Namens de GI is, onder verwijzing naar het verzoekschrift, aangevoerd dat er al langere tijd veel spanningen tussen de ouders zijn met huiselijk geweld waarvan [minderjarige] regelmatig getuige is geweest. Inzet van hulpverlening in het vrijwillig kader heeft de zorgen over de opvoedomgeving van [minderjarige] niet kunnen wegnemen naar aanleiding waarvan [minderjarige] per 25 april 2024 onder toezicht is gesteld. Vanaf de zomer zijn de problemen tussen de ouders en de zorgen over de opvoedomgeving van [minderjarige] in omvang en ernst toegenomen. De moeder is van 19 augustus 2024 tot en met 26 augustus 2024 opgenomen geweest bij [hulpverlener] om tot rust te komen.
Eind augustus 2024 hebben de ouders besloten om te scheiden. De GI heeft samen met de ouders en hun begeleiders van [ambulante begeleiding] meerdere gesprekken gevoerd over de verdeling van de zorg en opvoeding van [minderjarige] door de ouders. Beide ouders hadden tot doel dat [minderjarige] in het appartement van de ouders zou verblijven en dat de ouders om en om voor haar zouden zorgen. Het lukt de ouders op dit moment echter niet om met elkaar samen te werken. Zij raken continu in conflict met elkaar. De GI heeft daarom op 18 september 2024 aan de ouders een planning en afspraken rondom de zorg van [minderjarige] gemaild. Desondanks heeft dit niet kunnen voorkomen dat ouders de dag daarop, te weten op 18 september 2024, wederom in conflict met elkaar zijn geraakt, waarbij fysiek geweld heeft plaatsgevonden en de politie betrokken is geweest. De vader heeft hierna besloten om niet meer terug te keren naar het appartement van de ouders, omdat hij en de moeder niet meer samen kunnen zijn.
Er bestaan vanuit [ambulante begeleiding] en de GI twijfels over de opvoedvaardigheden van de moeder, waarop meer zicht dient te komen. Tijdens de opname van de moeder bij [hulpverlener] is gebleken dat de vader zich weliswaar ongenuanceerd kan uiten, maar dat hij wel lijkt te beschikken over opvoedvaardigheden die goed genoeg lijken te zijn, in ieder geval wanneer er thuis rust is. Gelet hierop alsook de omstandigheid dat het de ouders op dit moment samen niet lukt om de zorg voor [minderjarige] op zich te nemen, is de GI van mening dat [minderjarige] tijdelijk bij de vader geplaatst moet worden. Een netwerkplaatsing van [minderjarige] bij de oma moederszijde, die tot nu toe een ondersteunende factor is voor het gezin, is niet haalbaar omdat de oma ook in conflict is met de vader.
De gemeente heeft vanaf het moment van de uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de vader en [minderjarige] voor twee weken een woonplek kunnen regelen. Onduidelijk is vooralsnog waar de vader en [minderjarige] na deze twee weken kunnen verblijven. De GI is hierover in overleg met de gemeente. Dit neemt niet weg dat ouders hierin ook zelf een verantwoordelijkheid hebben. De moeder verblijft op dit moment weliswaar in het appartement, maar uit contact met de woningbouw is gebleken dat het appartement op naam van beide ouders staat. De ouders hebben dan ook evenveel recht op het appartement.
De moeder en [minderjarige] hebben elkaar na de uithuisplaatsing onder begeleiding gezien. In verband met de bedreigingen die de moeder richting de jeugdzorgwerker van de GI heeft geuit, is besloten dat de contactmomenten tussen de moeder en [minderjarige] door een externe organisatie begeleid moeten worden. Deze organisatie is inmiddels gevonden, en zal de begeleiding van de contactmomenten van de GI overnemen op het moment dat de financiering is geregeld. In de tussentijd zal de GI wekelijks een begeleid contactmoment voor de moeder en [minderjarige] regelen. Gezien is dat een contactmoment van drie kwartier veel van de moeder en [minderjarige] vraagt. De moeder en [minderjarige] zijn er daarom misschien meer gebaat als het wekelijkse begeleide contactmoment wordt opgesplitst in twee contactmomenten per week met een kortere duur dan drie kwartier.
Belangrijk is dat er komende periode onderzoek wordt gedaan naar goed genoeg ouderschap van beide ouders. Er moet meer zicht gaan komen op wat de moeder aan kan in de zorg en opvoeding van [minderjarige] , en aan de vader dient opvoedingsondersteuning geboden te worden. Ook moet er ingezet worden op bemiddeling tussen de ouders wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedtaken van [minderjarige] .
De huidige situatie heeft zijn weerslag op [minderjarige] . Het gedrag van [minderjarige] is verslechterd en wel in die mate dat door de school is aangegeven dat zij de zorg voor [minderjarige] niet meer kunnen dragen. [minderjarige] laat fors extranaliserend gedrag zien, waardoor school de veiligheid van [minderjarige] en andere kinderen op school niet meer kan waarborgen. Op dit moment gaat [minderjarige] drie ochtenden in de week naar school. De bedoeling is dat [minderjarige] weer volledig terug naar school gaat, maar hierover dient nog overleg plaats te vinden. Mocht een volledige schoolweek op korte termijn niet tot de mogelijkheden behoren, dan zou [ambulante begeleiding] , die reeds betrokken is bij het gezin, iets kunnen betekenen voor [minderjarige] wat betreft de dagdelen dat [minderjarige] niet naar school kan. Hierover vindt op dit moment ook overleg plaats.