Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[pleegouder 2],
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Kindgesprek
5.De standpunten
6.De beoordeling
7.De beslissing
mr. De Graaf, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Snatersen als griffier.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) tot het verlenen van toestemming voor het wijzigen van het verblijf van een minderjarige. De minderjarige, geboren in 2014, woont sinds oktober 2014 bij pleegouders. De GI heeft verzocht om tijdelijke uithuisplaatsing van de minderjarige, omdat er zorgen waren over haar veiligheid na meldingen van mishandeling door de pleegouders. De rechtbank heeft de zaak mondeling behandeld op 22 oktober 2024, waarbij de pleegouders en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige al sinds haar geboorte bij de pleegouders woont en dat er tot voor kort geen zorgen waren over haar veiligheid. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de minderjarige is om tijdelijk uit huis geplaatst te worden, maar dat de uithuisplaatsing niet langer moet duren dan noodzakelijk. De rechtbank heeft het verzoek van de GI toegewezen tot 1 december 2024, waarna de minderjarige weer bij de pleegouders moet worden geplaatst. De rechtbank heeft daarbij de noodzaak van zorgvuldigheid en de belangen van de minderjarige in overweging genomen.