak en de aanslag onroerendezaakbelastingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 december 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 25 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak, een tussenwoning in Goes, vastgesteld op € 343.000 per 1 januari 2022. De belanghebbende, eigenaar sinds 10 januari 2022, had bezwaar gemaakt tegen deze waardebepaling en stelde dat de waarde maximaal € 295.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 13 november 2024, waarbij de belanghebbende en zijn echtgenote aanwezig waren, en de heffingsambtenaar vertegenwoordigd werd door mr. T.C.A. Houkes.
De rechtbank overweegt dat de waarde van de woning moet worden bepaald op basis van de prijs die door de meestbiedende koper zou worden betaald. De belanghebbende had de woning gekocht voor € 345.350, wat volgens de rechtbank de marktwaarde vertegenwoordigt. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze prijs niet marktconform was, ondanks zijn argumenten dat hij onder druk stond om snel een woning te vinden. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van de uitspraak.