ECLI:NL:RBZWB:2024:8333

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
C/02/423387 / FA RK 24-2678
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • A. Combee
  • M. Phillips
  • A. Jurkovich
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor verhuizing en inschrijving in de Basisregistratie Personen en basisschool voor minderjarige

In deze zaak heeft de vrouw verzocht om vervangende toestemming voor verhuizing met haar minderjarige kind naar [plaats 1] en inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) en een basisschool. De vrouw woont momenteel met haar kind bij haar moeder in een huurwoning en heeft een relatie met een nieuwe partner. De man, de vader van het kind, heeft bezwaren tegen de verhuizing, omdat hij vreest dat het kind in een onveilige situatie terechtkomt. De rechtbank heeft de zaak op 29 augustus 2024 behandeld, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw goed heeft nagedacht over de verhuizing en dat de zorgen van de man niet voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verhuizing in het belang van het kind is, omdat het de reisafstand naar de man verkort en het kind de mogelijkheid biedt om in een nieuwe omgeving te integreren. De rechtbank heeft de vrouw toestemming verleend om te verhuizen en het kind in te schrijven in de BRP en op de basisschool. De proceskosten zijn gecompenseerd, en de beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/423387 / FA RK 24-2678
datum uitspraak: 29 augustus 2024
beschikking over verhuizing, inschrijving basisregistratie personen en basisschool
in de zaak van
[de vrouw],
hierna: de vrouw,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.M.M. Minkels in Tilburg,
tegen
[de man] ,
hierna: de man,
wonende op een geheim adres,
advocaat: mr. L. van der Steen in Veghel,
over de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2017, hierna: [minderjarige] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna: de Raad, de rechtbank over de verzoeken geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 11 juni 2024 ontvangen verzoekschrift met bijlagen van de vrouw;
- het F2-formulier van 13 juni 2024 van mr. Van der Steen;
- het F9-formulier van 24 juni 2024 van mr. Van der Steen;
- het gewijzigde verzoek met bijlagen van 29 juli 2024 van de vrouw;
- het uittreksel uit het gezagsregister over [minderjarige] .
1.2
Op 26 augustus 2024 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank de zaak, met gesloten deuren, mondeling behandeld. Bij die behandeling zijn verschenen partijen met hun advocaten. Ook was een vertegenwoordigster aanwezig namens de Raad.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben met elkaar een relatie gehad. Deze relatie is eind december 2018 geëindigd. Uit de relatie van partijen is [minderjarige] geboren.
2.2
De man heeft [minderjarige] erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] . Het gezamenlijk gezag is in het gezagsregister aangetekend.
2.3
Bij beschikking van 21 juni 2019 van deze rechtbank is het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vrouw bepaald. [minderjarige] verblijft bij de vrouw.
2.4
Bij beschikking van 4 februari 2022 is bepaald dat de man en [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar in de even weekenden van vrijdag uit school tot zondag 15.30 uur, waarbij de man [minderjarige] op vrijdag in [woonplaats] uit school ophaalt en de vrouw [minderjarige] op zondag ophaalt bij de man, en gedurende een deel van de vakanties en feestdagen, conform bijlage 1 van het ouderschapsplan, welke bijlage bij partijen bekend is en waarbij het halen en brengen van [minderjarige] door partijen gelijkelijk wordt verdeeld.

3.Het verzoek

3.1
De vrouw verzoekt bij beschikking en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- aan de vrouw vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] te verhuizen naar [plaats 1] en hem daar in te schrijven in de Basisregistratie Personen (BRP);
- aan de vrouw vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven in
de [basisschool] dan wel - zo de rechtbank begrijpt als subsidiair verzoek - de man te bevelen om [minderjarige] naar die betreffende school te laten gaan, zodat hij aldaar naar school zal gaan vanaf het schooljaar 2024/2025, althans de man te veroordelen tot medewerking aan het inschrijven van [minderjarige] in [basisschool] en de man te bevelen om [minderjarige] naar die school te laten gaan en wel binnen 24 uur na afgifte van de beschikking zodat hij aldaar naar school zal gaan vanaf het schooljaar 2024/2025, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag voor elke keer dat de man weigert om [minderjarige] naar die school te laten gaan;
- de proceskosten te compenseren.

4.De beoordeling

Standpunten
4.1
In het verzoekschrift en tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw – samengevat – het volgende aangevoerd. Sinds de relatie tussen partijen is verbroken, woont de vrouw met [minderjarige] bij haar moeder in de huurwoning van de moeder. Zij staat ingeschreven voor een sociale huurwoning in [woonplaats] , maar de wachttijd is op dit moment 116 maanden. Inmiddels heeft de vrouw bijna vijf jaar een relatie met haar huidige partner die in [plaats 2] woont. Er is een sociale huurwoning beschikbaar gekomen in [plaats 1] waar de vrouw samen met [minderjarige] en haar partner kan gaan wonen. De vrouw heeft er behoefte aan om een eigen woonplek te hebben met haar partner en [minderjarige] . Ook heeft de moeder van de vrouw de wens om elders te gaan samenwonen met haar eigen partner. De vrouw kan de huurwoning niet overnemen van haar moeder.
In de periode dat partijen hulpverlening hadden bij Sterk Huis heeft de man ingestemd met een verhuizing naar de omgeving van [plaats 2] . Dit is vastgelegd in een verslag van 16 maart 2021 van Sterk Huis. In verband met de verhuizing naar [plaats 1] heeft de vrouw de man herhaaldelijk verzocht om in te stemmen met de verhuizing en hem uitgenodigd om mee te gaan kijken op een aantal door haar geselecteerde basisscholen in [plaats 1] . Zij heeft daarbij aangegeven dat zij graag voor de aanvang van het nieuwe schooljaar wil verhuizen zodat [minderjarige] na de vakantie kan starten in groep 3 op zijn nieuwe school. De man heeft wel gereageerd op de berichten van de vrouw, maar in die reacties heeft hij niet laten weten of hij wel of niet instemt met haar verzoeken.
De vrouw heeft goed nagedacht over de gevolgen van de verhuizing. Zij heeft een aantal basisscholen en zwemscholen in [plaats 1] benaderd en [minderjarige] daar aangemeld. Omdat de reisafstand tussen de woning van de man en de woning van [minderjarige] door de verhuizing juist korter wordt, zal er in het contact tussen de man en [minderjarige] niets veranderen; de zorgregeling kan ongewijzigd worden voortgezet. De verhuizing zal voor [minderjarige] verandering meebrengen, maar omdat hij in de buurt van de nieuwe woning in [plaats 1] naar school zal gaan, zal hij daar snel nieuwe vrienden kunnen maken. Voor de vrouw zelf geldt dat zij in (de omgeving van) [plaats 1] werk heeft gevonden. Dat [minderjarige] moeite heeft met haar huidige partner of dat [minderjarige] getuige is van ruzies tussen haar en haar partner zoals de man nu beweert, herkent de vrouw niet. In tegendeel, [minderjarige] verheugt zich op de verhuizing. De vrouw en [minderjarige] hebben in de zomervakantie al een paar weken in de nieuwe woning in [plaats 1] gelogeerd en dat is goed bevallen. De man heeft zijn zorgen in dit verband nooit besproken met de vrouw. In het afgelopen schooljaar heeft [minderjarige] speltherapie gehad. De vrouw heeft dat geïnitieerd omdat zij de indruk had dat [minderjarige] last had van het plotselinge overlijden van een neefje; hij had nachtmerries, werd schreeuwend wakker en plaste en poepte opeens weer in zijn broek. De man is bij de therapie betrokken en partijen hebben aan de speltherapeut meegegeven dat [minderjarige] mogelijk ook de scheiding niet goed heeft verwerkt. Tijdens de speltherapie is aan [minderjarige] uitgelegd dat zijn ouders veel van hem houden en dat zij er allebei voor hem zijn. Omdat er verder geen zorgen waren over [minderjarige] – hij is gelukkig, vindt het bij beide ouders fijn en gaat graag naar school – is de therapie afgerond. Ook vanuit school zijn er geen zorgen gemeld over [minderjarige] .
4.2
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man – samengevat – het volgende aangevoerd. Hij stemt niet in met de verhuizing van de vrouw samen met [minderjarige] naar [plaats 1] , omdat hij meent dat [minderjarige] nu een stabiele woonomgeving heeft bij de vrouw in de woning van de moeder van de vrouw in [woonplaats] . Met een verhuizing naar [plaats 1] komt er een einde aan die stabiele situatie. De man vraagt zich af waar [minderjarige] terecht komt als er een einde komt aan de relatie tussen de vrouw en haar partner. Daarbij komt dat [minderjarige] niet gelukkig lijkt met de partner van de vrouw. Hij krijgt veel mee van ruzies tussen de vrouw en haar partner en hij mag bepaalde dingen van de vrouw niet vertellen aan de man. Doet hij dit wel, dan krijgt hij straf, zo heeft [minderjarige] aan de man en zijn familie verteld. De man maakt zich hier ernstige zorgen over en is daarom bezig met de voorbereidingen voor een melding bij Veilig Thuis. De man vindt het daarom ook niet in het belang van [minderjarige] dat hij met de vrouw verhuist naar [plaats 1] . Desgevraagd heeft de man laten weten dat hij de verhuizing mogelijk anders zou zien als er geen sprake zou zijn van samenwonen met een nieuwe partner. De vraag over de veiligheid van [minderjarige] speelt dan niet of minder. Verder is de man niet betrokken bij de verhuizing en de schoolkeuze. De man had gehoopt dat partijen na de hulpverlening in rustiger vaarwater terecht zouden komen, maar dat is niet het geval geweest. De vrouw komt telkens weer met nieuwe verzoeken, bijvoorbeeld de verhuizing maar ook de wijziging van de achternaam van [minderjarige] naar een dubbele achternaam. Eerder heeft de man wel ingestemd met een verhuizing, maar er was toen geen concreet plan. Als de rechtbank toch toestemming geeft voor de verhuizing, dan heeft de man geen bezwaren tegen de inschrijving van [minderjarige] bij [basisschool] .
4.3
De Raad vraagt zich af waarom de man zijn bezwaren tegen de verhuizing pas voor het eerst tijdens de mondelinge behandeling naar voren brengt. De verhuizing is jaren geleden bij Sterk Huis al besproken en de vrouw heeft haar verzoek voor de verhuizing naar [plaats 1] al in mei van dit jaar voorgelegd aan de man. De man voelde zich toen niet lekker, en daarom is het niet tot een gesprek tussen partijen gekomen. Nu benoemt de man opeens dat er mogelijk problemen zijn met de partner van de vrouw. Een melding bij Veilig Thuis gaat best ver. De man had ook eerder aan de bel kunnen trekken, bijvoorbeeld bij de school of tijdens de speltherapie. Tijdens de speltherapie is een onafhankelijke deskundige aan de slag gegaan met [minderjarige] en gebleken is dat het goed met hem gaat. Ook de school heeft geen zorgen over [minderjarige] . De Raad vreest dat als partijen zo doorgaan, [minderjarige] last kan krijgen van loyaliteitsproblematiek. De Raad adviseert de rechtbank om de vrouw toestemming te geven voor de verhuizing. Aan partijen adviseert de Raad om de dingen die blijkbaar onderling spelen met elkaar te bespreken, zodat wordt voorkomen dat [minderjarige] hier nu of later last van krijgt.
Wettelijk kader
4.4
In artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat als ouders, die samen het gezag hebben over een kind, het niet eens kunnen worden over een beslissing over het kind, zij de rechtbank kunnen vragen die beslissing te nemen. De rechter moet dan een beslissing nemen die zij het meest in het belang van het kind vindt. Dat betekent niet dat de rechter alleen maar rekening houdt met het belang van het kind. De rechter moet alle omstandigheden mee laten wegen en dat kan betekenen dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind (Hoge Raad, 25 april 2008, LJN: BC5901).
4.5
De Hoge Raad heeft bepaald waar de rechter onder andere naar moet kijken bij een verzoek tot verhuizing. Dat is bijvoorbeeld (HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901 en HR 24 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:487):
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarigen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarigen op een zelfde contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg en de extra kosten die hiermee gemoeid zijn na de verhuizing;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarigen en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarigen, hun mening en de mate waarin de minderjarigen geworteld zijn in hun omgeving of juist extra gewend zijn aan verhuizingen;
- het belang van de ene ouder om te kunnen verhuizen en elders een toekomst op te bouwen;
- het belang van de andere ouder dat hij/zij op dezelfde manier voor de minderjarigen kan blijven zorgen.
De rechter hoeft alleen naar die punten te kijken, die op het verzoek van toepassing zijn.
Oordeel van de rechtbank
4.6
De vrouw heeft het recht om te kiezen waar zij woont en om een nieuw leven op te bouwen. Omdat zij met de man een kind heeft, moet ze bij haar beslissing ook rekening houden met hun belangen. Dat betekent dat de vrijheid van de vrouw om keuzes te maken, kan worden beperkt. Dit moet dan in de wet staan en een voorwaarde daarvoor is dat die beperkte keuzemogelijkheid nodig is om de rechten en vrijheden van anderen te kunnen beschermen. In dit geval hebben de man en de vrouw samen het gezag over [minderjarige] . Er is een structurele contactregeling tussen de man en [minderjarige] . Om dat contact te beschermen, kan de vrijheid van de vrouw om te kiezen voor een verhuizing worden beperkt.
4.7
De rechtbank zal de vrouw vervangende toestemming verlenen voor een verhuizing met [minderjarige] naar [plaats 1] en om hem in te schrijven in de BRP in [plaats 1] . De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Naar de rechtbank begrijpt, zijn de bezwaren van de man tegen de verhuizing uitsluitend ingegeven door de zorgen die hij heeft over de (toekomstige) thuissituatie van [minderjarige] in [plaats 1] . De vrouw heeft die bezwaren echter gemotiveerd betwist en door de man is niet concreet, onderbouwd met stukken en voorbeelden, aangegeven waaruit blijkt van risico’s in de (toekomstige) thuissituatie van [minderjarige] samen met de vrouw en haar partner in [plaats 1] . Ook tijdens de speltherapie is niet gebleken dat er zorgen zijn over [minderjarige] en evenmin zijn er signalen gekomen van de school van [minderjarige] . De rechtbank deelt de zorgen van de man daarom niet. Het advies van de Raad aan partijen om de zaken die tussen hen spelen (op tijd) met elkaar te bespreken om te voorkomen dat er in de toekomst mogelijk wél zorgen ontstaan, vindt de rechtbank zinvol. Het is niet in het belang van [minderjarige] als hij bij één of beide ouders het gevoel heeft dat hij niet vrijuit kan spreken. Voor zover de man betoogt dat hij niet of onvoldoende is gekend en meegenomen in de besluitvorming met betrekking tot de verhuizing, constateert de rechtbank dat uit de door de vrouw overgelegde stukken blijkt dat zij de man in mei 2024 al heeft geïnformeerd over de verhuizing en hem heeft verzocht om aan te geven op welke dagen hij beschikbaar is voor een rondleiding op een nieuwe basisschool. Omdat een antwoord op de vraag over de verhuizing en de inschrijving op een basisschool uitbleef, heeft de vrouw de man nog een aantal keren middels berichten via Whatsapp een herinnering gestuurd, maar ook toen bleef een inhoudelijke reactie uit. De verhuizing is verder – hoewel niet concreet – al een aantal jaren geleden besproken in het traject bij Sterk Huis. Het verslag van Sterk Huis van 16 maart 2021 vermeldt dat de vrouw heeft voorgelegd dat zij een relatie heeft en dat zij in de toekomst naar de omgeving van [plaats 2] wenst te verhuizen, waarna de man heeft bevestigd dat hij hier geen probleem mee heeft. De stelling van de man dat hij niet of onvoldoende is geïnformeerd, volgt de rechtbank daarom evenmin. Nu de verhuizing naar [plaats 1] feitelijk tot een kortere reisafstand en lagere reiskosten leidt, zal de verhuizing niet leiden tot minder contact tussen de man en [minderjarige] , en ziet de rechtbank ook hier niet dat de belangen van [minderjarige] of de man door de verhuizing worden geschaad. Het is zelfs in het belang van [minderjarige] dat hij minder lang hoeft te reizen naar en van de man.
4.8
Aangezien de man tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat hij, als de rechtbank de vrouw toestemming geeft voor de verhuizing, geen bezwaren heeft tegen inschrijving van [minderjarige] aan de [basisschool] en gelet op de eerdere weinig actieve houding van de man aangaande de voorgenomen verhuizing, zal de rechtbank ook dat verzoek van de vrouw toewijzen.
Proceskosten
4.9
Omdat partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de zaak over hun kind gaat, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.1
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de vrouw. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
geeft aan de vrouw – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man – toestemming om met [minderjarige] te verhuizen naar [plaats 1] en hem aldaar in te schrijven in de BRP;
5.2
geeft aan de vrouw – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man – toestemming om [minderjarige] in te schrijven in [basisschool] te [plaats 1] ;
5.3
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Combee, Phillips en Jurkovich, en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2024 in aanwezigheid van mr. Snatersen, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.