ECLI:NL:RBZWB:2024:8338

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
C/02/427109 / FA RK 24-4522
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige zorgregeling voor minderjarige na verzoek om wijziging co-ouderschapsregeling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 29 november 2024 een voorlopige zorgregeling vastgesteld voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], die geboren is op [geboortedag] 2009. De ouders van [minderjarige] zijn gescheiden en hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag. [minderjarige] heeft via een informele rechtsingang de kinderrechter verzocht om te bepalen dat hij bij zijn vader wil wonen, in plaats van de huidige co-ouderschapsregeling. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 november 2024 hebben beide ouders hun zorgen geuit over de situatie van [minderjarige]. De moeder heeft aangegeven dat zij openstaat voor een wijziging van de zorgregeling, terwijl de vader bevestigt dat [minderjarige] zich beter voelt bij hem. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] zich niet prettig voelt bij zijn moeder en dat er behoefte is aan verandering. De ouders hebben afgesproken dat [minderjarige] voorlopig volledig bij de vader zal wonen, met wekelijkse contactmomenten met de moeder. De kinderrechter heeft de zaak aangehouden tot 20 mei 2025 om de voortgang te evalueren en verdere beslissingen te nemen over het verblijf van [minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
zaakgegevens: C/02/427109 / FA RK 24-4522
datum uitspraak: 29 november 2024
beschikking
in de zaak van
[minderjarige]
hierna te noemen [minderjarige] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2009
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
en
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van het geding

1.1
Dit blijkt uit het volgende stuk:
- het e-mailbericht van [minderjarige] van 30 september 2024.
1.2
De kinderrechter heeft op 16 oktober 2024 gesproken met [minderjarige] over zijn
e-mailbericht.
1.3
Op 18 november 2024 heeft, met gesloten deuren, de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij zijn verschenen en gehoord de ouders.

2.De feiten

2.1
De ouders zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit dit huwelijk is [minderjarige] geboren.
2.2
Bij beschikking van deze rechtbank van 18 juli 2016 is de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken. Deze beschikking is op 27 juli 2016 ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.3
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.4
De ouders hebben op 5 juni 2016 een ouderschapsplan opgesteld. Dit plan is gehecht aan de echtscheidingsbeschikking en maakt daar onderdeel van uit. In dit plan is bepaald dat [minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft.
Op dit moment is sprake van een co-ouderschapsregeling waarbij [minderjarige] (samen met zijn oudere broer [naam] ) de ene week vanaf vrijdagavond tot de volgende vrijdagavond bij de moeder verblijft en de andere week vanaf vrijdagavond tot de volgende vrijdagavond bij de vader.

3.De vraag

3.1
Ter beoordeling ligt voor de vraag van [minderjarige] om te bepalen dat hij bij zijn vader woont. Hij wil niet langer de co-ouderschapsregeling.

4.De beoordeling

4.1
[minderjarige] heeft de kinderrechter een vraag gesteld via de zogenaamde ‘informele rechtsingang’. Dat betekent dat [minderjarige] de kinderrechter vraagt om ambtshalve een beslissing te geven over wijziging van de co-ouderschapsregeling. Ambtshalve betekent dat er geen officieel formeel verzoek is gedaan. [minderjarige] kan zo’n officieel verzoek ook niet zelfstandig indienen. Hij heeft als minderjarige namelijk geen formele eigen rechtsingang.
4.2
Op grond van artikel 1:253a juncto artikel 1:377g van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, indien haar blijkt dat de minderjarigen van twaalf jaar of ouder hierop prijst stelt, ambtshalve een beslissing geven terzake het (hoofd)verblijf van een minderjarige bij (een van) de ouders en het contact met (één van) de ouders.
4.3
[minderjarige] heeft in zijn e-mailbericht en tijdens het gesprek met de kinderrechter, samengevat, aangegeven dat hij zich niet fijn en prettig voelt bij zijn moeder. [minderjarige] raakt geïrriteerd door zijn moeder en sluit beter aan bij zijn vader. Dit speelt al enkele jaren, en hierin is geen verbetering gekomen. Integendeel, de irritaties van [minderjarige] zijn alleen maar toegenomen. Als [minderjarige] bij zijn moeder is zit hij met name op zijn kamer. Hij komt alleen naar beneden om te eten. In de zomervakantie is [minderjarige] vier weken bij zijn vader geweest. Deze vier weken heeft [minderjarige] als erg prettig ervaren en hebben hem nog duidelijker gemaakt dat hij volledig bij zijn vader wil wonen.
4.4
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat zij en haar oudste zoon [naam] veel met elkaar hebben gebotst. [minderjarige] heeft hier veel van meegekregen. Aan de moeder en [naam] en [minderjarige] is destijds ook hulp geboden vanuit de gemeente, maar beide jongens stonden hiervoor niet open. Ook de moeder had in deze hulpverlening weinig vertrouwen. Sinds een jaar is het rustiger geworden in huis bij de moeder. Er zijn onderling minder ruzies en botsingen. De moeder kan de brief van [minderjarige] daarom ook niet goed plaatsen. Wel merkt de moeder dat [minderjarige] zich voor haar afsluit. Als [minderjarige] bij haar is, zit hij veel op zijn kamer. Hij wil geen activiteiten met de moeder ondernemen en staat nagenoeg niet open voor gesprekken. Dit doet de moeder veel verdriet. De moeder ziet dat [minderjarige] zich niet fijn en blij voelt wanneer hij bij haar is. Op persoonlijk vlak speelt er op dit moment veel bij de moeder. Sinds april 2024 heeft zij last van een burn-out waardoor haar energie beperkt is. De moeder sluit niet uit dat [minderjarige] daarvan ook last heeft. De moeder staat, in het belang van [minderjarige] , open voor een wijziging van de zorgregeling, waarbij [minderjarige] meer bij de vader zal verblijven. De moeder hoopt dat dit [minderjarige] rust gaat geven en daarmee ruimte om te werken aan een verbetering van de onderlinge band. De moeder staat hierin open voor hulpverlening vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), ook om te werken aan een verbetering van de communicatie en samenwerking tussen haar en de vader.
4.5
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat hetgeen [minderjarige] bij de kinderrechter heeft aangegeven voor hem niet onbekend is. [minderjarige] is niet graag bij de moeder, onder meer omdat de moeder vaak zichzelf centraal stelt waardoor er voor [minderjarige] weinig ruimte is. Op de vrijdagavond vindt [minderjarige] het lastig om te wisselen van de vader naar de moeder. Ook lijkt [minderjarige] te blokkeren in de week dat hij bij de moeder is. Hij heeft dan nergens zin in en heeft moeite om met school bezig te zijn, terwijl [minderjarige] bij de vader juist heel actief is en zich beter lijkt te kunnen concentreren op school. De vader sluit niet uit dat [minderjarige] door alle ruzies die in het verleden hebben plaatsgevonden tussen de ouders, tussen de moeder en [naam] en tussen de moeder en derden mogelijk een trauma heeft opgelopen. De vader ziet dat de moeder haar best doet om de situatie te verbeteren, maar dit kost tijd en [minderjarige] heeft veel meegemaakt. De vader staat ook open voor een wijziging van de zorgregeling, waardoor [minderjarige] meer bij hem zal zijn. Wel vindt de vader het belangrijk dat [minderjarige] contact heeft en blijft hebben met de moeder. De vader hoopt dat de band tussen [minderjarige] en de moeder gaat verbeteren. Hij gunt dit [minderjarige] en de moeder. Ook de vader wil zijn medewerking verlenen aan hulpverlening vanuit het CJG. Belangrijk is dat [minderjarige] weer lekker in zijn vel komt te zitten.
4.6
De kinderrechter stelt vast dat [minderjarige] op dit moment vastloopt bij zijn moeder. Als [minderjarige] bij zijn moeder is zit hij veelal op zijn kamer en ontloopt hij het contact met zijn moeder. Ook laat [minderjarige] tijdens zijn verblijf bij de moeder passief gedrag zien. Hij komt tot weinig en heeft moeite om zich te focussen op school en andere activiteiten. Dit is niet goed voor de ontwikkeling van [minderjarige] , en belangrijk is dan ook dat hierin verandering gaat komen. Beide ouders erkennen dit en staan open voor een wijziging van de zorgregeling waarbij [minderjarige] meer bij de vader gaat zijn, in de hoop dat dit [minderjarige] rust zal geven, om vervolgens vanuit rust en ruimte te kunnen gaan werken aan een verbetering van de relatie met de moeder. In overleg met de ouders, is de kinderrechter met de ouders tot de volgende afspraken gekomen:
- [minderjarige] verblijft met ingang van heden volledig bij de vader;
- [minderjarige] en de moeder hebben elke week op maandag vanuit school tot 20:00 uur en op donderdag vanuit school tot 20:00 uur contact met elkaar, en om de week op een zondag waarbij de moeder en [minderjarige] een activiteit met elkaar gaan ondernemen, waarbij het tijdstip van de omgang en de activiteit in onderling overleg tussen de ouders en [minderjarige] nader wordt bepaald;
- Inze blijft niet bij de moeder slapen, maar mag dat wel als hij daaraan behoefte zou hebben. Hierin krijgt [minderjarige] zelf de regie.
De afspraken gelden voorlopig en worden over ongeveer een half jaar geëvalueerd.
4.6
Daarnaast adviseert de kinderrechter de ouders, zoals besproken tijdens de mondelinge behandeling, om contact op te nemen met het CJG voor het inzetten van hulpverlening. Belangrijk is dat er gewerkt gaat worden aan een verbetering van de relatie tussen de moeder en [minderjarige] en aan een verbetering van de samenwerking en communicatie tussen de ouders onderling. Daarnaast dient er individuele hulpverlening voor [minderjarige] ingezet te worden om zijn welzijn te bevorderen. [minderjarige] zit al langere tijd niet goed in zijn vel en dat staat zijn ontwikkeling in de weg. Mogelijk dient daarbij onderzoek te worden verricht of bij [minderjarige] sprake is van trauma vanwege de vele ruzies waarvan [minderjarige] getuige is geweest dan wel onderdeel is geweest.
Beide ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling aangegeven open te staan voor hulpverlening vanuit het CJG en bereid te zijn het CJG hiervoor te benaderen.
4.7
De kinderrechter zal gezien de overeengekomen afspraken weergegeven onder rechtsoverweging 4.5 op dit moment nog geen definitieve beslissing nemen over het (hoofd)verblijf van [minderjarige] en het contact met zijn moeder. Zij zal de vraag van [minderjarige] aanhouden voor de duur van zes maanden, namelijk tot dinsdag 20 mei 2025 (dit is geen zittingsdatum maar een pro forma datum). De griffier van de rechtbank zal worden verzocht om [minderjarige] uiterlijk op die datum opnieuw uit te nodigen voor een gesprek met de kinderrechter en, daarop volgend, de ouders uit te nodigen voor een nadere mondelinge behandeling. Tijdens het gesprek met de kinderrechter en de nadere mondelinge behandeling zal onder meer besproken worden hoe het met [minderjarige] gaat, hoe het verblijf van [minderjarige] bij de vader en het contact met de moeder is verlopen, welke hulpverlening er is ingezet, en of [minderjarige] zijn vraag nog handhaaft en wat de visie van de ouders daarop is.
4.8
De kinderrechter acht het belangrijk dat [minderjarige] zelf ook een terugkoppeling krijgt van haar beslissing. Daarom zal in een aparte brief aan [minderjarige] kort worden uitgelegd wat de – voorlopige - beslissing is. De kinderrechter acht het van belang dat beide ouders op de hoogte zijn van de inhoud van de brief die [minderjarige] ontvangt. Vandaar dat de tekst van de brief hieronder wordt weergegeven:
Beste [minderjarige] ,
Op 16 oktober 2024 heb jij met de kinderrechter gesproken over jouw e-mailbericht die jij op 30 september 2024 aan de rechtbank hebt gestuurd. Je hebt toen aan de kinderrechter verteld dat jij bij jouw vader wil wonen en minder contact met jouw moeder wil. De kinderrechter vindt het heel knap dat je naar de rechtbank bent gekomen en met haar hebt gepraat. Na het gesprek met jou heeft de kinderrechter met jou afgesproken dat zij met jouw ouders zou gaan praten. Dat heeft zij gedaan op 18 november 2024. Jouw beide ouders zijn naar dit gesprek gekomen.
Ik wil je in deze brief graag vertellen welke afspraken jouw ouders, in overleg met de kinderrechter, hebben gemaakt.
Jouw beide ouders zien dat jij je bij jouw moeder niet fijn en prettig voelt. Zij maken zich hierover zorgen en willen graag dat jij je weer goed voelt zowel bij jouw vader als bij jouw moeder. Om jou rust te bieden, is besloten dat jij voorlopig volledig bij jouw vader gaat wonen. Wel is het belangrijk dat jij contact houdt met jouw moeder. Daarom is afgesproken dat jij elke week van maandag uit school tot 20:00 uur en donderdag uit school tot 20:00 uur contact hebt met jouw moeder en om de week op een zondag, waarbij jij met jouw moeder een activiteit gaat doen. Het tijdstip op zondag en wat jij precies met jouw moeder gaat ondernemen, zal in overleg tussen jou en jouw beide ouders worden bepaald. Jij bent niet verplicht om in het huis van je moeder te gaan slapen, maar dat betekent niet dat dat niet mag. Jij mag dit zelf beslissen.
Daarnaast heeft de kinderrechter aan jouw ouders geadviseerd om contact op te nemen met het Centrum voor Jeugd en Gezin (hierna: CJG) voor het inzetten van hulpverlening. De kinderrechter vindt het belangrijk dat jij beter in je vel komt te zitten en dat de relatie tussen jou en je moeder verbetert. Ook vindt de kinderrechter het belangrijk dat de communicatie en samenwerking tussen jouw beide ouders gaat verbeteren. Jouw ouders hebben aangegeven open te staan voor hulpverlening en dat zij het CJG hiervoor zullen benaderen.
De kinderrechter zal op dit moment nog geen definitieve beslissing nemen op jouw vraag gezien de afspraken die met jouw ouders zijn gemaakt. De kinderrechter wil graag op de hoogte blijven van het verloop daarvan. De zaak zal daarom voor zes maanden worden aangehouden, namelijk tot dinsdag 20 mei 2025. Let op, dit is geen zittingsdatum maar een pro forma datum. Dat betekent dat je rond die datum een brief zal krijgen van de rechtbank met daarin een uitnodiging voor weer een gesprek met de kinderrechter. Tijdens dit gesprek kun je aan de kinderrechter vertellen hoe het met je gaat en hoe het contact tussen jou en je moeder verloopt. De kinderrechter vindt het fijn om persoonlijk met je te praten maar het is niet verplicht. Je mag ook weer een e-mail sturen. Daarna zal de kinderrechter jouw ouders opnieuw uitnodigen voor een gesprek en beslissen hoe het verder zal gaan.
Mocht je vragen hebben, dan mag je mij e-mailen of bellen.
Met vriendelijke groet,
De griffier
Snatersen

6.De beslissing

De kinderrechter:
houdt de behandeling van de vraag van [minderjarige] aan tot
dinsdag 20 mei 2025 pro forma;
verzoekt de griffier van de rechtbank om uiterlijk op die datum [minderjarige] opnieuw uit te nodigen voor een kindgesprek met de kinderrechter (mr. Van Triest) en, daarop volgend, de ouders uit te nodigen voor een nadere mondelinge behandeling;
behoudt zich verder iedere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Triest, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2024 in tegenwoordigheid van mr. Snatersen, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van de rechtbank Breda.