ECLI:NL:RBZWB:2024:8330

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
C/02/426769 / JE RK 24-1687 en C/02/426771 / JE RK 24-1688
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Graaf
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige in het kader van ouderschap en gezinsproblematiek

Op 1 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een (nadere) beschikking gegeven over een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI), de Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, om de minderjarige uit huis te plaatsen bij de vader, die gezag heeft. De ouders van [minderjarige] zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de situatie is gecompliceerd door huiselijk geweld en een aanstaande scheiding. De kinderrechter heeft eerder op 20 september 2024 een spoedmachtiging verleend, maar de vraag is of deze moet worden herroepen op basis van nieuwe feiten.

Tijdens de mondelinge behandeling zijn zowel de moeder als de vader, bijgestaan door hun advocaten, gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten zijn die de herroeping van de spoedmachtiging rechtvaardigen. De situatie tussen de ouders is gespannen, en er zijn zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder. De vader lijkt op dit moment beter in staat om voor [minderjarige] te zorgen, vooral gezien de recente ontwikkelingen en de noodzaak om de veiligheid van het kind te waarborgen.

De kinderrechter heeft besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader te verlenen voor de duur van drie maanden, met de hoop dat er in deze periode meer duidelijkheid komt over de woonsituatie van de vader en de opvoedondersteuning die beide ouders nodig hebben. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat er snel actie moet worden ondernomen om de situatie van [minderjarige] te verbeteren, gezien de negatieve impact op haar ontwikkeling en welzijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers: C/02/426769 / JE RK 24-1687
(spoedmachtiging uithuisplaatsing)
C/02/426771 / JE RK 24-1688
(machtiging uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 1 oktober 2024
(nadere) beschikking van de kinderrechter over een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. T. Möller in Tilburg,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
verblijvende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J. Nederlof in Tilburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het nadere procesverloop blijkt uit het volgende stuk:
- de beschikking van de kinderrechter van 20 september 2024 en alle daarin vermelde stukken;
- de stelbrief van mr. Möller, binnengekomen bij de rechtbank op 27 september 2024.
1.2
Op 1 oktober 2024 heeft de kinderrechter de zaken mondeling met gesloten deuren
behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI.
.
2.
De feiten
2.1
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2
[minderjarige] woont bij haar ouders.
2.3
Bij beschikking van de kinderrechter van 25 april 2024 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 25 april 2024 tot 25 april 2025.
2.4
Bij beschikking van 20 september 2024 is, zonder voorafgaand verhoor van belanghebbenden, een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader met gezag verleend met ingang van 20 september 2024 tot 4 oktober 2024. Onder aanhouding van iedere verdere beslissing is bepaald dat de GI, de moeder en haar advocaat en de vader en zijn advocaat op de onderhavige mondelinge behandeling worden gehoord.
2.5
Op basis van de verleende machtiging tot uithuisplaatsing verblijft [minderjarige] bij de vader op een geheime locatie.

3.De verzoeken

C/02/426769 / JE RK 24-1687 (spoedmachtiging uithuisplaatsing)
3.1
Ter beoordeling ligt voor of de beschikking van 20 september 2024 dient te worden herroepen vanwege nieuwe feiten of omstandigheden sinds het geven van de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing. Daarnaast ligt nog voor het resterende deel van de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader met gezag voor de duur van twee weken.
C/02/426771 / JE RK 24-1688 (machtiging uithuisplaatsing)
3.2
Ter beoordeling ligt voor het reguliere verzoek van de GI om, aansluitend op de spoedmachtiging, een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader met gezag te verlenen voor de duur van drie maanden.

4.De standpunten

4.1
Namens de GI is, onder verwijzing naar het verzoekschrift, aangevoerd dat er al langere tijd veel spanningen tussen de ouders zijn met huiselijk geweld waarvan [minderjarige] regelmatig getuige is geweest. Inzet van hulpverlening in het vrijwillig kader heeft de zorgen over de opvoedomgeving van [minderjarige] niet kunnen wegnemen naar aanleiding waarvan [minderjarige] per 25 april 2024 onder toezicht is gesteld. Vanaf de zomer zijn de problemen tussen de ouders en de zorgen over de opvoedomgeving van [minderjarige] in omvang en ernst toegenomen. De moeder is van 19 augustus 2024 tot en met 26 augustus 2024 opgenomen geweest bij [hulpverlener] om tot rust te komen.
Eind augustus 2024 hebben de ouders besloten om te scheiden. De GI heeft samen met de ouders en hun begeleiders van [ambulante begeleiding] meerdere gesprekken gevoerd over de verdeling van de zorg en opvoeding van [minderjarige] door de ouders. Beide ouders hadden tot doel dat [minderjarige] in het appartement van de ouders zou verblijven en dat de ouders om en om voor haar zouden zorgen. Het lukt de ouders op dit moment echter niet om met elkaar samen te werken. Zij raken continu in conflict met elkaar. De GI heeft daarom op 18 september 2024 aan de ouders een planning en afspraken rondom de zorg van [minderjarige] gemaild. Desondanks heeft dit niet kunnen voorkomen dat ouders de dag daarop, te weten op 18 september 2024, wederom in conflict met elkaar zijn geraakt, waarbij fysiek geweld heeft plaatsgevonden en de politie betrokken is geweest. De vader heeft hierna besloten om niet meer terug te keren naar het appartement van de ouders, omdat hij en de moeder niet meer samen kunnen zijn.
Er bestaan vanuit [ambulante begeleiding] en de GI twijfels over de opvoedvaardigheden van de moeder, waarop meer zicht dient te komen. Tijdens de opname van de moeder bij [hulpverlener] is gebleken dat de vader zich weliswaar ongenuanceerd kan uiten, maar dat hij wel lijkt te beschikken over opvoedvaardigheden die goed genoeg lijken te zijn, in ieder geval wanneer er thuis rust is. Gelet hierop alsook de omstandigheid dat het de ouders op dit moment samen niet lukt om de zorg voor [minderjarige] op zich te nemen, is de GI van mening dat [minderjarige] tijdelijk bij de vader geplaatst moet worden. Een netwerkplaatsing van [minderjarige] bij de oma moederszijde, die tot nu toe een ondersteunende factor is voor het gezin, is niet haalbaar omdat de oma ook in conflict is met de vader.
De gemeente heeft vanaf het moment van de uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de vader en [minderjarige] voor twee weken een woonplek kunnen regelen. Onduidelijk is vooralsnog waar de vader en [minderjarige] na deze twee weken kunnen verblijven. De GI is hierover in overleg met de gemeente. Dit neemt niet weg dat ouders hierin ook zelf een verantwoordelijkheid hebben. De moeder verblijft op dit moment weliswaar in het appartement, maar uit contact met de woningbouw is gebleken dat het appartement op naam van beide ouders staat. De ouders hebben dan ook evenveel recht op het appartement.
De moeder en [minderjarige] hebben elkaar na de uithuisplaatsing onder begeleiding gezien. In verband met de bedreigingen die de moeder richting de jeugdzorgwerker van de GI heeft geuit, is besloten dat de contactmomenten tussen de moeder en [minderjarige] door een externe organisatie begeleid moeten worden. Deze organisatie is inmiddels gevonden, en zal de begeleiding van de contactmomenten van de GI overnemen op het moment dat de financiering is geregeld. In de tussentijd zal de GI wekelijks een begeleid contactmoment voor de moeder en [minderjarige] regelen. Gezien is dat een contactmoment van drie kwartier veel van de moeder en [minderjarige] vraagt. De moeder en [minderjarige] zijn er daarom misschien meer gebaat als het wekelijkse begeleide contactmoment wordt opgesplitst in twee contactmomenten per week met een kortere duur dan drie kwartier.
Belangrijk is dat er komende periode onderzoek wordt gedaan naar goed genoeg ouderschap van beide ouders. Er moet meer zicht gaan komen op wat de moeder aan kan in de zorg en opvoeding van [minderjarige] , en aan de vader dient opvoedingsondersteuning geboden te worden. Ook moet er ingezet worden op bemiddeling tussen de ouders wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedtaken van [minderjarige] .
De huidige situatie heeft zijn weerslag op [minderjarige] . Het gedrag van [minderjarige] is verslechterd en wel in die mate dat door de school is aangegeven dat zij de zorg voor [minderjarige] niet meer kunnen dragen. [minderjarige] laat fors extranaliserend gedrag zien, waardoor school de veiligheid van [minderjarige] en andere kinderen op school niet meer kan waarborgen. Op dit moment gaat [minderjarige] drie ochtenden in de week naar school. De bedoeling is dat [minderjarige] weer volledig terug naar school gaat, maar hierover dient nog overleg plaats te vinden. Mocht een volledige schoolweek op korte termijn niet tot de mogelijkheden behoren, dan zou [ambulante begeleiding] , die reeds betrokken is bij het gezin, iets kunnen betekenen voor [minderjarige] wat betreft de dagdelen dat [minderjarige] niet naar school kan. Hierover vindt op dit moment ook overleg plaats.
4.2
Door en namens de vader is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat de vader kan instemmen met het (spoed)verzoek van de GI tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij hem. De ouders dienen nog heel wat stappen te zetten, waaronder het afwikkelen van een echtscheiding. De advocaat van de vader gaat de vader daarin (ook) bijstaan. Er is sprake van een moeilijke situatie, gezien de onduidelijkheid over de woonsituatie van de vader samen met [minderjarige] . De vader hoopt dat de gemeente hem op korte termijn een woning kan aanbieden. Dat zal rust brengen in de situatie. De zaak kan mogelijk ingebracht worden door de GI in de proeftuin, dat een samenwerkingsverband betreft van allerlei organisaties, zodat de ouders en [minderjarige] zo snel als mogelijk de hulp en ondersteuning krijgen die zij nodig hebben.
4.3
Door en namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat de moeder eveneens kan instemmen met het (spoed)verzoek van de GI tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader. Belangrijk is dat de echtscheiding tussen de ouders geregeld gaat worden, waarin de advocaat van de moeder de moeder (ook) gaat bij staan. De afgelopen periode is voor de moeder heel zwaar geweest. Zij heeft daarom erg emotioneel gereageerd, ook richting de jeugdzorgwerker van de GI. Zij heeft de jeugdzorgwerker daarvoor haar excuses aangeboden. Belangrijk is dat er opvoedondersteuning geboden gaat worden en dat het voor de moeder duidelijk wordt waaraan zij moet voldoen om tot een uitbreiding van het contact met [minderjarige] te komen. De moeder mist [minderjarige] heel erg.

5.De beoordeling

5.1
Ingevolge artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
5.2
C/02/426769 / JE RK 24-1687 (spoedmachtiging uithuisplaatsing)
De GI, de moeder en haar advocaat en de vader en zijn advocaat zijn op de onderhavige mondelinge behandeling alsnog gehoord over de door de GI verzochte en door de kinderrechter op 20 september 2024 verleende spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader met gezag, waarbij zij in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunt daarover kenbaar te maken. Naar aanleiding daarvan is naar het oordeel van de kinderrechter niet gebleken dat sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden op grond waarvan de beslissing van 20 september 2024 met ingang van heden zou moeten worden herroepen.
Omdat hierna op het reguliere verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader met gezag zal worden beslist, zal de kinderrechter het resterende deel van het spoedverzoek machtiging tot uithuisplaatsing afwijzen.
5.3
C/02/426771 / JE RK 24-1688 (machtiging uithuisplaatsing)
De kinderrechter is van oordeel dat uit de in het geding gebrachte stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, blijkt dat tot op heden voldaan wordt aan de wettelijke vereisten van artikel 1:265b van het BW.
Er is sprake van een complexe situatie. De ouders hebben besloten te scheiden. Dit heeft de spanningen tussen de ouders verhoogd en wel zodanig dat zij op dit moment niet in staat zijn om samen zorg te dragen voor [minderjarige] . Contact tussen de ouders loopt uit op conflicten, waarbij meerdere malen geweld heeft plaatsgevonden al dan niet in het bijzijn van [minderjarige] . Er bestaat onvoldoende zicht op de opvoedvaardigheden van de moeder, waardoor een plaatsing van [minderjarige] bij de moeder op dit moment niet aan de orde kan zijn. Bij de vader wordt vooralsnog goed genoeg ouderschap gezien. Gelet hierop zal, conform het verzoek van de GI, een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader met gezag worden verleend.
Belangrijk is dat er ingezet gaat worden op het regelen van een woning voor de vader samen met [minderjarige] . Hierover bestaat op dit moment nog veel onduidelijkheid. De GI is met de gemeente in overleg over het regelen van woonruimte voor de vader samen met [minderjarige] . De advocaat van de vader heeft aangegeven zich hiervoor ook hard te willen maken. Van belang is dat de vader alle hulp die hem in dit kader wordt aangeboden, aanpakt. Voorkomen moet worden dat de vader en [minderjarige] op enig moment dakloos zijn.
Daarnaast is het van belang dat nader onderzoek gaat plaatsvinden naar goed genoeg ouderschap bij beide ouders. Duidelijk moet worden of het perspectief van [minderjarige] bij haar ouders is gelegen. Er dient opvoedondersteuning geboden te worden en, daar waar mogelijk, ingezet worden op een uitbreiding van de contacten tussen de moeder en [minderjarige] .
Tot slot spreekt de kinderrechter de hoop uit dat met het in gang zetten van de echtscheidingsprocedure, er meer duidelijkheid en daarmee rust gaat komen. De huidige situatie brengt veel spanningen met zich; niet alleen voor de ouders, maar ook voor [minderjarige] . Zij loopt op dit moment vast op school. Dit schaadt haar in haar ontwikkeling. In het belang van [minderjarige] dient hierin snel een ommekeer te komen.
5.4
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dit betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen de beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
C/02/426769 / JE RK 24-1687 (spoedmachtiging uithuisplaatsing)
wijst het resterende deel van de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing af;
6.2
C/02/426771 / JE RK 24-1688 (machtiging uithuisplaatsing)
verleent, uitvoerbaar bij voorraad, een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader met gezag met ingang van 4 oktober 2024 tot 4 januari 2025.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2024 door mr. De Graaf, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Snatersen als griffier, en op schrift gesteld op 17 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.