ECLI:NL:RBZWB:2024:8258

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
C/02/428855 / FA RK 24-5367
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting inbewaringstelling van betrokkene op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van betrokkene, geboren in 1965, op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Betrokkene verblijft in een zorgaccommodatie en heeft een psychogeriatrische aandoening, namelijk HIV dementie, waardoor hij niet in staat is zelfstandig te wonen. De burgemeester van Tilburg heeft op 15 november 2024 de beslissing tot inbewaringstelling genomen.

Tijdens de mondelinge behandeling, die op dezelfde dag als de uitspraak plaatsvond, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder betrokkene zelf, zijn advocaat, een specialist ouderengeneeskunde en zijn zus, die tevens zijn mentor is. Het CIZ verzocht de rechtbank om een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken, omdat er een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel zou zijn voor betrokkene en anderen. Betrokkene heeft echter aangegeven dat hij niet van plan is om de zorgaccommodatie te verlaten, maar kampt met frustraties en boosheid door een conflict met het zorgpersoneel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake is van verzet tegen de zorgopname en dat het verzoek van het CIZ om de inbewaringstelling voort te zetten, niet kan worden toegewezen. De rechtbank concludeert dat er geen voldoende bewijs is dat het gedrag van betrokkene, dat voortvloeit uit zijn aandoening, daadwerkelijk leidt tot het gevraagde gevaar. De rechtbank wijst het verzoek af, en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/428855 / FA RK 24-5367
Datum uitspraak: 21 november 2024
Beschikking voortzetting inbewaringstelling
op het verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1965 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonende in [plaats 1] ,
verblijvende [adres] , [accommodatie] , [behandelcentrum], [afdeling 1] ,
advocaat mr. J.J. van 't Hoff te Tilburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 18 november 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 november 2024. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mevrouw [naam 1] , specialist ouderengeneeskunde;
  • mevrouw [naam 2] , zus tevens mentor van betrokkene.
Tevens waren aanwezig:
  • twee begeleiders;
  • een stagiaire van de advocaat van betrokkene.

2.Wat vaststaat

Betrokkene verblijft met een inbewaringstelling in [accommodatie] , [behandelcentrum], [afdeling 1] . De burgemeester van Tilburg heeft de beslissing tot inbewaringstelling op 15 november 2024 genomen.

3.Het verzoek

Het CIZ verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken te verlenen.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene vertelt dat hij nu op afdeling [afdeling 1] verblijft. Eerder heeft hij jaren verbleven op afdeling [afdeling 2] . Hij heeft het daar altijd naar zijn zin gehad maar recentelijk is hij met het zorgpersoneel in conflict geraakt. Hij is fysiek onacceptabel hard aangepakt en er is met dwang medicatie toegediend. Daardoor kampt hij ook op dit moment nog met veel boosheid - met name richting [naam 3] - en ook veel verdriet. Zo lang het conflict niet is opgelost, ziet hij geen mogelijkheden om naar zijn oude afdeling terug te keren. Ook wil hij beslist niet naar een andere afdeling.
4.2.
De specialist ouderengeneeskunde brengt naar voren dat betrokkene circa tien jaar bij [accommodatie] , [behandelcentrum] verblijft. Duidelijk is dat betrokkene erg boos is over het conflict dat is ontstaan. Betrokkene maakt feitelijk geen aanstalten om uit de zorgaccommodatie weg te gaan. Wel weigert hij soms medicatie en laat hij blijken dat hij het met de geboden zorg en behandeling niet eens is. Desgevraagd geeft de specialist ouderengeneeskunde aan dat met behandeling bedoeld wordt de structuur die betrokkene geboden wordt, waaronder het roken. Er wordt momenteel gezocht naar een andere passende zorgaccommodatie en er zijn contacten gelegd in omringende gemeenten, waaronder [plaats 2] , [plaats 3] en [plaats 4] . Er is op dit moment nog geen zicht op een andere plek. Totdat er een andere geschikte zorglocatie voorhanden is dient het verblijf van betrokkene op [afdeling 1] te worden voortgezet. Daarvoor is een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit omdat de huidige wisselende opstelling van betrokkene maakt dat over de mogelijkheid dient te worden beschikt om tijdig in te grijpen indien hij eigener beweging alsnog mocht besluiten uit de zorgaccommodatie weg te gaan of hij opnieuw het conflict zou aangaan met zorgpersoneel van [afdeling 2] . Ook acht zij een verplicht kader nodig om aan betrokkene begeleiding en begrenzing te kunnen bieden bij zijn dagstructuur en -invulling.
4.3.
De zus van betrokkene, tevens mentor, merkt op dat zij verbijsterd is over alles wat er momenteel rondom haar broer speelt. Zij is het er niet mee eens dat haar broer nu de hele dag alleen op zijn kamer moet zitten. Ook vindt de mentor dat er duidelijkheid moet komen over wat zich precies heeft afgespeeld en wat heeft geleid tot de huidige situatie. Zij heeft meermaals om opheldering gevraagd maar daar is geen antwoord op gekomen. De mentor hoopt dat het conflict spoedig op een acceptabele manier wordt opgelost.
4.4.
De advocaat van betrokkene voert aan dat de zorgopname van betrokkene op zichzelf niet ter discussie staat. Betrokkene verblijft al circa tien jaar in de huidige zorgaccommodatie, omdat hij vanuit zijn dementieel ziektebeeld niet langer in staat is om zelfstandig te wonen. Wat betreft het in de stukken gestelde onmiddellijk dreigend ernstig nadeel stelt de advocaat zich op het standpunt dat dit direct verband houdt met de stress- en spanningsvolle situatie die als gevolg van het conflict tussen zijn cliënt en het zorgpersoneel van [afdeling 2] is ontstaan. Omdat het conflict niet is opgelost en betrokkene daardoor nog steeds kampt met frustraties en boosheid, is hij als het ware in een vicieuze cirkel geraakt, waar hij niet uit komt. De advocaat stelt dat op de zorgverantwoordelijke de taak rust om te werken aan een voor alle betrokkenen - waaronder niet in de minste plaats zijn cliënt - aanvaardbare oplossing voor de ontstane situatie. Verplichte zorg is daarvoor niet het geëigende middel. Ten slotte stelt de advocaat op grond van de stukken en de mondelinge behandeling dat betrokkene feitelijk geen aanstalten maakt om uit de zorgaccommodatie te vertrekken. Daaruit leidt hij af dat betrokkene zich niet verzet tegen de zorgopname. Dit betekent dat niet wordt voldaan aan de wettelijke vereisten voor het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling. Namens zijn cliënt verzoekt hij daarom het verzoek af te wijzen.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat er ten aanzien van betrokkene op dit moment sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige materiële schade;
- het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag;
- gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
5.2.
Tevens is komen vast te staan dat bij betrokkene sprake is van een psychogeriatrische aandoening samen met een psychische stoornis, te weten HIV dementie.
Betrokkene is niet in staat om zelfstandig te wonen. Hij woont al circa tien jaar in de zorg-accommodatie. Niet is gebleken van gedrag bij betrokkene of van concrete (recente) acties die erop wijzen dat hij voornemens is eigener beweging de zorgaccommodatie te verlaten. Wel is gebleken van een conflict tussen hem en het zorgpersoneel van [afdeling 2] , in het bijzonder één specifieke medewerker. Betrokkene heeft langdurig verbleven op [afdeling 2] , maar is nu overgeplaatst naar een andere afdeling waar hij het grootste deel van de dag alleen in zijn kamer moet verblijven. Betrokkene mag niet meer naar de tuin om te roken omdat hij dan langs de personeelsruimte komt waar het zorgpersoneel van [afdeling 2] gebruik van maakt. Ook mag betrokkene niet meer naar de recreatieruimte om bijvoorbeeld een spelletje te spelen, iets wat hij voorheen graag deed. Uit de opmerkingen van betrokkene tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat de wijze waarop hij door het zorgpersoneel van bedoelde afdeling is aangepakt bij hem heeft geleid tot gevoelens van grote boosheid, frustraties en ook veel verdriet. De advocaat van betrokkene heeft aangegeven graag samen met betrokkene en de zorgaccommodatie te willen kijken naar wat zich nu precies heeft afgespeeld en hoe het conflict op een passende wijze kan worden opgelost.
5.3.
Op grond van voormelde feiten en omstandigheden concludeert de rechtbank dat er geen sprake is van daadwerkelijk verzet door betrokkene tegen de opname in de zorgaccommodatie en de aldaar geboden zorg. Hieruit volgt dat het verzoek zal worden afgewezen.
Hoewel dit tijdens de mondelinge behandeling niet is bespreken, merkt de rechtbank nog op dat zij zich afvraagt of het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel wel wordt veroorzaakt door gedrag van betrokkene dat voortvloeit uit zijn psychogeriatrische aandoening.

6.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2024 door mr Phillips, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 26 november 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.