ECLI:NL:RBZWB:2024:829

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
C/02/401638 FA RK 22-4230
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Bogaert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het gezag over minderjarigen in het belang van de kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het gezag over twee minderjarigen. De vrouw, bijgestaan door advocaat mr. M.J.E.M. Edelmann, verzocht om het gezag over de minderjarigen bij uitsluiting van de man toe te wijzen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Joosen, heeft verweer gevoerd en verzocht om aanhouding van het verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man een contact- en gebiedsverbod heeft en dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is. De rechtbank oordeelde dat de gezamenlijke uitoefening van het gezag niet meer mogelijk is, gezien de omstandigheden en het gebrek aan samenwerking tussen de ouders. De rechtbank heeft geconcludeerd dat wijziging van het gezag in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is en heeft het verzoek van de vrouw toegewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/401638 FA RK 22-4230
datum uitspraak: 14 februari 2024
Nadere beschikking over gezag
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats 1] , [gemeente 1] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. M.J.E.M. Edelmann,
en
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 2] , [gemeente 2] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. R. Joosen.
Over de minderjarigen:
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats 1] , [land] op [geboortedag 1] 2012,
-
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2015.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.
1. Het verdere procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 7 maart 2023 en van alle daarin vermelde stukken;
- de op 2 november 2023 en op 21 december 2023 binnengekomen brieven (met bijlagen) van mr. Joosen;
- het F9-formulier op 8 november 2023 van mr. Edelmann.
1.2. Gelet op de nauwe samenhang van het onderhavige verzoek en het verzoek van de GI in de zaak met kenmerk C/02/417124 / JE RK 23-2206, zijn deze verzoekschriften bij de mondelinge behandeling gezamenlijk behandeld op 29 januari 2024. In de zaak over de verlenging van de ondertoezichtstelling is bij separate beschikking beslist. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Daarnaast waren aanwezig een medewerkster namens de Raad, de GI en een tolk in de Syrisch-Arabische taal voor de vrouw.
1.3. De hierna te noemen minderjarigen zijn in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Hiervan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.De (nadere) feiten

2.1.
Blijkens de stellingen en overgelegde stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- partijen zijn met elkaar gehuwd geweest van [datum 1] 2009 tot [datum 2] 2021.
- binnen hun huwelijk zijn de volgende, nu nog minderjarige kinderen geboren:
1. [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] , [land] op [geboortedag 1] 2012,
2. [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2015.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over die minderjarigen.
2.2.
Bij beschikking van 20 januari 2023 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van de GI gesteld. De ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is nadien verlengd, laatstelijk ambtshalve bij beschikking van 8 januari 2024 met ingang van 20 januari 2024 tot 20 februari 2024.
2.3.
Bij beschikking van 7 maart 2023 is het verzoek van de vrouw tot wijziging van het gezamenlijk gezag aangehouden in afwachting van bericht van de advocaten van partijen over het resultaat van de hulpverlening en over de wijze waarop de zaak verder moet worden afgedaan.

3.Het verzoek

3.1.
Bij wijze van zelfstandig verzoek verzoekt de vrouw om bij beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. het verzoek van de man niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen;
II. het gezag over de minderjarigen bij uitsluiting van de man aan de vrouw toe te wijzen.

4.De nadere beoordeling

4.1.
In artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat de rechter op verzoek van de ouders die niet met elkaar zijn gehuwd of op verzoek van een van hen het gezamenlijk gezag kan beëindigen. Dan kan als de omstandigheden zijn veranderd nadat de ouders samen het gezag hebben gekregen of als bij die beslissing tot gezamenlijk gezag van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. In dat geval beslist de rechtbank wie van de ouders voortaan alleen het gezag over het minderjarige kind krijgt. Daarbij is bepaald dat artikel 1:251a lid 1 BW van toepassing is.
4.2.
In artikel 1:251a lid 1 BW staat dat de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen kan bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
4.3.
Door en namens de vrouw is het volgende, samengevat, aangevoerd.
Er is voldaan aan de wettelijke criteria om haar te belasten met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Na de mondelinge behandeling van 7 februari 2023 is de man naar de woning van de vrouw gegaan om bij haar een roos en een brief af te geven, ondanks diens contact- en gebiedsverbod. Vanwege deze overtreding heeft de vrouw melding bij de politie gedaan en is de man daarvoor aangehouden. In de periode hierna is de man toch contact blijven zoeken met de vrouw. Hij heeft een contact- en gebiedsverbod voor de duur van twee jaar.
Er is hulpverlening opgestart voor contactherstel tussen de man, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Zo is er eens per twee weken op neutraal terrein begeleide omgang van anderhalf uur. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben een begeleider en deze is aanwezig bij de omgangsmomenten. De man heeft ook een begeleider maar de vrouw stelt dat de man in conflict is geraakt met zijn begeleider. De vrouw stelt dat de houding van de man onveranderd blijft omdat hij in conflict blijft geraken met de hulpverlening. Gelet op onder meer op het contactverbod, is er niet ingezet op (een verbetering van de) communicatie tussen partijen. Afgelopen periode heeft de man zich gehouden aan de opgelegde verboden, waardoor de vrouw en de minderjarigen meer rust ervaren.
Bij de mondelinge behandeling heeft de vrouw haar verzoek tot het bepalen van het eenhoofdig gezag gehandhaafd. Een wijziging van het ouderlijk gezag is anderszins in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk. De man heeft nu enkel begeleide omgangsmomenten. Hij verleent regelmatig geen medewerking bij belangrijke kwesties rondom de minderjarigen. In het kader van de ondertoezichtstelling wordt niet gewerkt aan de verstoorde communicatie tussen partijen. Een verbetering in deze situatie behoort niet tot de mogelijkheden, nu het contact- en gebiedsverbod van de man weer is verlengd. De man verleent geen toestemming aan de vrouw voor praktische zaken zoals bijvoorbeeld dat zij in de meivakantie met de minderjarigen op vakantie kan gaan.
4.4.
Bij de mondelinge behandeling is namens en door de man, als volgt en samengevat, hiertegen verweer gevoerd en is er verzocht om de aanhouding van het zelfstandig verzoek van de vrouw voor de duur van zes maanden.
Sinds april 2023 is de man aan het wachten op een behandeling voor zijn ADHD, welke volgende week zal starten. De man gebruikt sinds zijn veroordeling ook medicatie voor de ADHD. De man acht het in het belang van [minderjarige 1] dat zij de juiste hulp krijgt. De man stelt dat [minderjarige 1] ook ADHD heeft. De man vindt dat het probleem van [minderjarige 1] nader onderzocht dient te worden en dat de benodigde hulpverlening voor haar ingezet dient te worden. De man verleent hiertoe zijn toestemming. De man stoort het dat de communicatie met de GI niet via de e-mail verloopt. De man vindt dat er gewerkt dient te worden aan de verbetering van de communicatie tussen partijen. De man erkent dat hij geen toestemming heeft verleend aan de vrouw voor de komende meivakantie.
4.5.
Namens de Raad is gezegd dat de man als geruime tijd een minimaal gezag uitoefent, het is de vraag of de man binnen korte tijd in staat is om gezagsbeslissingen te kunnen nemen over de minderjarigen. Daartoe zou in ieder geval de communicatie tussen partijen moeten verbeteren maar er ligt een contactverbod tussen partijen. Op de vraag aan de raad aan de GI hoe de communicatie met de man verloopt, antwoordt de GI dat de samenwerking zeer stroef verliep maar dat deze inmiddels wat is verbeterd.
4.6.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Op dit moment hebben partijen samen het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Een gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag vereist dat de ouders het met elkaar mogelijk maken dat de beslissingen over hun kinderen tot stand kunnen komen op een wijze die niet belastend voor hen is. Uit de overgelegde stukken en uit de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen onvoldoende in staat zijn om met elkaar te communiceren over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Er is getracht op diverse manieren en door verschillende hulpverleningsinstanties hulp aan de ouders hiervoor te bieden maar de man heeft hier niet aan meegewerkt, waardoor er geen verbetering is opgetreden in deze situatie.
In het geval dat ouders niet (meer) met elkaar samenleven en zij daarnaast moeizaam of niet met elkaar communiceren, kan dat betekenen dat, daar waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van belang zijn voor hun kinderen en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert.
Aan de man is een contact- en gebiedsverbod opgelegd richting de vrouw en deze duurt nog twee jaar. Inmiddels houdt de man zich aan het contactverbod, waardoor de vrouw, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] meer rust ervaren. De communicatie tussen partijen verloopt via de GI. De man heeft eenmaal per twee weken gedurende twee uur begeleide omgang met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man op vragen van de rechtbank over het verlenen van toestemming voor praktische zaken aangaande [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verklaard dat hij wel toestemming geeft maar wel op zijn voorwaarden. De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een patroon, waardoor de vrouw meermaals procedures is moeten beginnen om vervangende toestemming te kunnen krijgen voor beslissingen in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De man heeft weinig contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en hij weet weinig over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Hierdoor is de man niet op de hoogte van de behoeften van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Partijen hoeven het niet altijd met elkaar eens te zijn over welke beslissing in het belang van de minderjarigen is maar het is wel in hun belang dat bepaalde beslissingen genomen kunnen worden en dat bijvoorbeeld hulpverlening opgestart kan worden voor de minderjarigen, mits die nodig is. De vrouw wordt door de man belemmerd in het uitvoeren van het ouderschap en de man handelt hierdoor niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De man wordt daarom niet in staat geacht om nu gezagsbeslissingen te kunnen nemen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Nu de vrouw rust meer ervaart en de vrouw goed uitvoering geeft aan haar ouderschap, ligt het verzoek van de vrouw voor toewijzing gereed. Van de GI wordt verwacht dat er nader onderzoek zal worden gedaan naar welke vorm van contact er mogelijk is tussen de man, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
4.7.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een wijziging van het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] anderszins in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is. De rechtbank zal daarom het verzoek van de vrouw toewijzen. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de vrouw, als ouder met het eenhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarigen, de man via de GI dient te blijven informeren over belangrijke beslissingen rondom de kinderen. Van de GI wordt verwacht dat de man op de hoogte wordt gehouden over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] via de e-mail.
4.8.
De rechtbank zal, gelet op de aard van daarvan en zoals ook is verzocht, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
bepaalt dat het gezag over de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] , [land] , op [geboortedag 1] 2012,
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2015;
voortaan aan de vrouw alleen toekomt;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Bogaert, en, in tegenwoordigheid van mr. Can, griffier, in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.