Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil in conventie en reconventie
4.De beoordeling
5.De beslissing
voorlopigeomgangsregeling dat de man omgang zal hebben met [minderjarige] :
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de man, eiser in conventie, een vordering ingesteld tot terugverhuizing van de vrouw met hun minderjarige kind, alsook een verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling. De vrouw, gedaagde in conventie, heeft verweer gevoerd en stelt dat zij het eenhoofdig gezag over het kind uitoefent en geen toestemming van de man nodig heeft om te verhuizen. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 6 november 2024, waarbij partijen en hun advocaten aanwezig waren. De man heeft aangevoerd dat de vrouw zonder zijn toestemming is verhuisd en dat hij een goede band met het kind wil behouden. De vrouw heeft echter gesteld dat de verhuizing noodzakelijk was vanwege huiselijk geweld en dat zij openstaat voor een omgangsregeling, maar met een opbouw. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw het recht heeft om met het kind te verhuizen en heeft de vorderingen van de man tot terugverhuizing en dwangsom afgewezen. Wel is er een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waarbij de man en het kind in de maand november 2024 op verschillende momenten contact zullen hebben, met een opbouw naar een meer structurele regeling. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.