ECLI:NL:RBZWB:2024:8329

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
C/02/425385 / FA RK 24-3633
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Graaf
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van eenhoofdig gezag en vaststelling van een informatieregeling in een familiezaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende het gezag over drie minderjarigen. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D. Marcus, verzocht de rechtbank om haar alleen te belasten met het ouderlijk gezag over de minderjarigen, terwijl de man, vertegenwoordigd door mr. J. Nederlof, instemde met dit verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omstandigheden sinds de eerdere beschikking van 4 augustus 2015, waarbij het gezamenlijk gezag was vastgesteld, aanzienlijk zijn gewijzigd. De relatie tussen de ouders is ernstig verstoord, wat heeft geleid tot een gebrek aan communicatie en samenwerking over de opvoeding van de kinderen. De minderjarigen hebben aangegeven geen contact meer te willen met de man, wat de rechtbank als zorgwekkend heeft beoordeeld.

De rechtbank heeft ook de verzoeken van de man om een consultatieregeling afgewezen, omdat de communicatie tussen de ouders zo slecht is dat dit tot verdere escalatie zou kunnen leiden. In plaats daarvan is een informatieregeling vastgesteld, waarbij de vrouw de man eenmaal per drie maanden algemene informatie over de minderjarigen moet verstrekken. De rechtbank heeft benadrukt dat de man niet hoeft te reageren op deze informatie, en dat de vrouw niet verplicht is om bepaalde gevoelige informatie te delen, zoals medische gegevens van de minderjarigen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/425385 / FA RK 24-3633
datum uitspraak: 28 oktober 2024
beschikking over het gezag en een informatie- en consultatieregeling
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen de vrouw,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. D. Marcus in Goirle,
tegen
[de man],
hierna te noemen de man,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. J. Nederlof in Tilburg,
over de minderjarigen:
-
[minderjarige 1], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2008, hierna te noemen [minderjarige 1] ,
-
[minderjarige 2], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2011, hierna te noemen [minderjarige 2] ,
-
[minderjarige 3], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag 3] 2012, hierna te noemen [minderjarige 3] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad, de rechtbank over de verzoeken geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 6 augustus 2024 ontvangen verzoekschrift van de vrouw met bijlagen;
- de op 26 augustus 2024 ontvangen reactieformulieren van de minderjarigen;
- het e-mailbericht van mr. Marcus van 24 september 2024 met als bijlage verslagen van meldingen van Veilig Thuis;
- het e-mailbericht van mr. Marcus van 24 september 2024 met als bijlage het gespreksverslag van de vrouw bij de Raad;
- het e-mailbericht van mr. Marcus van 25 september 2024 met als bijlagen het gespreksverslag met de gezinscoach van het Leger des Heils en screenshots van Whatsapp-berichten tussen partijen;
- het op 26 september 2024 ontvangen verweerschrift met zelfstandige verzoeken van de man met bijlagen;
- het e-mailbericht van mr. Marcus van 30 september 2024 met als bijlage het cliëntplan van Sterk Huis met betrekking tot [minderjarige 3] ;
- de brieven van [minderjarige 1] en [minderjarige 3] , overgelegd door de vrouw tijdens de mondelinge behandeling.
1.2
De verzoeken zijn mondeling, met gesloten deuren, behandeld op 1 oktober 2024. Verschenen zijn de vrouw met haar advocaat en de advocaat van de man. Ook was een medewerkster namens de Raad aanwezig.
De man is niet verschenen.
1.3
Voor deze mondelinge behandeling heeft de kinderrechter met de minderjarigen gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat de minderjarigen hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Deze relatie is in januari 2012 geëindigd. Uit de relatie van partijen zijn de minderjarigen geboren.
2.2
Bij beschikking van deze rechtbank van 4 augustus 2015 zijn partijen gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarigen. Tevens heeft de rechtbank een verdeling van de zorg- en opvoedtaken (hierna zorgregeling) bepaald.
2.3
Partijen hebben op 21 september 2018 een ouderschapsplan opgesteld waarin zij een afwijkende zorgregeling zijn overeengekomen. Volgens het ouderschapsplan verblijven de minderjarigen op woensdagmiddag en eenmaal per veertien dagen gedurende één dag in het weekend bij de man.
2.4
Bij beschikking van deze rechtbank van 12 november 2021 is besloten tot wijziging van voormeld ouderschapsplan voor zover het de zorgregeling betreft en is bepaald dat de man en de minderjarigen gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar bij de oma en opa vaderszijde thuis, waarbij de frequentie en de duur van het contact wordt overgelaten aan de minderjarigen. Daarbij is bepaald dat de man de minderjarigen zonder uitdrukkelijke toestemming van de vrouw niet mee mag nemen naar een externe plek. Ook mogen de minderjarigen niet bij de oma en opa vaderszijde blijven slapen.
2.5
Bij vonnis in kort geding van 19 september 2024 is de vordering van de vrouw tot het opleggen van een contact- en straatverbod aan de man, dat betrekking heeft op de vrouw en de minderjarigen, afgewezen.

3.De verzoeken

3.1
De vrouw verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat zij voortaan alleen wordt belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen, kosten rechtens.
3.2
De man is het eens met het verzoek van de vrouw tot eenhoofdig gezag en verzoekt dit verzoek toe te wijzen.
Bij wijze van zelfstandig verzoek verzoekt de man de rechtbank om bij beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
- de vrouw hem eenmaal per drie maanden schriftelijk informeert over de minderjarigen voor wat betreft de navolgende zaken:
a. schoolrapporten (afschriften) en verslag 10 minuten gesprekjes en verslag schooluitjes;
b. actuele gang van zaken (voortgang sport, gewijzigde interesses, vakanties, uitjes);
c. informatie over belangrijke zaken op medisch dan wel financieel gebied (huisarts, hulpverlening, tandarts, orthodontist, overzicht spaarrekeningen);
d. halfjaarlijks te verstrekken een recente foto van alle minderjarigen;
- de vrouw hem consulteert voor wat betreft de beslissingen in het kader van de school- dan wel beroepskeuze en over de toekomstige hulpverleningstrajecten van de minderjarigen.
3.3
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om de verzoeken te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De standpunten

4.1
Door en namens de vrouw is, onder verwijzing naar het verzoekschrift, aangevoerd dat sprake is van een wijziging van omstandigheden die een herbeoordeling van het gezag rechtvaardigt. In de afgelopen jaren hebben er veel incidenten met de man plaatsgevonden waarbij de man bedreigingen heeft geuit, geweldshandelingen heeft verricht en zich ongepast heeft gedragen naar de vrouw en de minderjarigen. Door het gedrag en handelen van de man hebben de minderjarigen problemen ontwikkeld waarvoor hulpverlening is ingeschakeld. De minderjarigen bevinden zich in een kwetsbare positie en hebben alle drie geen contact meer met de man. Ook de vrouw heeft geen contact met de man; zij en de man communiceren niet of nauwelijks meer met elkaar. In de afgelopen jaren is de vrouw genoodzaakt geweest verschillende procedures aanhangig te maken in verband met het niet mee willen werken van de man aan het opstarten of continueren van hulpverlening voor de minderjarigen. De vrouw heeft driemaal een procedure moeten opstarten om vervangende toestemming van de rechtbank te krijgen. Tot driemaal toe was de mondelinge behandeling in deze procedures ook gepland, doch telkens besloot de man kort voor de mondelinge behandeling alsnog zijn toestemming te verlenen. De vrouw heeft hiervan veel stress ervaren, en een dergelijke herhaaldelijke gang van zaken is niet in het belang van de minderjarigen. Er bestaat een onaanvaardbaar risico dat de minderjarigen bij het in stand laten van het gezamenlijk gezag klem of verloren raken tussen partijen. Gelet op het steeds verdergaande escalerende gedrag van de man is niet te verwachten dat binnen afzienbare termijn een verbetering in de situatie zal plaatsvinden. Wel heeft te gelden dat de lichamelijke en emotionele ontwikkeling van de minderjarigen alsook de veiligheid van de minderjarigen in gevaar is bij een ongewijzigde situatie. Het onderzoek dat de Raad op dit moment uitvoert naar de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel voor de minderjarigen kan volgens de vrouw dan ook niet worden afgewacht. Belangrijk is dat de minderjarigen duidelijkheid en daarmee rust krijgen. Voor zover de man heeft verzocht tot het vaststellen van een consultatieregeling, verzoekt de vrouw dit verzoek van de man af te wijzen gezien de verstoorde verstandhouding tussen partijen waarbij communicatie geheel ontbreekt. De vrouw ziet het belang van het vaststellen van een informatieregeling, maar kan, mede gezien de bezwaren die de minderjarigen hiertegen hebben gemaakt, niet instemmen met de informatieregeling zoals door de man verzocht. Er is veel weerstand bij de minderjarigen wat betreft het verstrekken van een foto en het geven van inzicht in hun financiële situatie, waaronder onder meer het verstrekken van een overzicht van hun (spaar)rekening(en). Daarnaast wenst [minderjarige 1] , gezien haar leeftijd, niet dat de man op de hoogte wordt gesteld van medische aangelegenheden die haar betreffen, tenzij sprake is van een ernstige (levensbedreigende) situatie.
4.2
Namens de man is, onder verwijzing naar het verweerschrift, aangevoerd dat de man betwist dat de minderjarigen in de afgelopen jaren onderworpen zijn geweest aan zijn grillen. De man heeft ten diepste de wens dat het contact tussen hem en de minderjarigen goed is. De minderjarigen worden door de vrouw echter gevoed om juist geen goed contact met hem te hebben. De verhoudingen tussen de man en de vrouw en de minderjarigen zijn afgelopen zomer, na een plaatsgevonden voorval tussen de man en [minderjarige 2] in Spanje, geheel gebrouilleerd. In de periode daarvoor is het feitelijk zo geweest dat de vrouw alle beslissingen over de minderjarigen heeft genomen. De man heeft daar altijd mee ingestemd en toestemming voor gegeven indien dat noodzakelijk was. Soms heeft de instemming wat langer geduurd omdat het voor de man onduidelijk was waarvoor hij toestemming diende te verlenen. In ieder geval heeft de man de ontwikkeling van de minderjarigen niet in de weg gestaan. Gezien de meest recente ontwikkelingen kan de man de visie van de vrouw volgen dat sprake is van gewijzigde omstandigheden. De man is het strijden moe. De man heeft de intrinsieke wens dat de minderjarigen zich veilig voelen, zich geestelijk en lichamelijk goed voelen en zich adequaat kunnen ontwikkelen. Gelet hierop kan de man niet anders dan de strijdbijl begraven en zich distantiëren van de vrouw, in het belang van de minderjarigen. De man refereert zich derhalve aan het verzoek van de vrouw tot eenhoofdig gezag. De man heeft deze beslissing niet lichtvaardig genomen, echter mogelijk creëert dit rust en ruimte bij de minderjarigen. Niettemin blijft de man de vader van de minderjarigen. Hij zal de minderjarigen met open armen ontvangen op het moment dat zij weer omgang met hem willen. Juist door een stap terug te doen hoopt de man in de nabije toekomst weer het contact met de minderjarigen te kunnen opbouwen. In dat licht bezien moeten zijn zelfstandige verzoeken worden gezien. Gezien de bezwaren die de minderjarigen hebben geuit wat betreft het verstrekken van een foto en een overzicht van hun (spaar)rekening(en) alsook de weerstand die [minderjarige 1] ervaart bij het verstrekken van informatie over medische aangelegenheden die haar betreffen, is de man ermee akkoord dat deze informatie niet met hem wordt gedeeld. Van contra-indicaties voor de vaststelling van een informatie- en consultatieregeling is evenwel niet gebleken. De man heeft aangegeven dat hij niet zal reageren op de door de vrouw verstrekte informatie.
4.3
De medewerkster van de Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat de Raad betrokken is bij het gezin vanwege het beschermingsonderzoek dat wordt verricht naar de noodzaak van een ondertoezichtstelling van alle drie de minderjarigen. Dit onderzoek loopt nog zodat de uitkomsten van het onderzoek nog onbekend zijn. Op basis van de voorliggende informatie is de Raad gebleken dat bij de man sprake is van een patroon van aantrekken en afstoten. Daarbij is het lastig om de man mee te krijgen bij de inzet van hulpverlening voor de minderjarigen. Tot op heden heeft de Raad de man binnen het beschermingsonderzoek niet kunnen spreken omdat de man niet open staat voor contact met de Raad. De Raad adviseert de rechtbank om het verzoek van de vrouw tot eenhoofdig gezag toe te wijzen en het verzoek van de man tot het vaststellen van een consultatieregeling af te wijzen. De belangen van de minderjarigen zijn ermee gediend indien de vrouw alleen belast wordt met het ouderlijk gezag. Partijen zijn gezien hun verstandhouding onvoldoende in staat om met elkaar te overleggen over de minderjarigen, nog los van de omstandigheid dat een keuze voor een school en/of beroep, waarop de verzochte consultatieregeling onder andere betrekking heeft, in principe een keuze van het kind zelf is. Nu de man geen contact met de minderjarigen heeft, is het wel van belang dat de man door de vrouw over de minderjarigen wordt geïnformeerd. De Raad adviseert de rechtbank daarom om het verzoek van de man tot het vaststellen van een informatieregeling toe te wijzen waarbij, gezien de bezwaren die de minderjarigen in dit kader hebben gemaakt, de vrouw algemene informatie over de minderjarigen aan de man verstrekt. Het verstrekken van een foto van de minderjarigen moet, gezien de grote weerstand die de minderjarigen daartegen hebben, achterwege worden gelaten.
4.4
De minderjarigen hebben afzonderlijk met de kinderrechter gesproken. Alle drie de minderjarigen hebben aangegeven dat zij willen dat het gezag van de vader wordt beëindigd. De minderjarigen hebben geen contact met de man en hebben daaraan op dit moment ook geen behoefte. De minderjarigen verwachten niet dat de man in de nabije toekomst zal veranderen. Zij hebben veel nare dingen met hem meegemaakt.
4.5
[minderjarige 1] en [minderjarige 3] hebben beiden middels een brief, overgelegd door de vrouw tijdens de mondelinge behandeling, bezwaren geuit tegen de door de man verzochte informatie- en consultatieregeling. Beide minderjarigen hebben aangegeven verbaasd te zijn over dit verzoek van de man omdat de man nooit dan wel nauwelijks interesse in hen heeft gehad. De minderjarigen willen niet dat de man informatie over hen onjuist gaat gebruiken. De minderjarigen hebben met name veel moeite met het verstrekken van een foto van hen aan de man alsook een overzicht van hun (spaar)rekeningen. Daarnaast wenst [minderjarige 1] , gezien haar leeftijd, niet dat de man op de hoogte wordt gesteld van medische aangelegenheden die haar betreffen. Wel kan zij ermee instemmen dat haar vader wordt geïnformeerd in het geval zich een ernstige situatie zou voordoen, zoals bij een ernstige ziekte of de inzet van zware medische hulp.

5.De beoordeling

Gezag
5.1
Juridisch kader
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag, bedoeld in de artikelen 251, tweede lid, 251b, eerste lid, 252 eerste lid, 253q vijfde lid, of 277, eerste lid, BW beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat het eerste en derde lid van artikel 251a van overeenkomstige toepassing zijn.
De rechtbank gaat er vanuit dat de beslissing van de rechtbank 4 augustus 2015, waarbij het gezamenlijk gezag aan beide ouders is opgedragen, is gebaseerd op artikel 1:253c BW. De mogelijkheid om het op grond van artikel 1:253c van het BW tot stand gekomen gezamenlijk gezag te beëindigen wordt niet genoemd in artikel 1:253n BW en artikel 1:253n BW is in artikel 1:253c BW evenmin van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit zou tot de conclusie leiden dat er geen wettelijke grondslag is voor het verzoek.
De rechtbank is echter van oordeel dat een redelijke wetsuitleg met zich brengt dat de wijzigingsmogelijkheid van artikel 1:253n BW bij gebrek aan een voorziening ook dient te gelden ingeval het gezamenlijk gezag is opgedragen op grond van artikel 1:253c BW. De rechtbank zal artikel 1:253n BW dan ook analoog toepassen.
5.2
Inhoudelijke beoordeling
5.2.1
Niet in geschil is, en ook de rechtbank is voldoende gebleken, dat de omstandigheden sinds de beschikking van 4 augustus 2015, waarbij is bepaald dat partijen gezamenlijk zullen worden belast met het gezag over de minderjarigen, in relevante mate zijn gewijzigd. Gelet hierop kan de vrouw worden ontvangen in haar verzoek om alleen met het gezag over de minderjarigen te worden belast.
5.2.2
Voor gezamenlijk gezag is vereist dat ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijk overleg terzake en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen, zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders.
5.2.3
De rechtbank concludeert op basis van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is aangevoerd dat zich in de afgelopen jaren heel veel heeft afgespeeld tussen partijen. De relatie tussen partijen is zodanig verstoord geraakt dat er nauwelijks tot geen communicatie tussen partijen meer is en voor zover er nog wel communicatie plaatsvindt, dat deze zeer slecht is. Hierdoor is het nemen van beslissingen van enig belang over de minderjarigen in gezamenlijk overleg door partijen niet meer aan de orde. Aldus is geen sprake van een behoorlijke uitoefening van het gezamenlijk gezag. Nu ook niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd verandering komt mede gezien de hulpverleningsgeschiedenis van partijen, is een wijziging in het gezag in het belang van de minderjarigen noodzakelijk.
5.2.4
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat aan het klem- en verloren criterium is voldaan. Ook de relatie tussen de man en de minderjarigen is zeer slecht, waarbij alle drie de minderjarigen gekozen hebben om geen contact meer met de man te hebben. De rechtbank is zeer geschrokken van de door de vrouw bij haar verzoekschrift ingebrachte Whatsapp-berichten tussen de man en minderjarigen, waarbij de man uitspraken naar de minderjarigen doet die de grenzen ver te buiten gaan. Ook hetgeen tussen de man en [minderjarige 2] dit jaar is voorgevallen in Spanje is ernstig te noemen. De betrokkenheid van de Raad vanwege het beschermingsonderzoek dat op dit moment wordt verricht bevestigt, ongeacht de uitkomsten van dit onderzoek, de zorgelijke situatie. Belangrijk is dat de minderjarigen rust krijgen en dat de voor hen noodzakelijk te nemen gezagsbeslissingen, zoals bijvoorbeeld de inzet van hulpverlening voor de minderjarigen, genomen kunnen worden zonder uitstel en/of pas na het opstarten van een procedure door de vrouw bij de rechtbank zoals meerdere malen is voor gekomen.
5.2.5
Gelet op het vorenstaande, en nu de man instemt met het verzoek van de vrouw om haar alleen met het gezag over de minderjarigen te belasten, zal de rechtbank het verzoek van de vrouw toewijzen.
Informatie- en consultatieregeling
5.3
Juridisch kader
Op grond van artikel 1:377b, eerste lid, van het BW is de ouder die met het gezag is belast gehouden de niet met het gezag belaste oude op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen – zo nodig door tussenkomst van derden – over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat de rechter, als het belang van het kind dat vereist, kan bepalen dat de ouder met het gezag niet verplicht is om de andere ouder over het kind te informeren.
5.4
Inhoudelijke beoordeling
5.4.1
Gelet op de omstandigheid dat de man niet langer belast zal zijn met het gezag over de minderjarigen alsook dat er geen contact plaatsvindt tussen de man en minderjarigen en de man daardoor niet in het kader van de omgang bekend kan zijn met informatie over de minderjarigen, acht de rechtbank het van belang dat de man door de vrouw wordt geïnformeerd over aangelegenheden die de minderjarigen betreffen. Dit zodat de man op de hoogte blijft over wat zich in grote lijnen in het leven van de minderjarigen afspeelt en hij hierop kan aansluiten op het moment dat bij de minderjarigen eventueel weer de ruimte zou ontstaan tot contact met de man.
5.4.2
De rechtbank is onvoldoende gebleken dat sprake is van contra-indicaties voor het vaststellen van een informatieregeling. Wel is voor de rechtbank komen vast te staan dat de minderjarigen er moeite mee hebben dat informatie over hen wordt gedeeld met de man. Onbegrip, maar ook angst bij de minderjarigen lijkt hierin een rol te spelen. Bovendien is de verhouding tussen de ouders en tussen de minderjarigen en de vader ernstig verstoord.Gelet hierop zal de rechtbank een beperkte informatieregeling vaststellen, waarbij de vrouw eenmaal per drie maanden aan de man in een e-mailbericht algemene informatie met betrekking tot het welzijn en de ontwikkeling van de minderjarigen dient te verstrekken, zoals informatie over hun schoolprestaties, vrijetijdsinvulling zoals hobby’s en sport, belangrijke medische aangelegenheden en hulpverlening (hieronder vallen geen overlegging van inhoudelijke verslagen). Met instemming van de man zal het toesturen van een foto van de minderjarigen bij deze e-mailberichten achterwege worden gelaten alsook het verstrekken van een overzicht van hun (spaar)rekening(en). Daarnaast zal ten aanzien van [minderjarige 1] , gezien haar leeftijd, nog worden bepaald dat over haar geen informatie hoeft te worden verstrekt met betrekking tot medische aangelegenheden, tenzij sprake is van een ernstige (levensbedreigende) situatie.
De rechtbank benadrukt hierbij dat de man niet dient te reageren op deze informatieve
e-mailberichten van de vrouw over de minderjarigen. De informatie is uitdrukkelijk bedoeld ter kennisname.
5.4.3
De rechtbank acht de verhouding tussen partijen te gespannen om naast een informatieregeling, een consultatieregeling te bepalen als door de man verzocht. Nu de communicatie tussen partijen zeer moeizaam verloopt, is het niet uit te sluiten dat de situatie tussen partijen zal escaleren wanneer de vrouw de man dient te consulteren voor zij beslissingen neemt ten aanzien van de minderjarigen met betrekking tot school- en beroepskeuze (voor zover dit al zou spelen) en de inzet van hulpverlening. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat de verplichting om advies te vragen geen verandering brengt in de bevoegdheid tot het nemen van de beslissing. De vrouw als gezagsouder is en blijft als enige bevoegd de desbetreffende beslissing te nemen. De rechtbank zal dan ook geen consultatieregeling vastleggen en aldus het verzoek van de man afwijzen.
Proceskosten
5.5
Omdat partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de zaak over hun kinderen gaat, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1
bepaalt dat voortaan alleen aan de vrouw, [de vrouw], geboren op [geboortedag 4] 1987, het gezag zal toekomen over:
- [minderjarige 1] , geboren in [woonplaats] op [geboortedag 1] 2008;
- [minderjarige 2] , geboren in [woonplaats] op [geboortedag 2] 2011;
- [minderjarige 3] , geboren in [woonplaats] op [geboortedag 3] 2012;
6.2
bepaalt dat de vrouw, met in achtneming van rechtsoverweging 5.4.2, de man eenmaal per drie maanden in een e-mailbericht algemene informatie verstrekt over het welzijn en de ontwikkeling van de minderjarigen, zoals informatie over:
- schoolprestaties;
- vrijetijdsinvulling zoals hobby’s en sport;
- belangrijke medische aangelegenheden;
- hulpverlening,
en bepaalt ten aanzien van [minderjarige 1] dat over haar geen informatie hoeft te worden verstrekt met betrekking tot medische aangelegenheden, tenzij sprake is van een ernstige (levensbedreigende) situatie;
6.3
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.5
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. De Graaf, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2024 in aanwezigheid van mr. Snatersen, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.