ECLI:NL:RBZWB:2024:8356

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
24/7957
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door UWV op Wajong aanvraag

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 22 januari 2024 tegen het besluit van 12 december 2023. Dit besluit betreft een afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, omdat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn was verstreken voordat eiseres het UWV op 3 juli 2024 in gebreke heeft gesteld. Aangezien het UWV nog geen nieuw besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het UWV dit alsnog moet doen binnen een termijn van vier maanden. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 437,50, omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend. De uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, en openbaar gemaakt op 12 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/7957

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Jansen),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,het UWV.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 22 januari 2024 tegen het besluit van 12 december 2023. Dit besluit betreft een afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep kennelijk gegrond?
3. Het beroep is kennelijk gegrond. Eiseres heeft het bezwaarschrift ingediend op 22 januari 2024. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn was verstreken voordat eiseres het UWV op 3 juli 2024 in gebreke heeft gesteld. Sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.

Welke beslistermijn wordt aan het UWV opgelegd?

4. Omdat het UWV nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het UWV dit alsnog moet doen.
4.1.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het UWV dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven of een andere voorziening treffen. In het verweerschrift van 13 september 2024 heeft het UWV aangegeven dat er vanwege een beperkte capaciteit aan verzekeringsartsen een achterstand is opgelopen. Het UWV kan niet aangeven wanneer zij op het bezwaar van eiseres kan beslissen.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank moet een termijn recht doen aan de reële mogelijkheden om op het bezwaar te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen. Een langere termijn dan twee weken acht de rechtbank in dit geval aangewezen vanwege het belang van een zorgvuldige heroverweging. In dit geval acht de rechtbank het redelijk dat het UWV vier maanden de tijd krijgt de beslissing op bezwaar te nemen.
Welke dwangsom wordt aan het UWV opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat het UWV een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het UWV. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, het UWV de onder 4.2. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het UWV de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 437,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het UWV op binnen vier maanden na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat het UWV aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.M.A. Vissers-van Es griffier, op 12 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.