ECLI:NL:RBZWB:2024:8262

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
C/02/425265 / JE RK 24-1443
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

Op 19 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld in een mondelinge zitting met gesloten deuren, waarbij de moeder via videoverbinding aanwezig was, bijgestaan door haar advocaat, en vertegenwoordigers van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland (GI) aanwezig waren. De vader was niet aanwezig, maar was wel opgeroepen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders belast zijn met het ouderlijk gezag en dat de minderjarigen bij de moeder wonen. De ondertoezichtstelling was eerder al verlengd en de GI heeft verzocht om een verdere verlenging van zes maanden, omdat de hulpverlening net is opgestart en er nog zorgen zijn over de situatie van de kinderen. De moeder heeft echter aangegeven dat zij in staat is om zelf hulp in te schakelen en dat de ondertoezichtstelling voor haar onrust veroorzaakt. De kinderrechter heeft de positieve ontwikkelingen bij de ouders erkend, maar ook de noodzaak van verdere ondersteuning benadrukt. Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen tot 19 april 2025, met de verwachting dat er in december 2024 een groot overleg zal plaatsvinden om de situatie verder te bespreken en te verbeteren. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ontwikkeling van de kinderen niet in gevaar komt door een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/425265 / JE RK 24-1443
Datum uitspraak: 19 november 2024
Nadere beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de GI.
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2019 in [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige 1].
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2020 in [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. N. Plaisier te Hendrik-Ido-Ambacht.
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats].

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter van 11 oktober 2024, en alle daarin opgenomen en vermelde stukken;
  • een e-mail van de advocaat betreffende een observatieverslag, ontvangen op 18 november 2024.
1.2.
Op 19 november 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder (via een videoverbinding), bijgestaan door haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
1.3.
De vader is niet verschenen. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij geen weet had van de mondelinge behandeling. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.4.
Vanwege de samenhang van de zaken en de afwezigheid van de vader tijdens de mondelinge behandeling, is gelijktijdig het verzoek van de GI met zaaknummer C/02/425254 / JE RK 24-1441 behandeld. In beide zaken wordt bij separate beschikking beslist.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 19 oktober 2023 zijn de minderjarigen onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 19 oktober 2023 en tot 19 april 2024 onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
2.4.
Bij beschikking van 17 april 2024 is de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd met ingang van 19 april 2024 en tot 19 oktober 2024.
2.5.
Bij beschikking van 11 oktober 2024 is de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd met ingang van 19 oktober 2024 en tot 19 december 2024. Het resterende deel van het verzoek tot verlengen van de ondertoezichtstelling is aangehouden tot de mondelinge behandeling van 19 november 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Aan de orde is nog het resterende deel van het verzoek, te weten voor de periode van 19 december 2024 en tot 19 april 2025.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. De GI ziet dat er positieve ontwikkelingen plaatsvinden maar de hulpverlening is pas net opgestart. [gezinsbegeleiding] vanuit het Leger des Heils is ingezet voor de moeder om haar te ondersteunen bij zowel praktische zaken als bij het sensitief en responsief opvoeden van de kinderen. De moeder heeft namelijk op verschillende gebieden ondersteuning nodig. Deze ondersteuning is ook belangrijk gezien het feit dat eerdere hulpverlening is gestagneerd. De balans draagkracht-draaglast kan bij de moeder door spanningen weleens in het geding komen. Door de inzet van [gezinsbegeleiding] hoopt de GI dat de spanningen bij de moeder worden weggenomen. [gezinsbegeleiding] is voor de zomervakantie bij de moeder van start gegaan en het is bedoeld als een langdurig traject. De moeder werkt goed mee met de ingezette hulpverlening. Wel wordt de moeder nog onvoldoende ondersteund met betrekking tot de praktische zaken. Hieruit blijkt dat de samenwerking tussen [gezinsbegeleiding] en de moeder nog niet goed verloopt. De moeder heeft hierdoor weinig vertrouwen in de hulpverlening. Om die reden staat er in december 2024 een groot overleg gepland. Verder is IPT vanuit [jeugdzorg] bij de vader na de zomervakantie gestart. Het lukt de vader namelijk niet altijd te denken en te handelen naar de ontwikkelingsbehoeften van de kinderen. Sinds oktober werken zij aan de gestelde doelen. De ontwikkelingen zijn aldus nog pril. De GI vindt een verlenging van de ondertoezichtstelling nog noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de situatie goed geborgd kan worden. De GI kan niet zeggen op welk termijn zij kunnen starten met een borgingsplan. Zij zijn hiervoor afhankelijk van de hulpverlening en de gemeente. Daarnaast is het contact tussen de ouders onderling ook zorgelijk. Er is geprobeerd om een omgangsregeling op papier te zetten maar de ouders leven dat niet na. Er moet duidelijkheid en rust komen voor de kinderen. Als de ondertoezichtstelling niet wordt verlengd bestaat het risico dat de hulpverlening niet verder van de grond komt en dat er geen vaste omgangsregeling tussen de vader en de kinderen wordt opgesteld.
4.2.
Namens de moeder bepleit de advocaat afwijzing van het verzoek. De moeder heeft nog steeds moeite met de ondertoezichtstelling. Het zorgt voor veel onrust bij haar. Zij erkent dat zij veel aan haar hoofd heeft. De moeder moet veel regelen voor haarzelf en voor haar gezin. Inmiddels kan de moeder dit goed zelf doen en weet zij ook goed bij wie zij moet zijn als zij hier hulp bij nodig heeft. [gezinsbegeleiding] helpt de moeder onvoldoende met betrekking tot de praktische zaken. De moeder kan dus goed zelf hulp inschakelen om praktische zaken op te lossen. Daarnaast staat de moeder altijd open voor hulpverlening. De Hoop is sinds 2019 betrokken. Dit betreft een goede samenwerking. Er bestaan ook geen concrete aanwijzingen dat zij zou willen stoppen met de hulpverlening. De moeder vraagt zich dan ook af wat de toegevoegde waarde is van een ondertoezichtstelling. De moeder kan de reeds ingezette hulpverlening voortzetten in het vrijwillig kader. Daarnaast ontwikkelen de kinderen zich goed en is het contact tussen de ouders ontspannen. Er zijn geen ruzies meer. Er wordt nog wel verschillend over de omgangsregeling gedacht, maar die verloopt goed. Er zijn dus geen redenen meer om de ondertoezichtstelling te verlengen. De moeder geeft aan dat zij aanwezig zal zijn bij het groot overleg in december 2024. Tot slot geeft de moeder aan dat zij zich zal inzetten en zal meewerken met de hulpverlening zolang dat nodig is.

5.De beoordeling

Het wettelijk kader
5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Inhoudelijk beoordeling
5.2.
Op basis van de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria. De kinderrechter zal het verzoek toewijzen. Dit betekent dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd met ingang van 19 december 2024 en tot 19 april 2025. De kinderrechter legt hierna uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen.
5.3.
De kinderrechter wil allereerst opmerken dat de ouders in de afgelopen periode een grote positieve ontwikkeling hebben doorgemaakt. De ouders werken namelijk goed mee aan de ingezette hulpvelening. De kinderrechter geeft hier zijn complimenten voor. De kinderrechter constateert echter ook nog zorgen. De moeder heeft op verschillende gebieden ondersteuning nodig. [gezinsbegeleiding] is hiervoor ingezet maar deze samenwerking verloopt nog niet optimaal. Hier moet nog aan gewerkt worden. Ook tussen de ouders onderling zijn er nog spanningen. Zo heeft er in juni 2024 een escalatie plaatsgevonden tussen de ouders bij het halen van [minderjarige 1] op school. Er ontstond een ruzie tussen de ouders omdat zij beiden wilden dat [minderjarige 1] met hen mee naar huis ging. [minderjarige 1] werd hier dus door zijn ouders mee belast. Verder is er ook geen sprake van regelmaat of structuur in de bezoeken tussen de vader en de kinderen. Hierdoor is het voor de kinderen onduidelijk wanneer zij hun vader zien. Dit vindt de kinderrechter zorgelijk.
5.4.
Hoewel er duidelijk een positieve lijn is ingezet door beide ouders, vindt de kinderrechter het nog te pril om de ondertoezichtstelling nu al te beëindigen. De kinderrechter hanteert een zekere voorzichtigheid met het afsluiten van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter vreest namelijk dat een te snelle overdracht van de hulpverlening naar het vrijwillig kader tot stagnatie van de recente positieve ontwikkelingen zal leiden. Daarnaast moet de samenwerking tussen de moeder en [gezinsbegeleiding] worden verbeterd. Het is belangrijk dat zij goed communiceren en de samenwerking opzoeken. [gezinsbegeleiding] is namelijk op verschillende gebieden belangrijk voor de moeder. Daarnaast vindt de kinderrechter het belangrijk dat casusregie op korte termijn ingezet gaat worden om een warme overdracht naar het vrijwillig kader te realiseren. In de komende periode moet er een borgingsplan worden opgesteld en moet worden toegewerkt naar een afsluiting van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter verwacht van de vader en de moeder dat zij aanwezig zullen zijn bij het groot overleg in december 2024 zodat alles goed besproken wordt en er duidelijke afspraken gemaakt kunnen worden. Ook verwacht de kinderrechter van de ouders dat zij de ingezette positieve lijn vasthouden.
5.5.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.6.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 19 december 2024 en tot 19 april 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2024 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verplanke als griffier, en op schrift gesteld op 29 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.