ECLI:NL:RBZWB:2024:8293

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
C/02/429225 / JE RK 24-2155
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Toekoen
  • mr. Bogaert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen wegens psychische problematiek van de moeder

In deze zaak heeft de kinderrechter op 27 november 2024 een beschikking gegeven over de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze maatregelen vanwege de psychische problematiek van de moeder, die niet in staat wordt geacht om voor haar kinderen te zorgen. De moeder heeft een eenhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarigen, maar de biologische vader is niet betrokken in hun leven. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een acute en ernstige bedreiging voor de minderjarigen, waardoor het noodzakelijk is om zonder het horen van de belanghebbenden te beslissen.

De kinderrechter heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de psychiatrische problematiek van de moeder, die verward en achterdochtig is en kampt met wanen. De Raad heeft aangegeven dat eerdere pogingen om de minderjarigen samen met de moeder te plaatsen niet succesvol zijn geweest en dat de situatie van de moeder is verslechterd. Daarom is besloten om de minderjarigen voorlopig onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant en hen uit huis te plaatsen in een pleegzorgvoorziening.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing per direct van kracht is. De kinderrechter heeft ook bepaald dat de moeder recht heeft op juridische bijstand en dat verdere beslissingen op de resterende verzoeken pas na een mondelinge behandeling zullen worden genomen. Het hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoeker en andere belanghebbenden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/429225 / JE RK 24-2155
Datum uitspraak: 27 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Breda, hierna te noemen de Raad,
over de minderjarigen
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2021 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2022 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende in deze zaak aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt mee in de beoordeling:
  • het op 27 november 2024 namens de Raad mondeling gedane verzoek;
  • de schriftelijke bevestiging van het mondeling gedane verzoek, met bijlagen, ontvangen op 28 november 2024.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
De biologische vader van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] heeft hen niet erkend en is niet betrokken in hun leven.
2.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie Tilburg (hierna te noemen: de GI), voor de duur van drie maanden.
3.2.
De Raad verzoekt daarnaast om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg te verlenen voor de duur van drie maanden.
3.3.
De Raad verzoekt voorts om de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.4.
De Raad heeft mondeling verzocht om onmiddellijk te beslissen op voormelde verzoeken, te weten zonder daaraan voorafgaand horen van de belanghebbenden.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 800, derde lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking over een voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige aanstonds worden afgegeven, te weten zonder daaraan voorafgaand horen van partijen, indien de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de jeugdige.
4.2.
Uit artikel 1:257, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de kinderrechter de minderjarige voorlopig onder toezicht kan stellen van een gecertificeerde instelling indien een ernstig vermoeden bestaat dat de grond, bedoeld in artikel 255, eerste lid, BW is vervuld en de maatregel noodzakelijk is om een acute en ernstige bedreiging voor de minderjarige weg te nemen.
4.3.
Uit de onderbouwing van het verzoek blijkt, samengevat, onder meer het volgende. De moeder kampt met psychiatrische problematiek. Onder invloed daarvan is zij verward en achterdochtig en kampt zij met wanen. In de afgelopen dagen is gebleken dat de problematiek van de moeder, mogelijk doordat de moeder haar medicatie niet (trouw) inneemt, verergert. Op 26 en 27 november 2024 hebben de behandelaren vanuit de ggz met behulp van de politie meermaals moeten ingrijpen. Met het oog op het huidige verslechterende toestandsbeeld van de moeder, wordt zij door de behandelaren vanuit de ggz niet in staat geacht om rationele beslissingen te nemen die in het belang van de minderjarigen zijn en hun veiligheid te borgen. Dit terwijl de minderjarigen, vanwege hun jonge leeftijd, volledig afhankelijk zijn van hun verzorger en opvoeder, in dit geval de moeder. Een plaatsing van de minderjarigen samen met de moeder is, aldus de Raad, overwogen. Echter, dit is al viermaal eerder geprobeerd zonder positief resultaat. Tegelijkertijd zijn de zorgen zelfs verergerd. Een vijfde plaatsing van de minderjarigen en de moeder gezamenlijk zou dan ook een herhaling van zetten zijn. Gelet hierop acht de Raad een uithuisplaatsing van de minderjarigen noodzakelijk, teneinde hun veiligheid te waarborgen en te bewerkstelligen dat de moeder kan toekomen aan de noodzakelijk geachte behandeling. Aangezien de moeder niet kan instemmen met een uithuisplaatsing van de minderjarigen, is tevens een voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk.
4.4.
Gelet op het voorgaande stelt de kinderrechter vast dat er sprake is van een situatie waarin de mondelinge behandeling van de verzoeken niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Gelet daarop wordt zonder de belanghebbenden te horen op de verzoeken beslist.
4.5.
De kinderrechter is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld zoals neergelegd in artikel 1:255 BW. Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weg te nemen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zullen daarom op grond van artikel 1:257 BW voorlopig onder toezicht gesteld worden van de GI, vooralsnog voor een termijn van twee weken, met ingang van 27 november 2024 en tot 11 december 2024. De verzoeken zullen voor het overige worden aangehouden tot de hierna te noemen dag en tijdstip waarop de mondelinge behandeling zal plaatsvinden.
4.6.
Ook is het dringend en onverwijld noodzakelijk dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met spoed uit huis worden geplaatst (op grond van artikel 1:265b, eerste lid BW), nu dit noodzakelijk wordt geacht in het belang van hun verzorging en opvoeding. De machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg zal eveneens worden verleend voor de duur van twee weken, met ingang van 27 november 2024 en tot 11 december 2024, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek tot de hierna te noemen mondelinge behandeling.
Uitvoerbaar bij voorraadverklaring
4.7.
De kinderrechter zal de beslissing tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , gelet op de aard van die maatregel, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing per direct van kracht is en dat een eventueel hoger beroep die beslissing niet schorst. Het verzoek tot het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van de beslissing tot voorlopige ondertoezichtstelling zal worden afgewezen, omdat op grond van artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) tegen de beslissing over voorlopige ondertoezichtstelling geen andere voorziening openstaat dan cassatie in het belang der wet. Het afzonderlijk uitvoerbaar bij voorraad verklaren van die maatregel is dan ook niet nodig.
Overig
4.8.
Nog voor de hierna te noemen mondelinge behandeling zal aan de moeder een advocaat worden toegevoegd.
4.9.
Verdere beslissingen op de beide resterende verzoeken zal de kinderrechter pas nemen nadat die mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie Tilburg , met ingang van 27 november 2024 tot 11 december 2024;
5.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 27 november 2024 tot 11 december 2024, en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
houdt het resterende deel van de verzoeken aan tot de mondelinge behandeling van
vrijdag [datum] 2024 te [uur], bij de kinderrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, in de persoon van mr. Bogaert, gehouden in het gerechtsgebouw te Breda aan de Stationslaan 10, 4815 GW;
5.4.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de moeder, de Raad en de GI;
5.5.
wijst af het verzoek voor zover het ziet op het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van de beslissing tot voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
5.6.
behoudt zich iedere (verdere) beslissing voor.
Deze beschikking is mondeling gegeven op 27 november 2024 door mr. Toekoen, kinderrechter, en op 28 november 2024 op schrift gesteld en ondertekend in aanwezigheid van mr. Wallerbos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.