ECLI:NL:RBZWB:2024:8261

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
C/02/427459 / JE RK 24-1814
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in een echtscheidingszaak met zorgen over de opvoedsituatie

Op 19 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 1 maart 2024 en zou eindigen op 1 december 2024. De gezinsvoogdijinstantie (GI) verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling met negen maanden, omdat er zorgen waren over de opvoedsituatie en de samenwerking tussen de ouders. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 november waren de ouders en vertegenwoordigers van de GI aanwezig. De kinderrechter heeft de minderjarigen naar hun mening gevraagd, waarbij [minderjarige 1] aangaf dat zij de hulpverlening nog maar net had ontvangen en graag wilde dat de ondertoezichtstelling werd verlengd. [minderjarige 2] vond de verlenging echter onnodig, omdat hij zich goed ontwikkelde en geen hulpverlening nodig achtte.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarigen nog steeds aanwezig zijn. Er is onvoldoende samenwerking tussen de ouders, wat leidt tot een belastende situatie voor de kinderen. De kinderrechter heeft besloten om het verzoek van de GI toe te wijzen en de ondertoezichtstelling te verlengen van 1 december 2024 tot 1 september 2025. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de hulpverlening direct kan doorgaan, ongeacht een mogelijk hoger beroep. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is om te werken aan een betere verstandhouding tussen de ouders en de minderjarigen, en dat de GI moet onderzoeken of een vertrouwenspersoon kan worden ingezet voor [minderjarige 1].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/427459 / JE RK 24-1814
Datum uitspraak: 19 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de GI.
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] .
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] .
[de partner van de moeder],
hierna te noemen: de partner van de moeder,
wonende in [woonplaats] .
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .
[de partner van de vader],
hierna te noemen: de partner van de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 10 oktober 2024, ontvangen op 10 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 19 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
  • de moeder;
  • de partner van de moeder;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
1.3.
De partner van de vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat zij wel juist is opgeroepen.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.4.
Bij beschikking van de kinderrechter van 1 maart 2024 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 1 maart 2024 en tot 1 december 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zitten al te lang klem tussen hun ouders en hun partners. Er is onderling sprake van wantrouwen tussen de ouders ten aanzien van de verschillende opvoedstijlen die ze hanteren. Hierdoor is er onvoldoende sprake van een constructieve samenwerking en worden de minderjarigen belast met volwassenzaken. Dit versterkt mogelijk het loyaliteitsconflict. Tijdens de mondelinge behandeling licht de GI toe dat het gezin lang onder het instroomteam is gevallen. Het heeft daardoor geruime tijd geduurd voordat er een vaste jeugdbeschermer beschikbaar was. Om die reden is de hulpverlening pas recent van start gegaan. IPT zal in december 2024 starten. Verder geeft de GI aan dat zij de inzet van een vertrouwenspersoon voor [minderjarige 1] zullen onderzoeken.
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader toegelicht dat hij [naam], een vriendin van [minderjarige 1] , niet geschikt vindt om als vertrouwenspersoon voor [minderjarige 1] te fungeren. De vader geeft aan dat hij hierdoor wordt overvallen. Ook omdat de GI geadviseerd heeft om niet iemand in te zetten die sociaal emotioneel betrokken is bij het gezin. De vader is wel van mening dat [minderjarige 1] hulp nodig heeft om dingen te kunnen relativeren. Ook verontrust het de vader dat [minderjarige 1] vaak optrekt met oudere mensen. Verder geeft de vader aan dat hij in de zomervakantie inderdaad niet veel aanwezig is en dat hij dan ook de kinderen mist. In de zomer is het voor hem hoogseizoen waardoor hij veel aan het werk is. De vader geeft aan dat hij in de weekenden en andere vakanties er alles aan doet om zo veel mogelijk thuis te zijn bij zijn kinderen. Hij vindt het jammer dat [minderjarige 1] minder vaak langskomt maar hij respecteert haar keuze. Verder vindt de vader het fijn dat de hulpverlening gestart is. Hij erkent dat hij soms hulp kan gebruiken.
4.3.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij het eens is met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar zij vraagt zich wel af wat de meerwaarde hiervan is. De afgelopen negen maanden is er namelijk niks gebeurd. De hulpverlening is altijd welkom maar de moeder vraagt zich af wat er nog moet gebeuren. De kinderen ontwikkelen zich goed en de ouders hebben onderling prima contact. Zij hebben één keer in de maand telefonisch contact. De moeder hoopt wel dat [minderjarige 1] begeleiding kan krijgen waardoor zij wat sterker in haar schoenen komt te staan en waardoor zij wat beter voor zichzelf kan opkomen. Wanneer de hulpverlening daadwerkelijk op gang komt kan de ondertoezichtstelling wel een functie hebben.
4.4.
Tijdens het gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige 1] aangegeven dat het goed met haar gaat. Zij zou graag willen dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd omdat de hulpverlening nog maar net van start is gegaan. [minderjarige 1] geeft aan dat zij nog maar twee gesprekken met de jeugdbeschermer heeft gehad. Zij zou het jammer vinden om dan nu niet verder te gaan met de hulpverlening. Verder geeft [minderjarige 1] aan dat zij bij haar moeder thuis op haar plek zit en dat zij minder vaak naar haar vader gaat. Zij geeft aan dat zij met haar vader en stiefmoeder niet een hele goede band heeft. Dit vindt zij lastig. [minderjarige 1] zou dan ook graag willen dat zij een betere band krijgt met haar vader en haar stiefmoeder. Verder geeft [minderjarige 1] aan dat zij beter in haar vel zit en dat zij veel vriendinnen heeft, maar dat zij nog wel last heeft van concentratieproblemen door de gespannen situatie. Zij zou hierover niet graag met een hulpverlener willen praten omdat zij in het verleden al veel hulpverlening heeft gehad, wat haar niet ten goede is gekomen. [minderjarige 1] ervaart wel veel steun van haar oma en [naam], een kennis van haar. [minderjarige 1] heeft ook samen met haar het gesprek met de kinderrechter voorbereid.
4.5.
[minderjarige 2] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat het goed met hem gaat. Hij vindt het onnodig om de ondertoezichtstelling te verlengen. Hij vindt het prima gaan. De inzet van hulpverlening is volgens [minderjarige 2] dan ook niet nodig. Op school gaat het goed en hij heeft goed contact met zijn mentor. Hij zou later graag politieagent of docent willen worden. Verder heeft [minderjarige 2] een goede relatie met zijn ouders. Alleen met zijn stiefmoeder heeft hij een wat mindere klik. In de zomervakantie zou [minderjarige 2] graag wat meer tijd met zijn vader willen doorbrengen. Hij mist namelijk persoonlijk contact met zijn vader. Hij zou in de zomervakantie dan ook graag twee weken bij zijn moeder willen zijn en twee weken bij zijn vader.

5.De beoordeling

Het wettelijk kader
5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat wordt voldaan aan de wettelijke vereisten voor het verlengen van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De kinderrechter zal dan ook het verzoek van de GI toewijzen. Dit betekent dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt verlengd voor de duur van negen maanden, te weten van 1 december 2024 en tot 1 september 2025. De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.3.
De kinderrechter is van oordeel dat de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog niet is weggenomen. Er zijn nog steeds te veel zorgen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zitten klem tussen de ouders en hun partners. Er is onvoldoende sprake van een constructieve samenwerking tussen de ouders en de minderjarigen worden belast met volwassenzaken. Deze situatie duurt inmiddels al lang en er ontstaan slijtageplekken bij [minderjarige 1] . [minderjarige 1] heeft om die reden de regie in handen genomen en besloten om minder vaak naar haar vader toe te gaan. Dit vindt de kinderrechter zorgelijk. De kinderrechter vindt het daarnaast erg jammer om te horen dat de hulpverlening pas recent is gestart. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is op dit moment dan ook nog noodzakelijk.
5.4.
Gezien de hiervoor beschreven zorgen komt de kinderrechter tot de conclusie dat de doelen van de ondertoezichtstelling nog niet zijn behaald. Dit maakt het noodzakelijk dat ook in de komende periode hulp en regie in een gedwongen kader wordt ingezet. De kinderrechter benadrukt nogmaals dat een vertrouwenspersoon of een JIM (Jouw Ingebrachte Mentor) wellicht helpend kan zijn voor [minderjarige 1] . Een samenwerking vanuit vertrouwen werkt namelijk beter dan vanuit dwang. Het is belangrijk dat [minderjarige 1] over haar gevoelens kan praten met iemand die zij vertrouwt en waarbij er geen sprake is van een gezag relatie. De kinderrechter verwacht van de GI dat zij deze mogelijkheid gaat onderzoeken. Daarnaast is het belangrijk dat er wordt toegewerkt naar een betere verstandhouding tussen de vader, de partner van de vader en [minderjarige 1] . In licht verminderde mate geldt dit ook voor [minderjarige 2] . Het is van belang dat zij hierover in gesprek gaan. Tot slot verwacht de kinderrechter van de GI – als er hierna nogmaals een verlengingsverzoek komt – een rapport waarin heel duidelijk wordt beschreven wat er per maand gebeurd is.
5.5.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.6.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van 1 december 2024 en tot 1 september 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2024 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verplanke als griffier, en op schrift gesteld op 28 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.