ECLI:NL:RBZWB:2024:8332

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
C/02/423284 / FA RK 24-2640
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Combee
  • mr. Phillips
  • mr. Jurkovic
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het gezag van de vader over een minderjarige in het kader van gezinsbescherming

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 september 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de beëindiging van het gezag van de vader over zijn minderjarige kind. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de vader te beëindigen, omdat de ontwikkeling van het kind ernstig bedreigd wordt door de ongeschiktheid van de vader om de verantwoordelijkheid voor de opvoeding en verzorging te dragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader niet in staat is om de belangen van het kind voorop te stellen en dat zijn gedrag en keuzes schadelijk zijn voor de emotionele ontwikkeling van het kind. De rechtbank heeft de vader meerdere kansen geboden om zijn situatie te verbeteren, maar deze zijn niet benut. De moeder en de oma van het kind steunen het verzoek van de Raad, terwijl de vader zich verzet tegen de beëindiging van zijn gezag. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van het kind is om het gezag van de vader te beëindigen, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechtbank heeft ook een brief gestuurd naar het kind om de beslissing uit te leggen, waarbij het belang van het kind voorop staat.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/423284 / FA RK 24-2640
Datum uitspraak: 5 september 2024
Beschikking van de meervoudige kamer over de gezagsbeëindiging
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
hierna te noemen de Raad,
locatie Breda,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats],
hierna te noemen [minderjarige].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
zonder bekende woon- en of verblijfplaats in Nederland,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats],
advocaat: mr. F.J. Koningsveld te Breda,
[de oma],
hierna te noemen de oma (moederszijde) tevens pleegmoeder,
wonende in [woonplaats].
De rechtbank merkt als informant aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
locatie Etten-Leur.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad, ontvangen op 4 juni 2024.
1.2.
Gelet op de onderlinge samenhang tussen de onderhavige zaak en de ter griffie onder nummer C/02/424552 / JE RK 24/1282 ingeschreven zaak, zijn deze zaken gelijktijdig tijdens de mondelinge behandeling van 26 augustus 2024 met gesloten deuren door de meervoudige kamer behandeld. In voormelde zaak wordt bij afzonderlijke beschikking beslist.1.3. Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- de moeder (via Teams);
- de vader met zijn advocaat;
- de oma;
- een vertegenwoordigster van de GI;
- een vertegenwoordigster van de Raad.
1.4.
De rechtbank heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de voorzitter, tevens kinderrechter, op 19 augustus 2024.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
Bij beschikking van 28 maart 2019 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, laatstelijk bij beschikking van 9 augustus 2023 tot 28 augustus 2024.
2.3.
Bij spoedbeschikking van 14 april 2022, opgevolgd door de beschikking van 26 april 2022, is een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg (oma moederszijde). Ook deze maatregel is nadien steeds verlengd, eveneens (bij beschikking van 9 augustus 2023) tot 28 augustus 2024.
2.4.
In de zaak met nummer C/02/424552 / JE RK 24/1282 heeft de rechtbank op 26 augustus 2024 mondeling uitspraak gedaan en het verzoek van de GI met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg (te weten bij oma moederszijde) mondeling toegewezen voor de duur van vier weken, tot uiterlijk 24 september 2024, gelet op de aflopende termijn van de huidige maatregelen, zijnde 28 augustus 2024, en de onmogelijkheid voor de rechtbank om voor die datum een gedegen schriftelijke uitspraak te doen.
2.5.
[minderjarige] verblijft op basis van voornoemde machtigingen sinds april 2022 bij de oma.
2.6.
Bij beschikking van 5 september 2024 in de zaak met nummer C/02/424552 / JE RK 24/1282 heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlengd tot 28 augustus 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt het gezag van de vader te beëindigen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van het verzoek, hierna ingegaan.
De Raad
4.2.
De Raad heeft op basis van het door hem verrichte onderzoek in het rapport van
4 juni 2024, samengevat, geconcludeerd dat sprake is van een zodanig ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] dat het gezag van de vader dient te worden beëindigd.
Deze conclusie wordt hierna verder onderbouwd.
4.3.
In zijn eerdere rapport van 19 december 2023 maakte de Raad zich er zorgen over dat beide ouders tot op heden onvoldoende in staat zijn gebleken om de belangen van [minderjarige] voorop te zetten binnen de beslissingen die zij nemen. Dit door persoonlijke problematiek van ouders.
Het vorige onderzoek is afgesloten met op dát moment geen verzoek tot gezagsbeëindiging voor de ouders. Dit was erin gelegen dat beide ouders apart van elkaar aangaven dat er bij hen allebei positieve ontwikkelingen gaande waren. De Raad wilde deze positieve ontwikkelingen afwachten, om te bezien of dit ook daadwerkelijk een kentering was.
4.4.
In het huidige raadsonderzoek blijkt dat ten aanzien van de moeder de positieve kentering zich heeft voortgezet. Het contact tussen moeder en de GI is aanzienlijk verbeterd, er is sprake van een positieve samenwerking en ook wordt gezien dat de moeder beter in staat is vanuit het perspectief van [minderjarige] te denken/ kijken. Ze heeft haar rol als moeder op afstand geaccepteerd en tussen de moeder, de oma en GI lijken alle gespreksonderwerpen bespreekbaar.
4.5.
Ten aanzien van vader kan helaas niet hetzelfde worden gezegd. In gesprek
met de vader valt op dat hij zich vooral slachtoffer lijkt te voelen en weinig zelfreflectie
toont. De vader is blijvend onvoorspelbaar gebleken voor [minderjarige]. Ondanks dat het
vorige raadsrapport duidelijk heeft gemaakt dat er een laatste kans werd geboden om te laten
zien dat hij kon aansluiten bij wat [minderjarige] nodig heeft (met als risico dat de Raad
een gezagsbeëindiging voor hem zou verzoeken), heeft de vader geen enkele stap
gezet om verbetering te laten zien. Hij is bijna geen enkel fysiek contactmoment
nagekomen en is ook vele belmomenten niet nagekomen. Dit heeft als gevolg gehad
dat hem sinds het vorige raadsrapport door de rechter het contact met [minderjarige] is ontzegd. Ook is hij emotioneel onveilig gebleken, door [minderjarige] tegen zijn wens te dopen en dit een geheim te maken.
4.6.
Daarnaast neemt de vader amper verantwoordelijkheid als ouder met gezag. Hij komt niet naar zittingen, sluit niet of nauwelijks aan bij evaluaties, gaat het overleg niet
aan met de GI of de oma (opvoeder) en reageert niet op belangrijke rapportages (zoals
het vorige raadsrapport). Wanneer er iets geregeld moet worden, legt de vader dit bij
[minderjarige] in plaats van dit te overleggen met de volwassenen om [minderjarige] heen
(zoals het verzetten van een contactmoment). De vader ziet onvoldoende in dat hij hierin
zelf een verantwoordelijkheid draagt; hij legt de schuld steeds elders. In eerste
instantie legt hij de schuld bij de GI; het is de schuld van de jeugdbeschermer dat er
in zijn optiek niet voldoende wordt gewerkt aan contact tussen hem en [minderjarige].
Hij laat hierbij buiten beschouwing dat hijzelf het contact wat er was, niet nakwam
én dat hij hierover niet het overleg zocht als blijkt dat dit voor hem onvoldoende
haalbaar was. Voor het niet komen naar zittingen, geeft de vader de schuld aan de
post, én vindt dat de GI hem hierop moet wijzen. De vader blijkt wel vaker post niet
correct te ontvangen, maar onderneemt weinig stappen om dit probleem op te
lossen (zoals een postadres bijvoorbeeld).
De vader geeft zijn persoonlijke omstandigheden er de schuld van dat hij afspraken niet nakomt, maar hij zoekt ook geen hulpverlening en overlegt niet met de jeugdbeschermer om te kijken hoe dit kan worden opgelost. Met andere woorden: de vader toont zich passief en verwacht dat anderen zijn verantwoordelijkheden overnemen. Als zij dit niet doen, legt hij de schuld bij de ander.
Daarbij valt op dat de vader onvoldoende lijkt in te zien wat zijn gedrag en keuzes
teweegbrengen bij [minderjarige]. Dat [minderjarige] aangeeft geen behoefte meer te hebben
aan contact met zijn vader, of aangeeft dat hij niet langer wil dat de vader gezag over
hem uitoefent, komt volgens de vader niet door het gevoel wat hij [minderjarige] geeft.
De vader legt de schuld bij de omgeving van [minderjarige] die hem zou beïnvloeden. Hij
ziet niet in dat het niet nakomen van afspraken voor [minderjarige] pijnlijk is en
spanning oplevert. Ook is de vader van mening dat [minderjarige] zelf gedoopt wilde
worden, terwijl [minderjarige] bij de moeder, de oma, de GI, de rechter en de Raad heeft
aangegeven dat hij dit niet wilde.
4.7.
De vader heeft ook zeer beperkt zicht op de ontwikkeling van [minderjarige], omdat hij niet aansluit bij overleggen over [minderjarige] en het contact tussen hen minimaal is. Kenmerkend hiervoor is dat de vader eigenlijk niet precies weet hoe oud [minderjarige] is tijdens het gesprek met de Raad.
4.8.
Sinds het vorige onderzoek is gebleken dat de ontwikkeling van [minderjarige] achteruit
is gegaan. Zijn hoofd zit enorm vol en hij lijkt last te hebben van stemmingswisselingen. Zelf zegt hij dat alles teveel is en hij te veel stress heeft. Hij slaapt ook slecht. Als gevolg hiervan gaat [minderjarige] al een tijd niet meer naar school, en dit komt omdat het in zijn gevoelswereld niet goed gaat. Zowel [minderjarige] als de moeder, de oma en de GI zien dat het iets beter lijkt te gaan sinds de vader de omgang met [minderjarige] is ontzegd; hiermee valt veel onzekerheid en spanning rondom dit contact weg voor [minderjarige]. Alle partijen, inclusief [minderjarige] zelf, denken dat het hem nog meer rust zal geven als de vader geen gezag meer over hem uitoefent.
4.9.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aan het vorenstaande nog het volgende toegevoegd. Er zijn, anders dan de vader stelt, verschillende vormen van hulpverlening gericht op de opvoedsituatie bij de vader ingezet. Dat heeft uiteindelijk geleid tot de plaatsing van [minderjarige] bij de oma. Ook is veel ingezet op het behoud van het contact tussen de vader en [minderjarige]. Dat is niet gelukt. De vader heeft blijvend zijn leven niet op orde. [minderjarige] vindt het heel lastig om contact te hebben met zijn vader. Dat is geen opwelling, maar speelt al jaren. Hij ervaart zijn vader als onbetrouwbaar. Gelet op zijn leeftijd is zijn stem belangrijk, maar niet de enige reden voor het verzoek.
De Raad blijft van mening dat een beëindiging van het gezag van de vader in het belang van [minderjarige] is. Na beëindiging van het gezag van de vader zal de moeder van rechtswege het gezag over [minderjarige] alleen uitoefenen.
De vader
4.10.
De vader is het niet eens met de visie van de Raad en wil het gezag over [minderjarige] behouden. De problemen die er nu zijn, zijn ontstaan doordat de vader door de verschillende instanties niet voldoende op de hoogte is gehouden over [minderjarige] en niet voldoende is betrokken. Met name de GI schiet heel erg tekort. De GI heeft de vader nooit aangesproken over zaken. Aangegeven wordt dat vaak met de vader is gecommuniceerd om de omgang tussen de vader en [minderjarige] te verbeteren. Daar is helemaal geen sprake van. Als het aan de vader ligt, wordt een andere GI benoemd. Dan zal blijken dat de zaken heel anders liggen. Er worden tijdens de mondelinge behandeling door de Raad en de GI zaken als de waarheid verkondigd die niet waar zijn. Wat de GI heeft vastgelegd, klopt niet. De GI functioneert niet goed.
De vader ziet geen enkel probleem, enkel dat [minderjarige] zou aangeven dat hij niet bij zijn vader wil zijn. Er is geen sprake van mishandeling en de vader is bekwaam om voor [minderjarige] te zorgen. De vader had op enig moment alleen geen passende woonvoorziening meer, maar dat is nu verbeterd.
De vader begrijpt niet dat de moeder wel haar gezag mag behouden. Zij is meerdere keren van het ene op het andere moment naar Mexico vertrokken en heeft [minderjarige] bij de vader gedumpt. De moeder zit nu onder een kokosboom in Mexico en stuurt enkel appjes aan [minderjarige]. Zo kan hij ook ouder zijn. De vader heeft altijd voor [minderjarige] gevochten en hem nooit de rug toegekeerd. Als de moeder het belang van [minderjarige] echt voorop stelde, was ze nu in Nederland.
[minderjarige] wordt beïnvloed door andere partijen, daarom wil hij de vader niet zien. De vader heeft geen zicht op wat er bij de oma thuis gebeurt.
De vader heeft een persoonlijke vete met de GI. De vader heeft vanuit zijn emoties bepaalde uitlatingen gedaan naar de GI, wat hij niet had moeten doen, en sindsdien willen ze hem onderuit halen. Er wordt gesproken over de vader alsof hij een verslaafde is, maar er was in het verleden enkel sprake van recreatief drugsgebruik en nooit in de aanwezigheid van [minderjarige]. Het is wel juist dat de vader door drugsgebruik in het ziekenhuis terecht is gekomen en in een coma is geraakt. Door de fysieke gevolgen na het ontwaken uit de comateuze toestand kon de vader niet altijd de omgangsafspraken nakomen. Daar was geen begrip voor. Men was niet bereid om deze te verzetten. Er is [minderjarige] door anderen gezegd dat de vader cocaïne gebruikte om hem tegen de vader op te zetten. Ze proberen de band tussen de vader en [minderjarige] kapot te maken.
Ook oefent de vader geen dwang uit op [minderjarige]. Het was zijn eigen verzoek om gedoopt te worden. Wanneer de juiste mensen zich met de zaak gaan bemoeien, kan de band tussen de vader en [minderjarige] hersteld worden.
4.11.
Namens de vader benoemt de advocaat dat de vader een noodkreet uit. De vader heeft een groot probleem ten aanzien van de volgorde die wordt gehanteerd. Het zou juist zijn om eerst de GI te vervangen en af te wachten wat het hof vindt van de ontzegging van de omgang tussen de vader en [minderjarige].
Het valt de vader rauw op zijn dak dat hij met het verzoek tot gezagsbeëindiging wordt geconfronteerd. De vader is het daar niet mee eens. Er is veel gebeurd en veel werk aan de winkel, maar de vader vindt dat hij geen eerlijke kans heeft gekregen. Hij voelt zich enkel tegengewerkt. Alles lijkt gericht op het afpakken van zijn gezag. De vader heeft vorig jaar een nare maand gehad. De opname op de intensive care vanwege drugs heeft zijn ogen geopend en hij is druk bezig met het verbeteren van zijn situatie.
De moeder
4.12.
De moeder stemt in met een beëindiging van het gezag van de vader. Zij acht dit in het belang van [minderjarige] en zijn belang staat voorop. [minderjarige] heeft rust nodig, zodat hij zich kan richten op zichzelf. Door de jaren heen zijn de vader heel veel kansen gegeven, maar nu moet de focus liggen op [minderjarige]. Hij moet gaan verwerken wat hij allemaal heeft meegemaakt. Gelet op de leeftijd van [minderjarige] moet goed naar hemzelf geluisterd worden.
[minderjarige] was heel erg teleurgesteld toen de vader de bezoeken niet nakwam.
De oma
4.13.
De oma is het eens met het verzoek van de Raad. Het rapport is duidelijk. Zij begrijpt dat de vader zijn gezag wil behouden, maar gekeken moet worden naar het belang van [minderjarige]. [minderjarige] uit zich de laatste tijd wat meer, hij is er nu aan toe om zichzelf te leren kennen en om rust te krijgen. Er moet goed geluisterd worden naar wat [minderjarige] zelf wil of niet wil. Jarenlang heeft [minderjarige] gedaan alsof het allemaal wel goed was. Nu zegt hijzelf het contact met de vader niet te willen. Het geeft hem spanning en onrust en hij krijgt het er letterlijk benauwd van. [minderjarige] heeft zware jaren gehad. Het is belangrijk dat hij weer goed in zijn vel komt te zitten en vooruit kan in zijn leven. Hij moet alles wat is gebeurd een plaatsje kunnen geven. Het contact met de vader voegt nu niets positief toe voor [minderjarige].
Ook als de vader geen gezag meer heeft, zal hij altijd de vader van [minderjarige] blijven. Hopelijk krijgt [minderjarige] bij een beëindiging van het gezag van de vader en meer afstand tot de vader rust en ruimte en pakt dat zo positief uit, dat [minderjarige] over en paar jaar de behoefte krijgt om zijn vader beter te leren kennen. Het is belangrijk dat de vader niet aan [minderjarige] gaat trekken.
De GI
4.14.
De GI begrijpt de emoties van de vader, maar uit het raadsrapport volgt welke kansen de vader zijn gegeven. Het belang van [minderjarige] moet voorop staan. Hij heeft duidelijk zijn mening gegeven. Een beëindiging van het gezag zegt niets over het contact tussen de vader en [minderjarige]. Op het moment dat [minderjarige] daar weer aan toe is, zal daar weer naar gekeken worden. Het is echter niet voor niets dat het contact tussen de vader en [minderjarige] nu door de rechtbank is stopgezet.
[minderjarige]
4.15.
[minderjarige] heeft in zijn gesprek met de rechter verteld dat hij het eens is met de beëindiging van het gezag van zijn vader. Hij heeft nu geen behoefte aan contact met zijn vader. [minderjarige] vindt het fijn om bij zijn oma te wonen en hij heeft dagelijks contact met zijn moeder.

5.De beoordeling

Juridisch kader
5.1.
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Het oordeel van de rechtbank
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a, BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de vader toewijzen.
5.3.
De rechtbank baseert deze beslissing op het rapport van de Raad en de toelichting daarop, zoals hiervoor in de beschikking onder het standpunt van de Raad weergegeven. Hieruit volgt dat [minderjarige] ernstig in zijn emotionele ontwikkeling wordt bedreigd. Hij heeft als veertienjarige jongen een zeer belast verleden met meerdere ingrijpende gebeurtenissen en veel instabiliteit. Hierdoor zit [minderjarige] niet lekker in zijn vel, lijkt er sprake te zijn van stemmingswisselingen en gaat hij niet naar school.
De vader is niet in staat om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] binnen een voor [minderjarige] aanvaardbare termijn te dragen. De vader kan onvoldoende aansluiten bij wat [minderjarige] van hem nodig heeft, heeft geen inzicht in wat [minderjarige] van hem nodig heeft en komt afspraken met [minderjarige] of voor/over [minderjarige] niet na. De vader verwacht dat [minderjarige] zich aanpast aan hem in plaats van andersom, zonder rekening te houden met de schade die hij [minderjarige] hiermee toebrengt. De omgang tussen de vader en [minderjarige] is ontzegd, omdat de rechter heeft geoordeeld dat omgang ernstig nadeel oplevert voor [minderjarige].
De vader heeft meerdere kansen om tot verandering te komen niet aangepakt. Er zijn vele vormen van hulpverlening ingezet. Zo wordt in de raadsrapportage benoemd dat de betrokkenheid van Vraagkracht, Pro6 en de GezinsManager niet heeft geleid tot voldoende verbetering in de situatie van de vader. Ook het gedwongen kader heeft niet tot verandering bij de vader geleid. Gezien wordt dat [minderjarige] veel spanning en last ervaart doordat de vader het gezag over hem uitoefent.
5.4.
Hoewel de vader anders tegen het gebeurde aankijkt en stelt dat de inhoud van het raadsrapport niet juist is, volgt de rechtbank deze zienswijze niet. De Raad heeft zorgvuldig onderzoek gedaan en zijn rapport gebaseerd op gesprekken met de betrokkenen en bij de Raad beschikbare informatie. De vader heeft zijn visie niet nader onderbouwd.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
5.5.
De rechtbank zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
Kindbrief
5.6.
[minderjarige] heeft in zijn gesprek tegen de rechter gezegd dat hij graag zelf een brief krijgt met de beslissingen daarin. De rechtbank heeft [minderjarige] daarom een brief gestuurd. Om verwarring te voorkomen is aan [minderjarige] één brief gestuurd waarin zowel de beslissing over de gezagsbeëindiging van zijn vader als de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing worden uitgelegd. In de brief is het volgende opgenomen:
Beste [minderjarige],
We hebben elkaar op 19 augustus 2024 gesproken. Ik vond het een heel fijn gesprek, waarin je volgens mij duidelijk jouw mening hebt gegeven.
Zoals ik tijdens ons gesprek heb uitgelegd, zijn jouw ouders, jouw oma, jouw jeugdbeschermer [naam] en de Raad voor de Kinderbescherming uitgenodigd om op maandag 27 augustus 2024 met de rechtbank te praten. Die dag zijn zij naar de rechtbank gekomen, waarbij een collega aanwezig was namens jouw jeugdbeschermer. Jouw moeder heeft via Teams deelgenomen aan het gesprek.
Uit de gesprekken met iedereen heeft de rechtbank begrepen dat jullie het er allemaal over eens zijn dat de ondertoezichtstelling en jouw verblijf bij jouw oma moeten voortduren.
Op dit moment kun jij niet bij jouw ouders wonen. Jij woont al langere tijd bij je oma en zij zorgt goed voor jou. Jij hebt al heel veel meegemaakt. Het is belangrijk dat jij rust en duidelijkheid krijgt, zodat je ruimte krijgt voor jouw eigen ontwikkeling en kunt werken aan het weer naar school gaan.
Gelet op alles wat de rechtbank heeft gelezen en gehoord,is besloten om de ondertoezichtstelling en jouw plaatsing bij jouw oma te verlengen voor een jaar.
Ook heeft de rechtbank besloten om het gezag van jouw vader over jou te beëindigen.
Dat betekent dat vanaf nu alleen jouw moeder het gezag over jou heeft.
De rechtbank denkt dat deze beslissing het meest in jouw belang is. Jouw vader houdt veel van jou en wil heel graag betrokken zijn in jouw leven, maar het lukt hem al lange tijd onvoldoende om rekening te houden met wat jij wil, wat voor jou nodig is en om afspraken met jou en anderen na te komen.
Natuurlijk blijft jouw vader altijd jouw vader, ook als hij geen beslissingen meer over jou neemt.
De rechtbank hoopt dat de beslissing om het gezag van jouw vader te beëindigen ertoe leidt dat jij meer rust ervaart en jezelf verder kunt ontwikkelen. Misschien zorgt dat er voor dat in de toekomst jij wel een vorm van contact met jouw vader kunt hebben.
Ik hoop dat door deze brief voor jou duidelijk is wat de beslissingen van de rechtbank zijn. Als je daarover vragen hebt, kun je deze aan [naam] stellen.
Ik wens je heel veel succes toe en hoop dat het goed met je gaat.
Vriendelijke groeten,
de kinderrechter

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van [de vader], geboren op 15 mei 1985 in [geboorteplaats], over [minderjarige];
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. Combee, mr. Phillips en mr. Jurkovic, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2024, in aanwezigheid van mr. Snatersen als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.