ECLI:NL:RBZWB:2024:8414
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzuimboete opgelegd aan belanghebbende inzake inkomstenbelasting voor het jaar 2018
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 december 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen een verzuimboete die is opgelegd bij de aanslag inkomstenbelasting/premieheffing (IB/PVV) voor het jaar 2018 beoordeeld. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 30 oktober 2024, waarbij belanghebbende aanwezig was, evenals de inspecteur vertegenwoordigd door mr. [inspecteur 1] en mr. drs. [inspecteur 2].
Belanghebbende, die de Braziliaanse nationaliteit heeft, heeft aangifte IB/PVV voor het jaar 2018 te laat ingediend, namelijk op 30 oktober 2019, terwijl de deadline op 29 juli 2019 lag. Na een verzoek om ambtshalve vernietiging van de boete op 23 december 2021, heeft de inspecteur dit verzoek afgewezen. De rechtbank overweegt dat belanghebbende in verzuim was en dat dit voldoende reden is voor het opleggen van een verzuimboete, tenzij zij kan aantonen dat er sprake is van 'afwezigheid van alle schuld' (avas).
De rechtbank erkent de moeilijke omstandigheden van belanghebbende, waaronder haar verblijf in Brazilië bij een zieke moeder en haar mentale gezondheidsproblemen. Echter, de rechtbank is van mening dat belanghebbende in redelijkheid maatregelen had moeten treffen om ervoor te zorgen dat haar post werd doorgestuurd, zodat zij aan haar fiscale verplichtingen kon voldoen. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van avas en dat de boete terecht is opgelegd. De rechtbank merkt op dat de redelijke termijn voor berechting is overschreden, maar dit leidt niet tot vermindering van de boete. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond.