ECLI:NL:RBZWB:2024:8292

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
C/02/428340 / JE RK 24-1994
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige met instemming van belanghebbenden

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 november 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is aanhangig gemaakt door de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, die op 31 oktober 2024 een verzoekschrift heeft ingediend. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag over [minderjarige], die bij de moeder woont. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 16 november 2024, maar de GI heeft verzocht om een verdere verlenging van drie maanden, omdat de noodzakelijke hulpverlening nog niet kon worden afgerond. De moeder en vader hebben beiden schriftelijk ingestemd met de verlenging en hebben geen behoefte aan een mondelinge behandeling. De kinderrechter heeft op basis van de ingediende stukken en de instemming van de ouders besloten dat er nog steeds voldaan wordt aan de wettelijke vereisten voor verlenging van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft het verzoek toegewezen en de ondertoezichtstelling verlengd tot 16 februari 2025, met de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Wallerbos.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/428340 / JE RK 24-1994
Datum uitspraak: 6 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2015 in [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt in deze zaak als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats],
advocaat: mr. R.G.J. van Kerkhof te Gilze,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats].

1.Het verloop van de procedure

Het procesdossier bevat de volgende stukken:
  • het verzoekschrift van de GI van 31 oktober 2024, met bijlagen, ingekomen bij de griffie van de rechtbank op 5 november 2024;
  • de op 5 november 2024 ontvangen brief van mr. Van Kerkhof;
  • twee op 5 november 2024 ontvangen e-mailberichten van de vader.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
[minderjarige] is onder toezicht gesteld van de GI. Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 29 augustus 2024 is deze maatregel voor het laatst verlengd tot 16 november 2024.

3.Het verzoek

De GI verzoekt om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van drie maanden en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
4.2.
Op grond van artikel 1:255, eerste lid BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid BW, in staat zijn te dragen.
4.3.
De GI heeft ter onderbouwing van het verzoek, samengevat, aangegeven dat de kinderrechter bij voormelde beschikking van 29 augustus 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] heeft verlengd voor de duur van drie maanden, tot 16 november 2024, omdat de GI destijds nog een aantal maanden nodig had om de hulpverlening op een goede manier over te dragen richting het vrijwillig kader. Namelijk voor het opstarten van een diagnostisch onderzoek betreffende [minderjarige], voor het opstellen van een borgingsplan en voor een toetsing van de beëindiging van de maatregel door de Raad voor de Kinderbescherming. De GI stelt dat het in de afgelopen maanden helaas niet is gelukt om voormelde acties volledig af te ronden. Aangezien de uitkomsten van het diagnostisch onderzoek pas onlangs met de GI zijn gedeeld, heeft zij nog niet de tijd en de ruimte gehad om deze te bespreken met de ouders en te verwerken in het nog vast te stellen borgingsplan. Daarnaast is gebleken dat de hulpverlening nog niet kan worden overdragen aan de gemeente Oosterhout omdat daar een wachtlijst bestaat van zes tot acht weken, er nog geen opvolgende beschikking is afgegeven voor de inzet vanuit [stichting] en de hulpverlening vanuit [jeugdzorg] voor de ouders niet naar tevredenheid verloopt. Hierdoor dreigen de ouders hun vertrouwen in [jeugdzorg] te verliezen. Gelet hierop is het naar de mening van de GI op dit moment nog te vroeg om de maatregel af te sluiten en de hulpverlening over te dragen richting het vrijwillig kader. In de komende drie maanden zal de GI verder inzetten op het aansturen van [jeugdzorg], het inzetten van individuele begeleiding voor [minderjarige], het voortzetten van de persoonlijke hulpverlening voor de ouders, het bespreken van de uitkomsten van het diagnostisch onderzoek en deze integreren in het borgingsplan, het afgeven van de nodige beschikkingen voor het verlengen van de hulpverlening vanuit [stichting] en [jeugdzorg] en het op een warme manier overdragen van de hulpverlening richting het vrijwillig kader (via de gemeente). Ook zal de Raad nog worden verzocht om het afsluiten van de maatregel te toetsen.
4.4.
Bij voormelde op 5 november 2024 ingekomen brief heeft mr. Van Kerkhof, namens de moeder, aangegeven dat zij veel vertrouwen heeft in de nieuwe jeugdbeschermer van de GI. Om die reden stemt zij in met een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] en heeft zij geen behoefte aan een mondelinge behandeling van het verzoek.
4.5.
In voormelde op 5 november 2024 ingekomen e-mailberichten heeft de vader, samengevat, aangegeven dat hij instemt met een laatste verlenging van de ondertoezichtstelling, zodat het goed afgerond wordt, en dat hij geen behoefte heeft aan een mondelinge behandeling van het verzoek.
4.6.
Gelet op het voorgaande alsmede de overgelegde stukken, vindt de kinderrechter een mondelinge behandeling van het verzoek niet nodig. Dit betekent dat deze zaak schriftelijk kan worden afgedaan.
4.7.
Naar aanleiding van de door de GI overgelegde stukken, is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds wordt voldaan aan de wettelijke vereisten voor verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] als bedoeld in artikel 1:260 BW in samenhang gelezen met artikel 1:255, eerste lid BW. De kinderrechter zal het verzoek, dat niet is weersproken, daarom toewijzen in die zin dat zij de ondertoezichtstelling van [minderjarige] zal verlengen voor de verzochte duur van drie maanden, tot 16 februari 2025.
4.8.
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard van de maatregel, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing per direct moet worden gevolgd en dat een eventueel hoger beroep die beslissing niet schorst.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 16 november 2024 tot 16 februari 2025;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2024 door mr. Combee, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Wallerbos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.