ECLI:NL:RBZWB:2024:8303

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
02-010920-22, 02-180738-21 (TUL), 02-064326-20 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Bogaert
  • mr. Van Triest
  • mr. Van der Pols
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een 20-jarige veroordeelde in het kader van jeugdcriminaliteit

Op 4 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team Jeugd, uitspraak gedaan in de zaak van een 20-jarige veroordeelde die onder de PIJ-maatregel (Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen) valt. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de PIJ-maatregel met 24 maanden te verlengen toegewezen. De veroordeelde, die in 2004 is geboren, verblijft momenteel in de Justitiële Jeugdinrichting en heeft een onrustige start van zijn behandeltraject gehad. Hij is meerdere keren overgeplaatst vanwege problematisch gedrag, maar lijkt nu te stabiliseren en heeft recentelijk verschillende therapieën gestart, waaronder muziektherapie en de therapie 'Leren van Delict'.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de PIJ-maatregel is opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. De rechtbank oordeelt dat de verlenging van de maatregel noodzakelijk is voor de verdere ontwikkeling van de veroordeelde, die nog aan het begin van zijn behandeltraject staat. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het hoge recidiverisico en de noodzaak voor intramurale zorg om verdere stappen in de behandeling te kunnen zetten. De rechtbank heeft besloten de PIJ-maatregel te verlengen met 24 maanden, om te voorkomen dat de veroordeelde te vroeg hoopt op een beëindiging van de maatregel, wat zijn motivatie en behandeling zou kunnen schaden.

De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie kinderrechters, en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft benadrukt dat de veiligheid van anderen en de ontwikkeling van de veroordeelde voorop staan in deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team jeugd
Locatie Breda
Parketnummer: 02-010920-22, 02-180738-21 (TUL), 02-064326-20 (TUL),
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 4 december 2024
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van
[veroordeelde]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004
verblijvende in de Justitiële Jeugdinrichting [locatie 1]

1.Destukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie d.d. 2 oktober 2024, die strekt tot verlenging van de termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de PIJ-maatregel) met 24 maanden;
- het PIJ-verlengingsadvies van Rijks Justitiële Jeugdinrichting [locatie 1] d.d. 23 september 2024, waarin het advies van de inrichting is vermeld;
- het ITA-advies van 3 oktober 2024;
- het voortgangsverslag van 27 maart 2024;
- de overige stukken.

2.Deprocesgang

Bij beslissing van de rechtbank van 29 september 2022 is [veroordeelde] veroordeeld tot een jeugddetentie van negen maanden met aftrek van het voorarrest en is daarnaast een PIJ-maatregel opgelegd wegens diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
De PIJ-maatregel is op 22 november 2022 aangevangen.
Tijdens het onderzoek in raadkamer van de rechtbank van 20 november 2024 zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. Den Braber;
- veroordeelde, bijgestaan door mr. G.J.P.M. Mooren, advocaat te Tilburg;
- getuige-deskundige [naam] , behandelcoördinator ITA/GZ-psycholoog.

3.Het advies van de justitiële jeugdinrichting

[locatie 1] heeft aangevoerd dat veroordeelde een onrustige start van de PIJ-maatregel heeft gehad. De PIJ-maatregel is in november 2022 van start gegaan en sindsdien is veroordeelde meerdere keren overgeplaatst wegens intimiderend, zelfbepalend en agressief gedrag, (fysieke gewelds-) incidenten, ondermijning en ontwrichting, middelengebruik en wegens verdenking van invoer van en handel in contrabande. Na achtereenvolgens verbleven te hebben bij [locatie 1] , [locatie 2] , [locatie 1] , [locatie 3] en [locatie 4] , is veroordeelde uiteindelijk op 16 oktober 2023 gestart op de ITA (individueel traject afdeling) bij [locatie 1] waar hij tot op de dag van vandaag verblijft. Gezien wordt dat veroordeelde op vaardighedenniveau doorgaans positief aanwezig is, dat hij het dagprogramma volgt en dat hij zich daar aan de regels en structuur houdt.
Ook wordt gezien dat hij selectief is in het aangaan van contacten met het behandelteam en dat er vooral sprake is van een functioneel contact. Daarnaast ziet men dat er sprake is van krenkingsgevoeligheid en van een norse, starre, rigide en zelfbepalende (antisociale) houding bij veroordeelde. Verder is er sprake van fors middelengebruik waar veroordeelde lange tijd niet gemotiveerd was om mee te stoppen.
De behandeling komt inmiddels wel beetje bij beetje op gang. Veroordeelde heeft de interventie Leren van Delict positief afgerond en er lijkt steeds meer sprake te zijn van herkenning en erkenning van de problematiek en van de risicofactoren. De kernproblematiek moet echter nog verder bewerkt worden om het recidiverisico te laten afnemen. [locatie 1] stelt dat het recidiverisico bij het wegvallen van de PIJ-maatregel onverminderd hoog is. Het is daarom noodzakelijk dat veroordeelde de komende periode verder blijft werken aan de gestelde doelen om zijn ontwikkeling gunstig te beïnvloeden en om het recidiverisico (verder) te kunnen verlagen. Intramurale zorg is noodzakelijk om verdere stappen te kunnen zetten op het gebied van intra-psychische verandering. Dit dient te gebeuren binnen een gedwongen kader waarin vrijheden en verantwoordelijkheden steeds verder kunnen worden uitgebreid. De komende periode zal worden bekeken of het starten van het verloftraject verantwoord wordt geacht. [locatie 1] stelt dat tijd nodig is om tot de kern te proberen te komen en om toe te werken naar een verantwoorde uitstroom. De inzet van een Scholings- en Trainingsprogramma (STP) aansluitend op het residentieel verblijf is wenselijk om de overgang naar een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel zo geleidelijk mogelijk te laten verlopen. Veroordeelde zal nog minimaal 24 maanden nodig hebben om de behandeldoelen te behalen. De haalbaarheid hiervan is afhankelijk van de inzet, de houding en de motivatie van veroordeelde. [locatie 1] adviseert, gelet op het voorgaande, om de PIJ-maatregel te verlengen met 24 maanden.
Ter zitting heeft de getuige-deskundige daaraan nog het volgende toegevoegd. Het gedrag van veroordeelde is uiteindelijk pas gestabiliseerd nadat hij was geplaatst op de ITA-afdeling. Hierdoor is hij niet eerder aan behandeling toegekomen, zijn behandeling is pas net van start gegaan. Momenteel laat veroordeelde geen agressie meer zien en is te zien dat hij zich met kleine stapjes positief ontwikkelt. Er lijkt een lichte kentering plaats te vinden in de motivatie voor behandeling omdat veroordeelde graag naar buiten wil, naar een interne motivatie voor behandeling. De antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken en de stoornis in cannabisgebruik zijn nog steeds aanwezig en met name de krenkingsgevoeligheid is een hoge criminogene factor. Veroordeelde is onlangs begonnen met muziektherapie en staat op de wachtlijst voor schematherapie. Deze laatstgenoemde therapie is nodig om veroordeelde te leren onderliggende patronen te herkennen in zijn gedrag en om die vervolgens te kunnen doorbreken. Hiervoor is zeker nog anderhalf jaar nodig. Omdat veroordeelde nog maar aan het begin van zijn behandeling staat, is er nog geen verlofkader, hiervoor zal veroordeelde ook eerst moeten voldoen aan bepaalde voorwaarden, zoals het stoppen met blowen. Veroordeelde is ook nog niet aangemeld bij de reclassering en ook is nog niet bekend naar welke plek veroordeelde mogelijk zou kunnen uitstromen. Er is nog veel te doen en te bereiken voordat er overgegaan kan worden naar de uitstroom van veroordeelde. Hiervoor zal zeker nog een periode van (minimaal) 24 maanden nodig zijn. De getuige-deskundige acht het van belang dat voorkomen wordt dat veroordeelde te vroeg hoop heeft op een uitstroom, omdat hierdoor druk op het behandelteam kan ontstaan hetgeen het traject van veroordeelde in de weg kan staan.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is, gezien het advies en gezien hetgeen ter zitting door de getuige-deskundige ter aanvulling daarop is aangevoerd bij de vordering om de PIJ-maatregel met 24 maanden te verlengen, gebleven.

5.Het standpunt van de verdediging

Veroordeelde heeft ter zitting verklaard dat zijn mentaliteit bij de start van de PIJ-maatregel niet normaal was maar dat hij inmiddels heeft ingezien dat hij op die manier geen toekomst heeft. Veroordeelde heeft een knop omgezet en het gaat nu steeds beter met hem, hij ziet in dat behandeling noodzakelijk is en is gemotiveerd voor behandeling. Veroordeelde volgt een opleiding, heeft de therapie “Leren van Delict” en daarnaast psychomotorische therapie (PMT) afgerond, is gestart met muziektherapie en gaat ook starten met schematherapie. Veroordeelde staat ook open voor de betrokkenheid van zijn ouders bij therapie, ondanks dat hij het nut hier niet van inziet nu hij volwassen is en hij op zijn eigen benen wil staan. Veroordeelde is bereid om te stoppen met blowen zodra hij met verlof kan. Dit zal niet makkelijk zijn maar hij wil het wel. Veroordeelde wil zo snel en zo goed mogelijk de PIJ-maatregel doorlopen. Hij ziet wel in dat er nog veel werk aan de winkel is. Desondanks ziet veroordeelde graag dat de PIJ-maatregel maar met twaalf dan wel achttien maanden wordt verlengd, zodat dan bekeken kan worden hoe hij ervoor staat en wat er nog in zijn behandeling nodig is. Hij weet dat de PIJ-maatregel over twaalf maanden niet zal worden beëindigd, maar hij wil het ook niet helemaal uitsluiten.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het verlengen van de PIJ-maatregel. Er is voldaan aan de wettelijke vereisten hiervoor. De verdediging heeft wel betoogd dat een kortere duur dan verzocht dient te worden toegewezen – twaalf dan wel achttien maanden – om veroordeelde te blijven motiveren en om de inzet en stappen die veroordeelde tot nu toe heeft gezet, te belonen.

6.Het oordeel van de rechtbank

Voor een verlenging van de PIJ-maatregel is vereist dat:
- de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar
veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen
de verlenging van de maatregel eist;
- de verlenging van de maatregel in het belang is voor een zo gunstig mogelijke
verdere ontwikkeling van betrokkene.
De rechtbank stelt vast dat de PIJ-maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt heeft voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Ook aan de overige wettelijke vereisten is voldaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de PIJ-maatregel verlengd moet worden. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Niet weersproken is dat er sprake is van een voorzichtige positieve ontwikkeling van veroordeelde. Echter gebleken is ook dat veroordeelde nog maar aan het begin van zijn behandeltraject staat. Met zijn wangedrag heeft veroordeelde gedurende zijn plaatsing vele incidenten veroorzaakt, groepsmechanismen verstoord en behandelaren handelingsverlegen gemaakt, met als gevolg dat hij diverse malen is overgeplaatst en hij een lange tijd niet toekwam aan behandeling. Inmiddels lijkt veroordeelde op de ITA te zijn gestabiliseerd, is hij net gestart met muziektherapie en staat hij staat op de wachtlijst voor schematherapie. Gebleken is dat de antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken nog onverminderd aanwezig is en dat er sprake is van een hoog recidiverisico indien de kaders en behandeling van de PIJ-maatregel zouden komen te vervallen. Met name de gevoeligheid voor afwijzing, krenking en wantrouwen dragen hieraan bij. Duidelijk is dat voor de schematherapie, waarvan nog niet duidelijk is wanneer deze zal starten, in elk geval anderhalf jaar nodig zal zijn. Hier komt bij dat ook verloven en STP nog niet zijn gestart. Vast staat dat veroordeelde nog een geruime tijd nodig heeft om de stappen te kunnen doorlopen die nodig zijn om de PIJ-maatregel (voorwaardelijk) te kunnen beëindigen. De rechtbank begrijpt dat veroordeelde graag ziet dat zijn voortgang over twaalf maanden wordt geëvalueerd, maar de rechtbank gaat gezien het voorgaande niet mee in dit verzoek. Deze evaluatie kan immers ook door [locatie 1] plaatsvinden. Bovendien dient voorkomen te worden dat veroordeelde te veel focust op het zo snel mogelijk afronden van de PIJ-maatregel, in plaats van de focus te leggen op het inhoudelijk bezig zijn met zijn behandeling en op zijn vooruitgang. De rechtbank zal de maatregel daarom toch verlengen voor de duur van 24 maanden. De rechtbank wil hiermee ook voorkomen dat veroordeelde tussentijds teleurgesteld en gedemotiveerd raakt, wanneer hij mogelijk toch hoopt op de (voorwaardelijke) beëindiging na twaalf maanden en deze hoop niet uitkomt. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat een (voorwaardelijke) beëindiging na 12 maanden niet realistisch is.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, en het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van veroordeelde eisen dat de termijn van de PIJ-maatregel wordt verlengd met 24 maanden.
Ingevolge artikel 6:6:31, tweede lid, derde volzin, van het Wetboek van Strafvordering stelt de rechtbank vast dat, tenzij beslist wordt tot verdere verlenging, de maatregel zal eindigen op 21 november 2026.

7.De beslissing

De rechtbank:
- verlengt de termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van veroordeelde met 24 maanden.
Deze beslissing is gegeven door mr. Bogaert, voorzitter, mr. Van Triest en mr. Van der Pols, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van de griffier Van Dijke en is in het openbaar uitgesproken op 4 december 2024.
Mrs.Van Triest, Van der Pols en griffier Van Dijke zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.